Zelfs iemand zoals ik, die iedere sportbijlage in de kranten mijdt als de pest, kan het niet ontgaan dat er a new kid on the block is in de Nederlandse woordenschat, namelijk sterkhouder. Het kind blijkt trouwens al een puber, want op 28-4-2014 schreef een sportverslaggever in de Volkskrant: “Sterkhouder is een nieuw woord in het land, dat de laatste maanden ineens door heel veel mensen dagelijks wordt gebruikt. Geen ploeg kan nog zonder sterkhouders, geen enkel voetbalcommentaar. Het is wonderlijk hoe snel een woord uit het niets kan opduiken en zijn plek kan opeisen in het centrum van het voetbaldiscours, zonder dat de gebruikers ervan een spiertje vertrekken.”
Belgisch-Nederlands
De vorige alinea is pijnlijk neerlandocentrisch: het woord sterkhouder is in het Belgisch-Nederlands namelijk allang heel normaal. Pas recent is het echter de grens met Nederland overgestoken. Dat blijkt uit de Woordpeiler, die laat zien hoe vaak het woord sinds het jaar 2000 in het Corpus Hedendaags Nederlands voorkomt, uitgesplitst naar Belgisch-Nederlandse bronnen (rood) en Nederlands-Nederlandse bronnen (blauw). De Woordpeiler toont dat het woord gedurende de hele 21ste eeuw veelvuldig voorkomt in het Belgisch-Nederlands, terwijl het in het Nederlands-Nederlands inderdaad pas in 2014 zijn intree doet, en pas vanaf 2022 enigszins gesetteld raakt. Daarvoor zijn wellicht de talrijke Belgische voetballers en voetbalcoaches in de Nederlandse Eredivisie verantwoordelijk, denk aan coaches als Harm van Veldhoven, Stijn Vreven, Cartl Hoefkens en René Vandereycken.
In Belgische kranten wordt sterkhouder al genoemd in 1914, maar de betekenis is daar onduidelijk: er is sprake van zogenaamde ‘sterkhouders’ en ‘afrossers’ die betaald worden door stakingsleiders. Vanaf 1928 komt sterkhouder voor in de context van worstelwedstrijden. In 1939 werd zo’n worstelende sterkhouder in de Volksgazetals volgt uitgebeeld:
De journalist van dienst beschrijft in het artikel hoe een beroemde beroepsworstelaar op tournee gaat als zogenaamde “buitenwipper” om de strijd aan te binden met lokale worstelaars. Het beeldende buitenwipper is tegenwoordig synoniem aan wat in het Nederlands-Nederlands een uitsmijter heet, maar lijkt hier erop te duiden dat een outsider de competitie uitschakelt. Lyrisch beschrijft de journalist de heroïsche strijd van “onze Belgische stier” tegen de lokale kampioen, die hij siert met epitheta als “de gewestelijke Hercules”, “de kolos”, “de reus”, “de Golem” en “de Goliath”.
Strongman
In deze worstelaarscontext lijkt sterkhouder te staan voor ‘krachtpatser, sterke man’. Het doet denken aan het Engelse strongman, dat de Oxford English Dictionary (OED) omschrijft als ‘a man who performs feats of physical strength, esp. competitively or as a form of entertainment (as in a circus)’. Of sterkhouder in de Belgische kranten als leenvertaling van het Engels is ontstaan, is niet duidelijk en valt ook niet te bewijzen, al is de betekenisgelijkenis tussen het Engelse en het Vlaamse woord opvallend.
Het leenwoord strongman komt in ieder geval in Belgische kranten niet voor, terwijl het in Nederlandse kranten precies in deze periode voor het eerst opduikt (vanaf 1927), maar dan in de tweede betekenis die de OED van het woord vermeldt, namelijk ‘a dominating man; the man who exercises effective control of an organization; spec. a leader who exercises absolute political power, esp. one who rules by threats, force, or violence’. Zo spreken Nederlandse kranten over “[premier] Azana, de Spaansche strongman”, “generaal Saturdinon Cedillo, ex-minister van landbouw en de ‘strongman’ van San Luis Potosi”, en “kolonel Battista, Cuba’s ‘strong-man’”. Het Engelse woord strongman was dus niet onbekend in de Lage Landen.
