Tijdens de HJ Schoo-lezing van afgelopen jaar trok Pieter Omtzigt de aandacht van de media door zich uit te spreken over het dalende geboortecijfer van Nederland. Hij betoogde het volgende:
(1) “Lage geboortecijfers hebben effecten. Ten eerste zullen arbeidsmigranten niet langer uit Polen komen want daar worden ook geen kinderen meer geboren, en het gaat trouwens economisch goed met Polen. De geopolitieke implicaties hiervan zijn moeilijk te onderschatten. Om een beeld te geven: in Ethiopië worden dit jaar meer kinderen geboren dan in alle zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie samen. Hetzelfde geldt voor de Democratische Republiek Congo, en voor Nigeria geldt dat daar twee keer zoveel kinderen geboren worden als in de hele Unie. Ik laat u raden wat dit betekent over twintig à dertig jaar.”
Deze uitspraak werd al snel als controversieel bestempeld. Op sociale media werd er gesproken van een hondenfluitje waarmee Omtzigt op subtiele wijze zou knipogen naar aanhangers van de omvolkingstheorie – een complottheorie die bepleit dat Westerse/witte samenlevingen moedwillig worden vervangen door niet-Westerse immigranten.
Een vermeend hondenfluitje dus (belangrijk om dit te benadrukken want we kunnen geen uitspraak doen over of Omtzigt het zo bedoelde). Maar wat zijn hondenfluitjes precies? Voor mijn masterscriptie deed ik onderzoek naar wat hondenfluitjes zijn en hoe ze werken. In deze blog ga ik in op die eerste vraag en ontkracht ik een paar populaire misvattingen.
De populaire definitie
Over het algemeen worden hondenfluitjes gedefinieerd als neutrale woorden of uitdrukkingen met een tweede, verborgen (vaak) controversiële betekenis die alleen door een bepaald deel van het publiek gehoord wordt. Net zoals een echte hondenfluit, produceert een taalkundig hondenfluitje dus een geluid dat alleen hoorbaar is voor diegenen die er gevoelig voor zijn.
Zodoende worden hondenfluitjes ingezet als een krachtig retorisch wapen waarmee sprekers (meestal politici) zo veel mogelijk steun kunnen verwerven voor hun standpunten. Met hondenfluitjes kun je namelijk zowel het gros van het publiek bereiken met een neutrale boodschap, terwijl je ook appelleert aan een specifieke doelgroep met een boodschap waar je liever niet expliciet voor uitkomt, bijvoorbeeld uit angst voor reputatieschade. Een politicus die openlijk de omvolkingstheorie omarmt zal immers snel worden gezien als complotdenkende racist en kan daardoor niet rekenen op een hoop steun van tegenhangers van deze theorie. Met een hondenfluitje kan een spreker dus (bijna) iedereen tevreden houden, waardoor de kans op retorisch succes wordt vergroot.
Toch gebeurt het weleens dat een hondenfluitje wordt gehoord door de verkeerde doelgroep, wat veelal leidt tot controverse in de media. Hondenfluitjes zijn hierop voorbereid: de dubbele betekenis geeft de spreker namelijk de mogelijkheid om de controversiële betekenis te ontkennen door terug te vallen op de neutrale betekenis. Dit deed Omtzigt ook toen hij kritiek kreeg over zijn uitspraak in (1); hij had immers eerder in zijn lezing expliciet aangegeven dat hij deze feiten enkel bedoelde als “neutrale vaststelling” om een inhoudelijk debat op gang te brengen over effectief beleid ter voorbereiding op de mogelijke gevolgen van een laag geboortecijfer.
Kort samengevat: hondenfluitjes zijn zogezegd uitdrukkingen met een tweede geheime betekenis, die overigens ook ontkend kan worden. Best duidelijk toch? Dat dacht ik ook, maar toen ik me ging verdiepen in hoe dit precies zou werken, bleek dit toch ingewikkelder te zijn. Dat begint bij de metafoor van het hondenfluitje.
