‘Gesnopen?!’ Dit woord roept bij mij onmiddellijk associaties op met boefjes uit stripboeken en feuilletons uit de jaren dertig en daarna, zoals de Zware Jongens uit de Donald Duck. Komt gesnopen voor ‘gesnapt’ inderdaad uit dergelijke teksten en hoe is de vorm ontstaan?
In het WNT wordt gesnopen niet genoemd en het ontbreekt ook in de elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND) en de Woordenbank van de Nederlandse Dialecten, dus het zal geen oorspronkelijke dialectvorm zijn. Volgens het Groene Boekje is gesnopen een tussenwerpsel. De nieuwste versie van Van Dale noemt het een schertsend bijvoeglijk naamwoord voor ‘gesnapt, begrepen’, en vermeldt het ook onder het werkwoord snappen als schertsend voltooid deelwoord naast gesnapt. De vraag dringt zich op: is gesnopen ontstaan als voltooid deelwoord of als tussenwerpsel? (De vermelding als bijvoeglijk naamwoord lijkt me een vergissing.) Kunnen de oudste citaten licht werpen op die vraag?
Voltooid deelwoord
In de historische kranten piekt gesnopen tussen de jaren dertig en vijftig van de twintigste eeuw, wat overeenkomt met mijn intuïtie, maar het eerste voorkomen dateert al uit eind negentiende eeuw. De oudste citaten komen uit Indonesische kranten. Zo staat in de humoristische schets ‘Theorie voor de recruten’ in het Bataviaasch Nieuwsblad van 18 april 1896: ‘Dit nu heet insubordinatie en wordt zwaar gestraft. Gesnopen?’ Dat de woordvorm aanvankelijk in Indonesische kranten voorkwam, kan een indicatie zijn dat de vorm is ontstaan onder Indonesiërs die Nederlands als tweede taal leerden en gesnopen gebruikten als voltooid deelwoord van snappen, omdat ze dat werkwoord ten onrechte beschouwden als een sterk werkwoord. De oorzaak kan echter ook trivialer zijn, namelijk dat redacteuren van Indonesische kranten wat vaker spreektaal opnamen dan hun Nederlandse collega’s. Want dat gesnopen een spreektaalvorm is, is al in de oudste citaten duidelijk.
Het is echter problematisch om gesnopen te zien als voltooid deelwoord bij snappen. Weliswaar worden sterke werkwoorden gekenmerkt door klinkerwisseling in de verleden tijd en het voltooid deelwoord, maar een klinkerpatroon met een a in de onbepaalde wijs en verleden tijd en een o in het onvoltooid deelwoord bestaat niet. En hoewel in de loop van de tijd diverse werkwoorden van een zwakke vervoeging zijn overgegaan naar een sterke, was die verandering nooit willekeurig maar gebeurde altijd naar analogie van een bestaand klinkerpatroon. Zo zijn sinds het Middelnederlands onder andere mijden, prijzen, schijnen, spijten en wijzen sterk geworden naar analogie van rijden (reed, gereden), hebben kluiven en stuiten zich gericht naar buigen (boog, gebogen), en hebben treffen en zenden zich aangepast aan helpen (holp, geholpen).
De vervoeging snappen – snapte – gesnopen kan dus niet zijn ontstaan naar analogie van een bestaand klinkerpatroon. Hoe dan wel? In dit verband is het interessant dat er meer gevallen bestaan waarin van een zwak werkwoord een onregelmatig voltooid deelwoord met -o- wordt gevormd. Voorbeelden zijn ik heb georven in plaats van geërfd, de muizen hebben alles opgevroten in plaats van opgevreten, hij heeft het cadeau omgerolen in plaats van omgeruild (zie hier voor nog enkele wat ongebruikelijkere voorbeelden). Die onregelmatige o-deelwoorden zijn telkens spreektaalvormen die gebruikt worden in plaats van de normale, regelmatige deelwoorden om een grappig effect te sorteren.