Drijvende kracht
In de tweede helft van de twintigste eeuw krijgt sterkhouder in het Belgisch-Nederlands de betekenis ‘drijvende kracht, leider’, en ruimer ‘stabiele factor’, ‘sleutelfiguur’, ‘persoon die het verschil maakt’. Aanvankelijk werd het vooral gebruikt in sport en politiek, maar dat gebruik werd alras verruimd: “hij was een sterkhouder binnen het redactieteam”, “met de nieuwe sterkhouder doet de partij het fors beter in de peilingen”. Bovendien werd het woord in de 21e eeuw niet langer alleen toegepast op personen, maar ook op zaken: “De bevoorrading was een sterkhouder van het event” of “het toerisme in Limburg is een economische sterkhouder”. In Nederland komt sterkhouder vooralsnog uitsluitend voor als sportterm en heeft het alleen betrekking op personen.
De verschillende Belgisch-Nederlandse betekenissen zullen allemaal afgeleid zijn van een oorspronkelijke, letterlijke betekenis: ‘iemand die iets (een wedstrijdploeg, een organisatie, een vereniging) sterk houdt, die als sterke factor, als sterk element optreedt’. Deze betekenissen lijken niet logisch voort te vloeien uit de oudere ‘krachtpatser’-betekenis. Bovendien vertonen de beschikbare bronnen een fors tijdsgat: de betekenis ‘krachtpatser’ komt op zijn laatst voor in de Tweede Wereldoorlog, terwijl de moderne betekenis ‘drijvende kracht’ voor het eerst wordt genoteerd in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Dat hiaat in tijd kán natuurlijk het gevolg zijn van incomplete bronnen, maar het lijkt waarschijnlijker dat sterkhouder tweemaal met verschillende betekenis is gevormd (de eerste keer wellicht onder invloed van het Engelse strongman).
In 2009 nam de Dikke Van Dale sterkhouder op als ‘Belgisch-Nederlands’ woord. Inmiddels is die status terecht geschrapt: momenteel is het woord, in ieder geval als sportterm, Algemeen Nederlands. Ook Nederlandse bloggers viel het op dat sterkhouder als neologisme zijn intree in het Nederlands-Nederlands deed. Zij speculeren over de herkomst van het woord, en zoeken de herkomst in het Engels. Als potentiële bronwoorden noemen ze stronghold ‘bolwerk’ of stakeholder ‘belanghebbende’. Die Engelse woorden passen echter niet bij de betekenis van het Nederlandse sterkhouder. En niet álles wat nieuw is, komt uit het Engels: vlak onze zuiderburen niet uit!
Toen ik nog jong was (in de jaren vijftig en zestig) hoorde ik het woord “stijfhouder” regelmatig. Het werd in goedmoedig spottende vorm gebruikt voor bijvoorbeeld de jongste bediende of de junior firmant in een bedrijf: “Heren, mag ik u de stijfhouder van dit bedrijf, de heer Jansen, voorstellen.”
Serieus gebruik van het woord heb ik nooit gehoord maar het bestond wel. Na een tijd te zijn weggeweest kennelijk pas in 2014 terug als “sterkhouder”. Mogelijk om de seksuele connotatie, die stijf tegenwoordig al gauw heeft, te vermijden.
Beste Carel Paradies,
Misschien kunt u ook zeggen waar u in uw jonge jaren verbleef. Want het woord stijfhouder vind ik maar op beperkte plekken terug.
Zo is er een artikel uit het dagblad Suriname : koloniaal nieuws- en advertentieblad van 12 januari 1883
Hij heeft u zijn omstandigheden blootgelegd waaruit U geleerd heeft dat hetgeen hij verdient niet genoeg is voor hem en zijne familie, wier stijfhouder hij is. Ge weet van hem dat hij niet zwiert, maar liever bij zijn boeken zit – dat hij niet drinkt, anders als water.
En uit het tijdschrift De Tijdspiegel Jaargang 45
Het woord zelf mag door zijn vorm geen afkeer wekken, al erken ik, dat de klank van het ‘stief’ niet welluidend genoemd kan worden; volgens zijne afleiding steekt er volstrekt geen kwaad, veeleer veel goeds in. ’t Is toch oorspronkelijk ‘stijfmoeder’ geweest, en de spraakmakende gemeente wilde indertijd met dien naam te kennen geven: ‘Een gezin is door den dood der moeder verzwakt; het tweede huwelijk “stijft” het weder, dat is: geeft er weer de gewone kracht aan.’ Zoo noemde die spraakmakende gemeente voorheen den zoon, die thans ‘kostwinner eener weduwe’ heet, ‘stijfhouder van het gezin’. Maar misschien werken sommige ervaringen – meest onder onbeschaafden – en de mindere welluidendheid van het woord elkander in de hand, om het ‘stiefmoeder’ afkeerwekkend te maken.