De metaforische mismatch
Een echte hondenfluit produceert een geluid op een toonhoogte die voor mensen niet waarneembaar is maar wel voor honden. Een taalkundig hondenfluitje werkt net wat anders. Die produceert namelijk twee geluiden: de neutrale boodschap voor het algemene publiek, en de geheime boodschap voor een specifieke groep. Een echt hondenfluitje is alleen bedoeld voor honden, niet voor mensen, terwijl een taalkundig hondenfluitje gericht is aan meerdere toehoorders. Deze nuance wordt vaak achterwege gelaten maar is juist erg belangrijk.
Als we zo dicht mogelijk bij de metafoor willen blijven, zouden we het blazen op een taalkundig hondenfluitje moeten zien als praten in een codetaal, of een taal waarmee niet iedereen bekend is. Maar stel je voor dat twee vrienden midden in een gesprek met jou ineens in het Spaans gaan praten terwijl jij geen Spaans kan verstaan. Zou je dit zien als hondenfluitje? Waarschijnlijk niet, want jij hebt gelijk door dat zij iets zeggen wat jij niet kan begrijpen. De kracht van het taalkundige hondenfluitje zit juist in het feit dat er twee begrijpbare geluiden worden geproduceerd voor de verschillende doelgroepen. Door het algemene publiek zoet te houden met een neutrale boodschap, is de spreker namelijk beter in staat om onopgemerkt iets controversieels te communiceren naar de andere doelgroep.
De metafoor van een hondenfluitje sluit dus niet aan op de werkelijkheid van het fenomeen van een taalkundig hondenfluitje; het is een manke metafoor. Hoewel metaforen vaak handig zijn om abstracte ideeën begrijpelijk te maken, moeten we uitkijken dat de metafoor niet bepalend wordt voor ons begrip van het idee, wat hier dus wel het geval lijkt te zijn. Nu we daar bewust van zijn, blijf ik voor het gemak toch de term ‘hondenfluitje’ voorlopig gebruiken.
Is het wel een fluitje?
Door een definitie te baseren op een manke metafoor krijgen we een vertekend beeld van wat hondenfluitjes precies zijn. Dit was een belangrijke conclusie die ik trok toen ik me ging verdiepen in hoe het mogelijk is om de geheime betekenis van een hondenfluitje te horen. Want wat bleek: deze vraag kan niet worden beantwoord als je uitgaat van de hierboven genoemde definitie van een hondenfluitje als een woord of uitdrukking met een tweede verborgen betekenis. Deze definitie suggereert namelijk dat de geheime betekenis op een of andere manier verbonden is aan het specifieke taalgebruik van de spreker. Maar dit is niet zo. Deze betekenis kan namelijk ontkend worden, wat alleen mogelijk is als de uitdrukking in kwestie ook een neutraal bestaan heeft, dat wil zeggen dat het ook gebruikt kan worden zonder de verborgen betekenis te communiceren. Men kan bijvoorbeeld prima iets zeggen over een ‘laag geboortecijfer’ zonder dat dat geïnterpreteerd wordt als omvolkingsfluitje.
De betekenis van een hondenfluitje wordt niet simpelweg bepaald door het specifieke taalgebruik van de spreker, maar vooral door de context waarin een uitspraak wordt gedaan. In een lezing waarin een politieke leider bepaalde beleidsstandpunten verdedigt is het aannemelijker dat een uitspraak zoals (1) als hondenfluitje dient, dan wanneer een soortgelijke uitspraak wordt gedaan in de context van bijvoorbeeld een nieuwsbericht of een wetenschappelijk onderzoek. Het is dus best gek dat we een hondenfluitje definiëren als een bepaald woord of uitdrukking met een verborgen betekenis terwijl die betekenis niet zozeer afkomt van het specifieke woord of de specifieke uitdrukking.
Dit klinkt misschien heel abstract, maar dat is juist het punt. Een hondenfluitje is een abstract idee wat we, vanwege de manke metafoor, hebben gesimplificeerd tot een concreet iets (een woord wat je kan zien of horen). Deze denkfout wordt ook wel verdinglijking genoemd, en wordt vaak onbewust gemaakt om complexe dingen gemakkelijker te kunnen begrijpen. Maar in het geval van hondenfluitjes is dit erg misleidend.