Het is denkbaar dat taalgebruikers uit vormen als georven en gevroten de ongeschreven regel hebben gedestilleerd dat een onregelmatig voltooid deelwoord op -o- een humoristische werking heeft, en conform die regel het voltooid deelwoord gesnopen hebben gevormd. Een bezwaar tegen deze verklaring is dat vormen als georven, gevroten en geroold wél passen bij bestaande klinkerpatronen van de sterke werkwoorden (zoals helpen en buigen), terwijl dat niet geldt voor gesnopen.
Tussenwerpsel
Dat gesnopen is ontstaan als onregelmatig voltooid deelwoord, is dus niet overtuigend aangetoond. Zou de vorm dan wellicht oorspronkelijk een tussenwerpsel zijn geweest? Daarvoor pleit in ieder geval het oudste citaat dat ik heb kunnen vinden. Dat oudste citaat staat in het Bataviaasch Nieuwsblad uit 1893 en luidt: ‘Gesnipt, gesnapt, gesnopen!’ Hier is gesnopen een tussenwerpsel en bovendien onderdeel van een langere verbinding, die de klinkerwisseling i – a – o vertoont. Zo’n langere verbinding wordt in de kranten vaker genoemd. Zo is in 1922 in een Nederlandse krant sprake van ‘Gesnapt, gesniept, gesnopen?’, terwijl een krant in 1924 hierop varieert: ‘Gesniept gesnapt gesnopen?’ En al eerder, in 1910, blijkt dat een onderwijzer de uitdrukking ‘snip, snap, gesnopen’ inzette als didactisch middel:
Was de uitlegging gegeven, dan vroeg de onderwijzer: snip, snap, gesnopen? En in koor werd dan daarmee ingestemd. […] Chaos is een moeilijk woord. Maar het is precies ’t zelfde als rommelzoodje. Onthoudt dat maar. Snip, snap, gesnopen? En het zachte koor viel weer in: snip, snap, gesnopen!
Slechts eenmaal, in 1895, lijkt er sprake te zijn van een voltooid deelwoord: ‘Ik heb gesnipt, gesnapt, of gesnopen’.
Het klinkerpatroon i – a – o komt vaker voor bij tussenwerpsels, vergelijk bim bam bom, tik tak tok, ding dang dong, pling plang plong. Dit worden allitererende of ablautende herhalingswoorden genoemd. Omdat de langere verbinding wat ouder is dan het enkele gesnopen, is het goed denkbaar dat gesnopen is losgemaakt uit de langere, allitererende verbinding gesnipt, gesnapt, gesnopen. Die langere verbinding zou dan zijn ontstaan vanuit de basisvorm gesnapt, waaraan volgens het vaste klinkerpatroon van allitererende herhalingswoorden voor het humoristische effect vormen met i en o werden toegevoegd. Omdat de vorm gesnopen mooi aansloot bij andere schertsende deelwoorden met o, zoals georven en gevroten, kon hij zich gemakkelijk loszingen uit de lange verbinding, en zowel de functie van tussenwerpsel als van voltooid deelwoord aannemen.
Terwijl het enkele gesnopen inmiddels zo bekend en frequent is dat het in de woordenboeken is opgenomen, geldt dat niet voor de langere verbindingen waaruit gesnopen waarschijnlijk is voortgekomen. Die zijn niet gestandaardiseerd maar ze vertonen variatie (gesnipt, gesnapt, gesnopen naast snip, snap, gesnopen en gesniept, gesnapt, gesnopen). Bovendien laten de corpora grote tijdshiaten zien: gesnipt, gesnapt, gesnopen komt in de kranten voor in de jaren 1893, 1982 en 1991 en wordt op internet nog steeds in moderne teksten gebruikt, terwijl snip, snap, gesnopen wordt vermeld in 1910 en 1981. De verbindingen zullen dus telkens opnieuw door een creatieveling zijn verzonnen. Eenzelfde creativiteit lag ten grondslag aan de titel van een radioprogramma uit 1964: ‘Snoepen… sniep… gesnopen, klankbeeld over de Nederlandse taal’. Helaas heb ik niets kunnen vinden over de inhoud van het programma of de bedenker van deze intrigerende naam. Ik houd me aanbevolen voor informatie daarover.
