“Deze schoenen bewaar ik in het magazijn, maar die liggen hier in de winkel.” Zo’n zin is in het dagelijks leven niet te begrijpen zonder dat de spreker wijst – met zijn vinger, met zijn wenkbrauwen of met zijn blik. Alleen is er iets vreemds aan de hand: het magazijn is waarschijnlijk verder weg dan de winkel, hoe kan hij dan naar de eerste verwijzen met deze en naar de andere met die?
Sterker nog, schrijft de Utrechtse semanticus Eddy Ruys in een nieuw artikel in het tijdschrift Linguistics and Philosophy, de spreker kan dat zelfs zeggen als hij niet wijst naar schoenen, maar naar lege schoenendozen.
Laten we eerst de schoenen nemen. De oplossing van het raadsel is dan: de verwijzing gaat niet naar hetgene waarnaar verwezen wordt, de concrete schoenen, maar om het soort schoenen: die liggen in het magazijn of in de winkel. Alleen wordt de keuze tussen deze en die kennelijk wel degelijk gemaakt aan de hand van de concrete exemplaren: deze schoenen liggen dichtbij (al worden ze normaliter in het magazijn bewaard) en die schoenen iets verder weg (zij worden normaliter in de winkel bewaard).
Blakende gezondheid
De schoenendozen laten zien dat je zelfs nog indirecter kunt verwijzen naar die schoenen. In dit geval bepaalt de fysieke locatie van de dozen de keuze tussen deze of die.
Zoiets werkt ook met andere verwijswoorden, zegt Ruys. Stel je de volgende situatie voor: er liggen twee mannelijke patiënten op een zaal. Ze zijn binnengekomen met dezelfde klachten maar door verschillende artsen op een verschillende manier behandeld. Je kunt dan naar een van de twee mannen wijzen en zeggen:
- Zij heeft het geweldig gedaan!
Het grammaticaal geslacht van het voornaamwoord verwijst dan niet naar de patiënt, maar naar de arts. Die laatste is misschien ook in de ruimte, maar je wijst niet rechtstreeks naar haar, maar naar het product van haar inspanningen: een patiënt in blakende gezondheid.
Onderling
Ruys bespreekt nog veel meer intrigerende vormen van verwijzing. Je wijst naar Anne die aan het dansen is, en zegt:
- Brigit kan ook zo dansen. En Charles kan trouwens ook zo dansen.
Je wijst hier naar een vrouw, maar je verwijst naar een manier van dansen. Nu kan hoe iemand danst op allerlei verschillende manieren worden begrepen. Anne kan bijvoorbeeld tegelijkertijd heel langzaam, heel soepel en heel Latijns-Amerikaans dansen. Toch kun je in de aangehaalde zinnen maar naar een van die manieren verwijzen. Het is raar om twee keer zo te zeggen als Birgit net zo langzaam danst als Anne en Charles net zo soepel, terwijl ze onderling op alle mogelijke manieren van elkaar verschillen.
Fysieke ruimte
Een laatste voorbeeld dat me intrigeert is het volgende. De spreker wijst naar een lege doos en zegt:
- De kat zit normaal gesproken hier.
Ook hier is de verwijzing op een bepaalde manier ambigu. Je wijst naar een bepaalde plaats in de geografische ruimte, maar ook naar de binnenkant van een doos. Meestal zal de luisteraar de zin vermoedelijk zo opvatten dat de kat meestal in de doos zit, ook als die doos zelf verplaatst wordt naar een ander deel van de kamer.
Toch verwijst dat hier ook in dat geval wel degelijk naar de huidige fysieke locatie van de doos. Dat kun je inzien als je nadenkt over een zin zoals:
- Gisteren zat de kat hier en niet daar.
Het idee is dat de spreker in dit geval verwijst naar twee lege dozen. Hier moet dan verwijzen naar de doos die nu dichterbij staat en daar naar de doos die nu verder weg is. Ook als de dozen gisteren, toen de kat erin zat, precies omgekeerd geplaatst waren is het gek om dan naar de doos die toen het dichtstbij was te verwijzen als hier.
Er zijn bij verwijzingen dus altijd twee zaken in het geding: datgene waarnaar vinger, wenkbrauwen of ogen concreet en fysiek verwijst, en datgene waarvoor dat punt in de fysieke ruimte eigenlijk staat. Allebei zijn belangrijk in de woordkeuze: de fysiek en de fysica bepalen het verschil tussen deze en die en hier en daar, maar datgene waarvoor dat staat bepaalt bijvoorbeeld het verschil tussen hij en zij.
Ruimte bepaling. Tijdsbepaling. Het vierde dimensie. In die orde dacht ik. En aan de beeldhouwer die een beeld uit steen hakt en tegelijk de ruimte er omheen. (Fysiek en leegte.) Deze discussie heb ik vaak met kunstenaars. Als wij uiteengaan, gaat ieder naar zijn eigen ruimte die wij onderling niet te kennen. Taal is een verwijzing naar elders dat we niet kennen en we weten dat het bestaat. Daarom hebben we gelukkig taalregels, ruimte en …tijd. ( En ruimte binnen de lijnen van een tekening.) Taal verwijst enkel naar haar eigen regels en de levendige veranderingen. Er is dus een magazijn waar álle mogelijke schoenen zijn opgeslagen. Daar.