Een hondenfluitje kan niet worden gezien als het fluitje zelf, dat wil zeggen als het middel waarmee een geheime betekenis wordt geproduceerd. In plaats daarvan beargumenteer ik in mijn scriptie dat een hondenfluitje juist gezien moet worden als het geheel van het blazen op een hondenfluitje.
Taalhandelingen
Taal wordt niet alleen gebruikt om informatie over te brengen, maar ook om handelingen uit te voeren met een bepaald doel voor ogen. Denk aan het doen van een belofte, het stellen van een vraag, of het bedanken van een ander. In feite is alles wat je doet met taal een zogenoemde taalhandeling. De taalhandeling die je uitvoert, hoeft echter niet gelijk te staan aan wat je letterlijk zegt. Neem het volgende voorbeeld:
(2) Context: Het raam staat open in de woonkamer.
Dochter: ‘Pap, het tocht hier.’
De vader zal gauw begrijpen dat zijn dochters uitspraak is bedoeld als een verzoek aan hem om het raam te sluiten, niet als een constatering over het klimaat in de woonkamer. Zo’n indirecte taalhandeling kan je als toehoorder begrijpen aan de hand van de context. Doordat de vader zich realiseert dat het raam open staat, dat zijn dochter waarschijnlijk ongemakkelijk is door de tocht, en dat haar uitspraak niet relevant is als een simpele constatering, kan hij afleiden dat zij haar uitspraak bedoelde als een verzoek waarmee de betekenis ‘Doe het raam dicht’ wordt gecommuniceerd.
Een taalhandeling is dus een kwestie van wat de spreker doet en niet zozeer van wat hij/zij zegt. De gecommuniceerde betekenis is het resultaat van een taalhandeling. Het hangt af van de context waarin een uitspraak wordt gedaan of het mogelijk is voor de spreker om, met die uitspraak, een bepaalde handeling te verrichten en daarbij een bepaalde betekenis te communiceren, ook zonder dat zijn/haar taalgebruik dit letterlijk uitdrukt, zoals we zagen in (2).
De betekenis van een hondenfluitje kunnen we ook zien als het resultaat van een taalhandeling die de spreker verricht, in plaats van een uitdrukking die de spreker gebruikt. Maar wat voor handeling is dat dan?
Het blazen op het fluitje
Zoals ik eerder schreef, worden hondenfluitjes ingezet door sprekers om zo veel mogelijk mensen te overtuigen van een standpunt. Dit gebeurt door verschillende ‘geluiden’ te produceren voor verschillende doelgroepen. Voor Omtzigts uitspraak in (1) geldt dat hij het publiek wilde overtuigen dat een laag geboortecijfer onwenselijk is, maar de verschillende doelgroepen ‘hoorden’ andere redenen hiervoor. Terwijl het algemene publiek een neutrale boodschap ontving over mogelijke (geopolitieke) implicaties van een laag geboortecijfer, konden aanhangers van de omvolkingstheorie zijn uitspraak interpreteren als een bevestiging van hun eigen angst om vervangen te worden door immigranten (als een dergelijk gevolg van een laag geboortecijfer).
Door te blazen op een hondenfluitje produceert een spreker dus meerdere betekenissen zodat ieder publiek de boodschap ontvangt die voor hen het meest aansprekend is. Een hondenfluitje zouden we dus kunnen definiëren als een taalhandeling waarmee de spreker probeert om meerdere doelgroepen tegelijkertijd van een standpunt te overtuigen, maar om verschillende redenen.
Doordat het taalgebruik niet centraal staat in deze definitie van een hondenfluitje, in tegenstelling tot de populaire definitie, is het gewaarborgd dat het algemene publiek ook iets hoort, en dat de verborgen betekenis van het hondenfluitje ontkend kan worden.
‘Wat moeten we hiermee?’ zal je misschien denken. Nou, nu hebben we een solide basis om te verklaren hoe hondenfluitjes werken, maar dat bewaar ik voor een volgende blog.
Boeiend betoog, maar geheel gezien vanuit de spreker. Alsof die, als retorisch middel, een hondenfluitje inzet. In mijn ervaring is het eerder een bepaald type luisteraar dat het hondenfluitje juist wel hoort en vervolgens de spreker ontmaskert als veel slechter dan deze zich voordoet.