“Als je iemand tegenkomt die non-binair is en diegene wil dat je naar diegene verwijst met ‘hen’, dan moet je dat gewoon doen.”
“Je doet het zelf niet eens”, zeg ik.
“Wat?”
“Je doet het zelf niet eens”, herhaal ik.
“Hoe bedoel je?”
“Je had moeten zeggen: ‘Als je iemand tegenkomt die non-binair is en hen wil dat je naar hen verwijst met ‘hen’, dan moet je dat gewoon doen.’”
Wat ik maar wil zeggen, is dat het helemaal niet zo gemakkelijk is om ineens een persoonlijk voornaamwoord in gebruik te nemen voor een groepje individuen waarvoor tot voor kort geen apart voornaamwoord bestond. Voornaamwoorden zijn in de loop der tijd gereduceerde, kleine woorden. Ze heten voornaamwoorden of pronomina omdat ze in de plaats komen van naamwoorden, nomina, zodat je niet steeds beschrijvende termen hoeft te herhalen, maar snel, kort, gemakkelijk en vooral veelvuldig kunt verwijzen naar bekende referenten. Voornaamwoorden worden in talen dan ook heel frequent, automatisch en onbewust gebruikt. Het valt niet mee om bewust een voornaamwoord te onderdrukken, maar het kan wel (denk aan “hun” als onderwerp in het Nederlands). Dat is een kwestie van wennen en oefenen. Maar het is misschien nog moeilijker om een nieuw voornaamwoord in gebruik te nemen, zeker wanneer je het niet zo vaak kunt gebruiken, zoals in dit geval.
Het lezen en interpreteren ervan gaat allicht beter. Toen de Volkskrant een paar jaar geleden “Hen houdt Duitsland een spiegel voor” kopte, dacht ik meteen aan hypercorrectie, omdat ik “Duitsland” interpreteerde als het subject en “hen” als indirect object, wat dan volgens de prescriptieve regels “hun” had moeten zijn. Maar “hen” bleek het subject van de zin te zijn en te verwijzen naar een non-binair persoon. Het is vrij abnormaal om in een krantenkop een persoonlijk voornaamwoord te gebruiken (“Hij/zij houdt Duitsland een spiegel voor”), maar in dit geval maakte het meteen duidelijk dat het artikel over een non-binair persoon ging. Sindsdien verschijnen er met enige regelmaat artikelen in de krant waarin “hen” wordt gebruikt om te verwijzen naar een non-binair persoon. Het Nederlands wijkt met deze specifieke keuze voor een non-binair voornaamwoord af van het Zweeds, waarin het nieuwe genderneutrale voornaamwoord “hen” sprekend lijkt op “hon” (hij) en “han” (zij). Bovendien wordt het hetzelfde uitgesproken als het Finse voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud “hän” dat geen geslacht uitdrukt. Het Nederlands doet het ook anders dan het Engels, waarin zogenaamd “singular they” grammaticaal gezien gewoon een meervoudig subject is, dat bovendien al in gebruik was om generiek te verwijzen, net als “them” voor een generiek object en “their” als generiek bezittelijk voornaamwoord.
Het lezen van een artikel waarin “hen” gebruikt wordt als enkelvoudig subject kost even moeite, al heb ik gemerkt dat ik er snel aan kan wennen. Mijn strategie is dan om “hen” als eigennaam te lezen, bijvoorbeeld: “Als Hen vertelt hoe het voor Hen was toen Hen ontdekte dat Hen non-binair was, zucht Hen even.” Een beetje ongemakkelijk, die herhaling van een naam, maar het werkt uitstekend om de zin zonder haperen te interpreteren. Alleen doet die naam me aan een collega denken van zo’n dertig jaar geleden. Ze was lang en dun, viel op oudere mannen en wilde absoluut niet fietsen, want daar zou ze dikke kuiten van krijgen. En toen we het een keer hadden over mannen die goed konden koken, riep ze vol afschuw uit: “Zouden jullie dan een man willen die kan koken? Zo’n Jan Hen!” Dat klonk zo hopeloos ouderwets dat we niet meer bijkwamen van het lachen. Het werden bij ons gevleugelde woorden.
Ronald V zegt
Waarom het Engels kopiëren en vertalen? Waarom niet creatief putten uit het taaleigene van het Nederlands? Waarom niet “gij” gebruiken als derde, neutrale, vorm naast “hij” en “zij”?
Ik zag mijn genderneutrale vriend en gij zei tot mij dat …
De G van “gij” is ook een mooie afkorting van “genderneutraal”.
G/m/v.
Helen zegt
‘gij’ is al een voornaamwoord van de tweede persoon.
Susanne Onel zegt
De Grote Van Dale geeft niet “Jan Hen’ maar simpelweg ‘janhen’. Met wel inderdaad die betekenis van een sullige man die huishoudelijke werkzaamheden verricht. (!) Daardoor herinnerde ik mij weer de uitspraak van wijlen mijn vader (geboren in 1908, Fries, en tot zijn veertigste in Friesland gewoond hebbend) altijd wanneer hij de vuilnisbak buiten ging zetten op de stoep voor de vuilnisophaalwagen: ‘Ik “mut” (moet) weer even janhinnen’. Het werkwoord ‘janhennen/janhinnen’ (is die i gewoon een ‘verbastering’ of een (stads)Friese variant van de e????) geeft Van Dale niet. Of niet meer?:-)!
Berthold van Maris zegt
Ik vind “die” en “diens” handiger voor het non-binaire gender want dat klinkt net even wat minder geforceerd en komt voort uit wat grammaticaal al voorhanden is (“die” is zowel mannelijk als vrouwelijk, toch?).
Dus: Die houdt Duitsland een spiegel voor.”
Helen zegt
Het zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord (of persoonlijk voornaamwoord) “die” kan inderdaad gebruikt worden voor mannen en vrouwen en ook generiek, maar het verwijst altijd naar het laatstgenoemde antecedent. Dus als je zegt “Er kwam een non-binair persoon het restaurant binnen en ook een vrouw. Die bestelde een salade”, dan verwijst “die” naar de vrouw (en niet naar de non-binaire persoon).
Idem voor het bezittelijk voornaamwoord “diens”. Als je zegt “Mark gaat dit jaar met Hans en z’n moeder op vakantie”, dan kan Mark met Marks moeder of met de moeder van Hans op vakantie gaan, maar als je zegt “Mark gaat dit jaar met Hans en diens moeder op vakantie”, dan gaat Mark met de moeder van Hans op vakantie (onafhankelijk van of Mark of Hans non-binair is of niet). “diens” is bovendien een mannelijke vorm (ik zou nooit “Marijke gaat met Margriet en diens moeder op vakantie” zeggen, maar wel “Marijke gaat met Margriet en die d’r moeder op vakantie”).