Over hoe in de 17e eeuw de uitdrukking als men pitje bij paaltje brengt ‘als het erop aankomt’ gangbaar was, hoe een eeuw later als ’t pitje bij ‘t paaltje komt opkwam, hoe in de 19e eeuw zowel putje als puntje bij paaltje kwamen, en hoe puntje bij paaltje in de 20e eeuwhet pleit beslechtte.
Pitje bij paaltje
Het WNT vermeldt citaten met als puntje bij paaltje komt en varianten pas in de 19e en 20e eeuw. Maar de uitdrukking lijkt veel ouder te zijn. De oudste gedrukte versie van als men pitje bij paaltje brengt bevindt zich in Drie-weecksche t’ Saemenspraeck tot voorbereydinge voor des Heeren heylige Avondtmael, tusschen Lazarus, Maria ende Martha (1666, Franciscus Ridderus):
‘Martha: Ick neeme u dit niet quaelijck af / dat ghy my een dom-hooft noemt: ick bekenne gaerne / dat ick u lieden gauwigheydt niet wel begrijpen kan: dan seghje datje sondigh zijt / soo wel als andere / en alsmen pitje by paeltje brenght / dan weetje soo fijne en subtile distinctien en uytvluchten te maecken / dat de sondigheydt eyndelijck gheheel schijnt te verdwijnen’.
In 1682 kwam in Korte en bondige verhandeling van de voortteeling en ’t kinderbaren (Samuel Jansonius) een andere uitdrukking met paaltje voor, namelijk totsijn uyterste paaltje toe: ‘men scheyde hier noch soo nauw en als op een hayr het sout des lichaams van het suur; men weet den omloop des bloeds totsijn uyterste paaltje toe, en in al sijn veselen na te rekenen’. De betekenis lijkt hier te zijn: ‘geheel en al’.
Tegen het einde van de 17e eeuw kwam de uitdrukking van pitje tot paaltje voor, getuige onder andere een tweetal geschriften van Gerrit van Spaan. ‘Een van haar, die Maleits kende, verhaalde den ouden man van pitje tot paaltje haar wedervaren’ (De Aziaansche weg-wijzer, 1695) en ‘Is dat de man niet die u koe heeft? Ja, Heer, antwoorde de boer / en verhaalde de zaak van pitje tot paaltje’ (Beschrijvinge der Stad Rotterdam, 1698).
In 1704 keerde ook het oorspronkelijke voorzetsel by terug (niet met brenght, maar met komt): ‘maar als ’t pitje by ’t paaltje komt, dan zyn ’t scheetjes van een dood Paard, die stinken niet’ (Het koddig en vermakelyk leven van Louwtje van Zevenhuizen, Gerrit van Spaan).
De variant pitje bij paaltje stellen (De antwoorder, uitgave van de zevendedagsadventisten, 1792) heeft geen navolging gevonden: ‘om dat mijn geheugen mij dikwerf zeer ontrouw is, anders zou ik, zoo als men zegt, pitje bij paaltje stellen, en man en paard noemen’. Evenmin gold dat voor iets van pitje tot paaltje verhalen in het Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal (1858) vanHarrebomée.
Pitje is de ontronde vorm van putje, voorkomend langs de kust. De uitdrukking van pitje bij/tot paaltje is waarschijnlijk ontstaan in de Hollandse spreektaal; met zowel putje als paaltje zijn waarschijnlijk grenstekenen bedoeld: de grenzen van een gebied werden door putten (kuilen) en palen aangegeven (WNT put (I), Etymologiebank), in het Middelnederlands ook putten ende palen, puttepalen of pittepalen genoemd.
Puntje bij paaltje
In het periodiek Twee-maandelijke uittreksels (1702, Petrus Rabus) kwam de woordcombinatie puntje en paaltje voor ‘hoewel aangeduid in plaatsen, personen, namen, toenamen, puntje en paaltje’. Puntje is een volksetymologische verbastering van pitje/putje, omdat men de oorsprong van de uitdrukking niet meer herkende. In 1808 is sprake van paaltje of puntje: ‘de werkzaamheden voorttezetten, het paaltje of punt, waar uit hij de operatiën moet vervolgen, behoorlijk worde verzekerd’ (uit Instructie voor de géographische ingenieurs van het Depôt-generaal van oorlog).