Dit komt uit 1888.
Het zou ook heel goed kunnen dat het woord in uw jonge jaren helemaal niet spottend is gebruikt maar dat de heer Jansen al op jonge leeftijd zijn vader had verloren.
Uw bijzondere uitleg dat stijf een seksuele connotatie heeft en daarom aangepast is in sterk zegt misschien meer over hoe uw brein werkt dan dat u zou willen. Bezoek vooral niet deze link: https://woordenlijst.org/zoeken/?q=stijf*
Een buitenwipper is in de worstelsport vast iemand die zo sterk is dat hij iedere tegenstander uit de ring wipt.
Ik zou een sterkhouder niet in verband brengen met het Engelse ‘strongman’, Nicoline: de betekenis ‘drijvende kracht’, ‘leider’, ‘sleutelfiguur’ past gewoon beter bij de samenstellende delen ‘sterk’ en ‘houden’.
Dat een sterkhouder in oudere Vlaamse kranten staat voor ‘krachtpatser’ lijkt opmerkelijk: misschien zou daar nog eens nader naar gekeken moeten worden?
Beste Jos, ik heb alle vermeldingen van sterkhouder als krachtpatser in de Belgische kranten bekeken, dat kwam dus in een bepaalde periode herhaaldelijk voor. Wat je zegt over buitenwipper klopt, en idem over strongman: ik laat in het midden wat de relatie is met sterkhouder.
Misschien ligt de sleutel in de termen uit de stakingswereld. Je kunt speculeren dat afrossers en sterkhouders oorspronkelijk benamingen waren voor de mannetjesputters die werden ingezet tegen stakingsbrekers. Ik zal Pieter Daens er eens op naslaan.
Het plaatje uit de Volksgazet suggereert dat de term sterkhouder (met aanhalingstekens !) voor beoefenaars van de worstelsport een metoniem is.
Zie https://www.dbnl.org/tekst/anbe001lexi01_01/lvlw00053.php
Hopelijk werkt deze link, het is het oudste geval waar ik sterkhouder vond en de enige in vakbondscontext, over een proces tegen malversaties bij stakingen door de Zeemansbond: https://www.belgicapress.be/pageview.php?adv=0&all_q=sterkhouders&any_q=&exact_q=&none_q=&from_d=&to_d=&per_lang=&sig=JB809&lang=NL&per_type=0&per_sel=0&per=0a58c66c-425a-409f-87f5-0f34a9fb7fcd
Fascinerend materiaal, Nicoline. Bedankt. Het gaat om verslagen in een vakbondsblad van een proces tegen de Zeemansbond die door de werkgevers ervan wordt beschuldigd ‘afrossers’, ‘sterkhouders’ en ‘postmannen’ te betalen in het kader van stakingsacties. Afrossers zijn ‘menschen die werkwillige matrozen afranselen’. Sterkhouders en postmannen (anglicisme?) zijn kennelijk mensen die worden betaald om stakende matrozen te ondersteunen. Ik durf de stelling wel aan dat deze teksten de oorspronkelijke betekenis van de term ‘sterkhouder’ laten zien.
In 2014, tijdens of kort voor het WK voetbal in Brazilië, heb ik in De Taalstaat op de radio wat toelichting gegeven over een paar typisch Belgische woorden uit de voetbaltaal die in Nederland weinig of niet gebruikt worden/werden, waaronder sterkhouder. Ik weet nog dat Frits Spits toen zelf naar dat woord vroeg, dus het moest op de een of andere manier al op zijn radar zijn gekomen (of die van zijn redactie, natuurlijk) als iets waar Belgische commentatoren het geregeld over hadden.
Vliegenvanger ‘slechte keeper’, champagnevoetbal ‘verzorgd, technisch verfijnd voetbal’ en de keeper fusilleren ‘onhoudbaar op doel schieten’ passeerden toen ook de revue, als ik het me goed herinner — en de andere ben ik vergeten 😉 .
Leuk, Timothy!