Op 19 december 2024 heb via Neerlandistiek gevraagd of lezers een enquête over hun woordenboekgebruik wilden invullen, en begin januari 2025 is die enquête verder verbreid via Taalpost. In totaal hebben 1424 personen de enquête ingevuld. Bijna 99% van hen antwoordde dat zij informatie over woorden zoeken, en wel op de eerste plaats de betekenis van een woord, op de tweede plaats de spelling en op de derde plaats de gebruiksmogelijkheden, bijvoorbeeld met welk werkwoord of voorzetsel een bepaald woord wordt gecombineerd.
De belangrijkste reden voor de enquête was dat ik wilde achterhalen welke informatiebronnen de voorkeur hebben: gedrukte of digitale, en door mensen geredigeerde of ongeredigeerde? Bovendien wilde ik weten of er in die voorkeur een generatieverschil bestaat. Nu hebben veel minder jongeren dan ouderen de enquête ingevuld – iets wat bij enquêtes helaas een algemeen veschijnsel is. Om een vergelijking mogelijk te maken heb ik daarom de absolute gegevens omgezet naar procentuele: per leeftijdscategorie heb ik het aantal personen dat een bepaalde informatiebron, bijvoorbeeld Woordenlijst.org, had aangevinkt gedeeld door het totale aantal invullers in die leeftijdscategorie.
De informanten konden meerdere bronnen aanvinken. Ze konden bovendien aangeven dat ze ook andere, in de vragenlijst genoemde naslagwerken raadpleegden. Hoewel die optie inderdaad werd gebruikt, leverde dit alleen incidenteel genoemde bronnen op: eenzelfde bron werd door één of hoogstens twee informanten vermeld. Die bronnen heb ik verder weggelaten. In de vragenlijst was ook het gedrukte Prisma-woordenboek vermeld, maar dat bleek nauwelijks te worden gebruikt, dus ook dat heb ik weggelaten.
Woordenboeken
Ik heb een onderscheid gemaakt tussen (door mensen geredigeerde) woordenboeken en andere digitale bronnen. Figuur 1 toont het aantal vermeldingen van de traditionele woordenboeken (gedrukt of digitaal, gratis of betaald). VD staat voor Van Dale.
Uit Figuur 1 blijkt dat mensen boven de 40 de voorkeur geven aan een gedrukte Dikke Van Dale (oranje), en dat dat woordenboek door de volgende generaties steeds minder wordt geraadpleegd. De betaalde Dikke Van Dale online (grijs) wordt niet heel vaak geraadpleegd: het meest door de generatie tussen 40 en 65, die het ongetwijfeld gebruikt in plaats van de gedrukte variant.
In alle leeftijdscategorieën zijn de gratis Van Dale online (een uitgeklede versie van de Dikke Van Dale; donkerblauw) en Woordenlijst.org (de officiële spellinglijst van de Nederlandse Taalunie; geel) het meest geraadpleegd – alleen mensen boven de 65 noemden vaker de gedrukte Van Dale en pas daarna deze twee bronnen. De generatie tussen 25 en 40 noemde voorts vaker dan de andere leeftijdscategorieën het ANW (het Algemeen Nederlands Woordenboek; lichtblauw) en de historische woordenboeken (beschikbaar op gtb.ivdnt.org; groen).
De conclusie is dat informanten vaker gratis online woordenboeken raadplegen dan gedrukte of betaalde online woordenboeken; dat geldt voor de oudere generatie en nog veel meer voor de generaties daarna.
Digitale bronnen
En hoe zit het met andere digitale informatiebronnen? In Figuur 2 staat hoeveel informanten zo’n bron noemden.

Uit Figuur 2 blijkt dat Google of een andere zoekmachine (donkerblauw) het vaakst gebruikt worden om een woord op te zoeken, vaker dan een (geredigeerd) woordenboek. Onder alle leeftijdscategorieën staat Wikipedia of Wiktionary (oranje) op de tweede plaats, alleen onder de jongsten voorbijgestreefd door ChatGPT of een ander taalmodel (grijs). ENSIE en in mindere mate de website van Onze Taal worden door alle leeftijden wel genoemd, maar relatief weinig.
Dat woordenboeken tegenwoordig vooral online worden geraadpleegd, zal niemand verbazen. Maar uit de twee figuren blijkt dat gebruikers zich voor informatie niet langer direct wenden tot de bekende woordenboeknamen, maar vaker hun zoekopdracht intikken in een zoekmachine, een door vrijwilligers bijgehouden bron als Wikipedia, of een taalmodel. Dat geldt voor alle leeftijdscategorieën, al is het taalmodel onder ouderen het minst genoemd.
De twee figuren laten zien dat de traditionele woordenboeken, geschreven door professionele lexicografen, op hun retour zijn en worden voorbijgestreefd door zoekmachines en taalmodellen. Misschien was dit resultaat te verwachten, maar ik was zelf in ieder geval verbaasd over de snelle opkomst van taalmodellen onder álle leeftijdscategorieën. Het aantal informanten dat de enquête heeft ingevuld is natuurlijk slechts beperkt en bestaat uit mensen die geïnteresseerd zijn in de Nederlandse taal; ik vermoed dan ook dat onder niet-invullers de percentages gebruikers van zoekmachines en taalmodellen nog hoger liggen.
Om te eindigen met een cliché: het zijn interessante tijden. Ik ben benieuwd of en hoe de traditionele woordenboeken zich in de toekomst online weten te handhaven, of dat we momenteel hun laatste stuiptrekkingen meemaken. Ik vrees het laatste, hoe pijnlijk dat ook is om te concluderen voor iemand die zich jarenlang met het heerlijke vak lexicografie heeft beziggehouden. Het valt echter niet te ontkennen: de woordenboekdefinities van taalmodellen als ChatGPT zijn verbluffend goed. Moeiteloos leveren de modellen definities in verschillende stijlen (formeel, informeel) en voor diverse doelgroepen (kinderen, laaggeletterden), en dat alles met een snelheid die mensen niet kunnen evenaren. Desgevraagd denkt ChatGPT zelf dat ‘de toekomst van woordenboeken waarschijnlijk meer dynamisch, toegankelijk en afgestemd op de persoonlijke behoeften en voorkeuren van de gebruiker zal zijn, met technologie die de kern van deze veranderingen zal vormen, en met interactieve elementen als audio, video’s en visuele hulpmiddelen’. Dat is geen gekke voorspelling…
Als wij met onze kleindochters (9 en 11) het fantastische spel Scrabble spelen, dan staat de Dikke van Dale steevast naast het speelbord. Het woordenboek is de scheidsrechter, zowel voor de spelling als voor de controle of het woord bestaat. Uiteraard is het gemeenschappelijk doel Opa te verslaan. De kleindochters raadplegen dan ook regelmatig het woordenboek.