In 1860 treffen we in het Nieuw Engelsch woordenboek van Servaas de Bruin de allereerste versie aan van als puntje bij paaltje komt: ‘als het op den nijper komt, als puntje bij paaltje komt; als het op stuk van zaken aankomt’. Gezien de toevoeging van de aanduiding ‘(pop.)’ betrof het volgens De Bruin populair taalgebruik. Niet veel later kwam de uitdrukking ook voor in de Kinder-Courant (1872-1873): ‘dat zulk een wakkere man, die langs steile sporten de maatschappijelijke ladder beklimt, meer lof verdient dan die lamlendige bluffertjes, welke zich heel wat verbeelden, maar als puntje bij paaltje komt, met hun handen geen weg weten’.
Putje bij paaltje
In de 19e eeuw werd de spreektaalvorm pitje verdrongen door de geaccepteerde standaardtaalvorm putje. In 1884 was er van als pitje bij paaltje komt nog een (laatste) levensteken (Janmaat in de Oost, P. Louwerse). In die eeuw kwamen putje en puntje naast elkaar voor. In 1868 verscheen een editie van het Nieuw Engelsch Woordenboek van De Bruin met als putje bij paaltje komt. Daarna nam De Bruin deze variant ook op in een Fransch woordenboek (1873) van zijn hand en in een nieuwe editie van zijn Nieuw Engelsch woordenboek (1883). In Volledige leercursus Engelsche taal (1874) schreef De Bruin in een voetnoot ‘als putje bij paaltje komt (zou de gemeene man zeggen)’. Een verhaspelde variant kwam voor in 1873: ‘maar als nu dat paaltje bij putje komt, dan krabbelen zij achteruit’ (Verslag der handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal).
Putje bleef populair in de eerste drie decennia van de 20e eeuw. Delpher levert meerdere vindplaatsen ervan op tussen 1917 en 1928. Daarna kreeg in Nederland de vorm puntje de overhand, al vermeldt de Dikke Van Dale nog steeds beide varianten. In Vlaanderen hield putje langer stand. Zo gebruikten eind 20e eeuw de schrijvers Hubert Lampo (1970) en Ward Ruyslinck (1978) beiden de uitdrukking als putje bij paaltje komt. De laatste twee vermeldingen ervan in Delpher komen voor in een artikel in het Rotterdamse dagblad Het Vrije Volk (1985) en in een artikel in het Zeeuws-Vlaamse Eilanden-nieuws (1991). Daarna komt alleen nog als puntje bij paaltje komt voor.
jandeputter zegt
De laatste ‘putje bij paaltje” vond ik in dagblad De Stem (Brabant en katholiek Zeeland) van 4 mei 1977. https://krantenbankzeeland.nl/issue/stm/1977-05-04/edition/null/page/3.
De vondst in Eilanden-nieuws, dat trouwens een streekblad is voor gereformeerd Goeree-Overflakkee staat in een taalpraatje als een voorbeeld van een uitdrukking die in de loop der tijden verbasterd is. Een zelfde soort stukje als bovenstaand artikel, dus: https://krantenbankzeeland.nl/issue/eni/1991-07-26/edition/null/page/9
BEN van BROEKHOVEN zegt
En Goeree-Overflakkee is dan weer een Zuid-Hollands eiland.
Het is altijd intrigerend – in ieder geval voor een ‘leek’ – om zo gedocumenteerd over de herkomst van zegswijzen e.d. te kunnen lezen.
Patrick Bassant zegt
Wordt de bewering dat ‘putje’ en ‘paaltje’ grenstekenen betreffen, niet wat dwarsgezeten door het citaat uit Korte en bondige verhandeling van de voortteeling en ’t kinderbaren (1682) dat hier ook wordt aangehaald: ‘men scheyde hier noch soo nauw en als op een hayr het sout des lichaams van het suur; men weet den omloop des bloeds totsijn uyterste paaltje toe, en in al sijn veselen na te rekenen’? Ik heb nog nooit van grenspalen met een bloedsomloop gehoord.
Kees van Reenen zegt
Bedoeld wordt: “tot zijn uiterste grenzen”. Misschien zou je nu zeggen: “tot in de puntjes”.