Weinig Nederlanders weten hoe lang de Franse overheid er alles aan heeft gedaan om de Nederlandse streektaal te dwarsbomen. Dat komt om te beginnen doordat weinig Nederlanders lijken te beseffen dat de noordwesthoek van Frankrijk ooit, eeuwen geleden, bij Vlaanderen hoorde, en dat daar dus dialecten gesproken werden die zeer sterk verwant zijn aan het West-Vlaams, en daarbij aan het Nederlands.
Dat is een intrigerende geschiedenis, en de Nederlands-Franse emeritus hoogleraar Jan Pekelder heeft hem heel helder opgeschreven in zijn nieuwe boek Verboden Vlaams te spreken, dat als ondertitel heeft ‘Het verhaal van een Nederlandse streektaal in Frankrijk’.
Aan die term ‘Nederlandse streektaal’ kleeft al meteen iets controversieels, zo laat Pekelder zelf zien. Hoewel er inmiddels nog maar weinig sprekers zijn van de oorspronkelijke taal, hebben degenen in de streek die zich voor een en ander interesseren opgedeeld in twee elkaar bestrijdende facties. Aan de ene kant heb je de particularisten, die niets van de term ‘Nederlands’ willen hebben, omdat ze alleen geïnteresseerd zijn in de eigen streektaal en vrezen dat deze zal worden opgeslokt door de Belgische Vlamingen en door de Nederlanders. Zij blokkeren op deze manier ook allerlei hulp die er uit het grotere gebied zou kunnen komen: nu moet het ‘Vlamsch’ het opnemen tegen het almachtige Frans.
Aan de andere kant heb je de ‘Heel-Nederlanders’ die juist vinden dat de Nederlandse standaardtaal een paar jaar geleden óók had moeten erkend toen Frankrijk, na vele eeuwen van onderdrukking, besloot een gebaar te maken naar de regionale talen. Maar deze mensen flirten volgens Pekelder af en toe met minder frisse gedachten zoals dat van een Groot-Nederland (waarin Nederland, België, Frans-Vlaanderen en soms ook delen van Duitsland) zouden moeten opgaan – als ze al niet dwepen met eerdere antisemitische Heel-Nederlanders zoals Jean-Marie Gantois (1904-1968). Op die manier drijven deze Heel-Nederlanders politiek gematigder lieden, ook weer volgens Pekelder, op het heilloze pad van het particularisme.
In zijn beschrijving van deze strijd kan Pekelder af en toe duidelijk zijn ergernis niet verbergen. Hij wijkt dan een beetje – niet storend, vind ik, maar wel opvallend – af van de neutralere toon die hij eerder in zijn boekje aanslaat. Met name de hoofdstukken waarin hij de eeuwen van Franse taalpolitiek uiteenzet, vind ik heel verhelderend en zeer goed geschreven.
Eeuwenlang heeft Frankrijk – of het nu door koningen geleid werd of door revolutionairen – er alles aan gedaan om alle regionale talen te laten verdwijnen. Er werd gedacht dat alle Franse kinderen op school Frans moesten leren, zodat ze allemaal gelijk aan elkaar zouden zijn en zodat iedereen deel zou hebben aan het ‘genie’ van de Franse taal. Waarschijnlijk nergens anders heerste die centralistische gedachte zo sterk – alle variatie moest verdwijnen, en taalwetenschappers leenden zich er soms ook toe om het belang van die variatie te erkennen:
De bekende historisch taalkundige Gaston Paris heeft een nieuwe politiek correcte geschiedenis van de Franse taal moeten bedenken. Aangezien er zogenaamd weinig systeem in de fonetische variatie van de Romaanse streektalen viel te ontdekken, was het volgens hem niet mogelijk taalgebieden per variant af te bakenen. Hij besloot dan ook dat er in wezen geen dialecten waren, maar slechts één taal: het Frans, en dus één taalgemeenschap, de Fransen en dus één natie: Frankrijk.
Ondertussen heeft dat voortdurende stampen effect gehad: de oorspronkelijke regionale talen zijn vrijwel uitgewist, en dat geldt zeker voor het Frans. Waar de Catalaanse en de Duitse regering de verwante talen aan de andere kant van de grens nog hebben gesteund, geldt dat niet sterk voor België en helemaal niet voor Nederland.
En zo zijn er nog slechts een paar mensen over die zich om de regionale taal bekreunen. En die praten niet met elkaar.
Jan Pekelder. Verboden Vlaams te spreken. Het verhaal van een Nederlandse streektaal in Frankrijk. Uitgeverij Lias, 2025.
Ik heb voor mijn propedeuse Frans nog het boek La Francophonie moeten bestuderen waarin Flamand wel als een van de minderheidstalen werd genoemd. Maar dat was in 1991 en het boek is van 1970. In 1995/96 was ik als taalassistente in Roubaix en het enige Nederlandse wat mij opviel, was “Je te prends avec”.
De streek waar Vlams gesproken wordt in Frankrijk kan onmogelijk de Noordwesthoek zijn, want dan zit men in Saint-Malo. Het gaat om het Hoge Noorden van Frankrijk, toch? Die vergissing kom ik vaker tegen dan mij lief is. Grevelingen is toch het Noorden, tegen de Westhoek in België, Vlaanderen aan.
Zie hier: https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans-Vlaanderen
En lees: Zuid-Vlaanderen afgestaan aan Frankrijk gelegen in de Franse Westhoek, Noordelijk Frankrijk. Westhoek français. Moest aan Yourcenar Marguérite denken : Frans-Vlaanderen en West-Vlaanderen.
Les pauvres Ch’ti et Ch’timi … Il faut les supporteren met force. Comme des Hugenotes d’origine Neêrlandais !
Weinig ondersteuning vanuit Nederland voor het Nederlands in Frankrijk…geldt dat eigenlijk niet ook voor het Nederlands in Nederland?
Wie meer wil weten over het Frans-Vlaams raad ik ook het boekje ‘Frans-Vlaams’ aan van Hugo Ryckeboer (+ de bibliografie aldaar), te vinden op het DBNL (Google DBNL Frans-Vlaams).