Robbert-Jan Henkes zegt
In het Deens luidt de olifant met de grote snuit-formule om een sprookje te eindigen “Snip snap snoode, nu er historien ude”. Misschien is een Nederlandse grappenmaker die Deens kende ooit met een verbastering begonnen, die vervolgens ingang vond.
Nicoline van der Sijs zegt
Ik kende dat Deens niet, grappig, is zelfde patroon, en zie ook de link van Marc hieronder met meer voorbeelden, ook in andere talen.
Marc Kregting zegt
Ligt het ook aan dit klinkerpatroon i – a – o dat de afgeleide ‘pief, paf, poef’ (Nederlandse, Engelse en Franse kindertaal) authentieker klinkt dan ‘pief, poef, paf’ (Vlaams rijmpje, recent liedje van Louis Flion)? Of tellen hier weer ongrijpbare regionale verschillen, zoals op deze site al betoogd: https://neerlandistiek.nl/2021/05/nogmaals-pief-poef-paf/ ?
Nicoline van der Sijs zegt
Leuk, was ik alweer vergeten maar is hetzelfde patroon.
freek van de velde zegt
Merk op dat ook sommige ablautende stamtijden van onverdachte sterke werkwoorden, bijvoorbeeld ‘binden’ (klasse III) van oudsher het i-a-o-patroon vertonen, omdat het preteritum in het enkelvoud een a had: binden – band.
Nicoline van der Sijs zegt
ja, ik realiseerde me dat, maar het tijdsverschil is iets van 4 eeuwen (toen verdween *vand, band* etc. als verleden tijd enkelvoud), dus dat kan volgens mij geen rol meer hebben gespeeld. Daarom had ik dat geschrapt. Was dat ten onrechte?
Robert Kruzdlo zegt
Lees ook: https://neerlandistiek.nl/2021/05/pief-poef-paf/
Gaston Dorren zegt
Enigszins terzijde: ik heb het idee dat ‘georven’ bij nogal wat sprekers in het geheel niet grappig bedoeld is, maar hun normale standaardvorm. Ik hoor het vaker, en ik ken in ieder geval één zeer hooggeletterde moedertaalspreker van mijn generatie voor wie dat geldt.
Nicoline van der Sijs zegt
-:)
Weia Reinboud zegt
Die link naar Onze Taal geeft deelwoorden, maar in mijn Hilversums plat uit de jaren vijftig hoorde er soms ook een sterke verleden tijd bij. En helemaal niet voor een komisch effect. Minilijstje:
Ruilen rool gerolen
Stuiten stoot gestoten (Verwarrend was dat wegens Stoten stootte gestoten)
Breken brook gebroken
Steken stook gestoken
jan4711 zegt
Het doet me denken aan mijn grootmoeder, die zei dat ze ‘brummels’ had ‘geploken’. Een zoektocht op internet bracht me bij een lijstje met woorden uit het dialect van Renswoude (https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Renswous). Mijn voorouders komen uit de regio rond Ede, dus dat zou een verklaring kunnen zijn.
peter van der graaf zegt
In de jaren tachtig verruilde ik als politieagent het Westland voor Bergen op Zoom. In een van de eerste aangiftes van mishandeling die ik opnam, vertelde het slachtoffer dat hij ‘in elkaar was geslogen’ en dat hij ‘daar niet om had gevrogen’. Het feit dat deze Marokkaanse man deze vervoegingen in zijn tweede taal had opgenomen, toont aan dat in het dagelijkse Bergse taalgebruik deze vervoegingen heel normaal waren en waarschijnlijk nog steeds zijn.
Nicoline van der Sijs zegt
Bedankt Gaston, Weia, Jan en Peter voor de mooie voorbeelden uit de praktijk.