Toen Martijn van Bruggen zich opgaf voor SLAMsterdam wist hij nog niet dat hij vlak daarvoor de U-slam zou winnen. In de woorden van Martijn op Instagram:
- Niet durven gokkend dat ik de U-Slam zou winnen, gaf ik me ook op voor de SLAMsterdam.
Soms lees je iets wat best goed klinkt maar wat bij nader inzien eigenlijk niet kan volgens de grammatica van het Nederlands. (Net zoals bij de verleden tijd van de infinitief.) Dan zijn er twee vragen.
- Waarom kan dit niet?
- Waarom klinkt het toch best goed?
In de tekst van Martijn zit zo’n ‘fout’ waar je zomaar overheen zou kunnen lezen.
Niet verwachten winnend
Martijn gebruikt een tegenwoordig deelwoord in het eerste deel van zijn zin: gokkend. Die vorm van het werkwoord wordt niet veel gebruikt, maar in deze context doet die het wel goed. Zo had hij ook kunnen zeggen:
- Niet wetend dat ik de U-Slam zou winnen…
Die zin is een prima alternatief voor een volledige zin als:
- Omdat ik nog niet wist dat ik de U-Slam zou winnen….
Dus de verledentijdsvorm wist wordt als tegenwoordig deelwoord wetend. Als we van de zin van Martijn een volledige zin maken, wordt dat:
- Omdat ik niet durfde te gokken dat ik de U-Slam zou winnen…
Maar in de vorm van een tegenwoordig deelwoord krijg je dan:
- Niet durvend te gokken dat ik de U-Slam zou winnen…
En dus niet (wat Martijn schrijft):
- Niet durven gokkend dat ik de U-Slam zou winnen…
Wat hij doet is niet van de persoonsvorm durfde maar van de infinitief daarbij, gokken, een tegenwoordig deelwoord maken. Hoe opvallend dat is, zie je als je het met een ander werkwoord probeert. Neem de zin:
- Omdat ik niet verwachtte te winnen…
Met een tegenwoordig deelwoord wordt dat:
- Niet verwachtend te winnen…
En niet:
- Niet verwachten winnend…
Huh? Daar lees je niet overheen.
Niet zó gek
Het laatste voorbeeld met het werkwoord verwachten klinkt zo gek dat je je niet voor kunt stellen dat iemand dit ooit zal doen. Het klinkt in elk geval veel fouter dan de zin van Martijn met niet durven gokkend. Waarom is dat?
Durven en verwachten zijn allebei werkwoorden die een infinitief bij zich hebben. Maar er is ook wel een verschil. Na verwachten krijg je verplicht het woordje te voor de infinitief, terwijl dat bij durven niet per se hoeft. Je kan dus zeggen:
- Hij verwacht niet te winnen
Maar niet:
- Hij verwacht niet winnen
Bij het werkwoord durven heb je vaak twee mogelijkheden:
- Hij durft niet gokken
- Hij durft niet te gokken
Als gevolg daarvan is de combinatie durven gokken niet ongewoon. Je krijgt die bijvoorbeeld in Ik had het niet durven gokken. Bij verwachten wordt dat: Ik had niet verwacht te winnen. Omdat je na het werkwoord verwachten altijd te nodig hebt, bestaat de combinatie verwachten winnen helemaal niet en dus klinkt ook verwachten winnend al meteen veel gekker dan durven gokkend.
Bovendien moet er na te altijd een infinitief volgen en zeker geen tegenwoordig deelwoord dus dat iemand zal zeggen verwachten te winnend is al helemaal uitgesloten.
In plaats van ik had het niet durven gokken kun je ook zeggen ik had het niet durven hopen. Dus zouden mensen als tegenwoordig deelwoord dan ook niet durven hopend zeggen of schrijven in plaats van het correcte niet durvend te hopen? Jawel:
- Gisteren begon ik aan mijn zoveelste nieuwe medicijn, bijna niet meer durven hopend op verbetering. Instagram
Modaal werkwoord
Daar komt nog bij dat de correcte formulering in deze gevallen nogal stijfjes is. Martijn had dus eigenlijk moeten schrijven:
- Niet durvend te gokken dat ik de U-Slam zou winnen…
Maar het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord durven wordt tegenwoordig nog maar heel weinig gebruikt – in elk geval minder dan dat van een werkwoord als gokken. (Je vindt redelijk wat durvend op internet maar dat is bijna altijd een bijvoeglijk naamwoord.) De correcte vorm niet durvend te gokken komt op internet niet voor en niet durvend te hopen ook maar één keer.
In dat opzicht gedraagt durven zich zoals de modale hulpwerkwoorden kunnen, moeten, mogen en willen. Je kunt van die werkwoorden wel een tegenwoordig deelwoord proberen te maken (kunnend, moetend, mogend, willend) maar in de praktijk worden die nauwelijks (meer) gebruikt en met durvend lijkt het dezelfde kant op te gaan. Misschien is durven voor jongere taalgebruikers als de slamdichter gewoon een modaal hulpwerkwoord, zonder te en zonder tegenwoordig deelwoord. (Dan is de correcte vorm durvend te gokken om twee redenen gek voor hem.)
Kortom
De woordcombinatie niet durven gokken is een bekende en bovendien is gokkend normaler dan durvend, met als resultaat dat niet durven gokkend helemaal zo gek niet klinkt en je er makkelijk overheen leest. Sterker nog, de correcte vorm niet durvend te gokken is zo ouderwets dat een slamdichter die vermoedelijk niet uit diens pen krijgt.
Ha, mooie observatie weer! Je zou dit dan misschien ook bij andere modalen verwachten. Ik vind in elk geval ook al eens ‘niet kunnen slapend’ (ook ‘niet-kunnen-slapend-in-bed’). Volgens mij wijst dit erop dat mensen de combinatie van modaal hulpwerkwoord met zelfstandig werkwoord als een soort ‘semantische eenheid’ zien, net als bij die gevallen van ‘laten’ in ‘aan het laten knippen’ of ‘hier wordt iets laten zien’.
Ja inderdaad, je voegt dan gewoon de -d toe aan het geheel [durven gokken]d
Bij ‘kunnen’ is er eigenlijk geen goed klinkend alternatief (niet slapen kunnend, niet kunnend slapen) behalve dan geen tegenwoordig deelwoord gebruiken (omdat ik niet kon slapen)
Je hebt wel ‘niet kunnende slapen’ (komt wel vaker voor), ‘niet kunnende zwijgen’, ‘niet kunnende lezen of schrijven’.
… en zo kom ik ook op ‘niet kunnen slapende kinderen’, en ‘niet willen slapende kinderen’. Ik heb de indruk dat die bijvoeglijke varianten vaker voorkomen.
Het doet me ook een beetje denken aan de constructie ‘de beter dan verwachte resultaten’. Of aan ‘de oudst bekende stad’. Ook daar krijgt eigenlijk het ‘verkeerde’ woord een buigingsuitgang, (In 2008 al eens over geschreven in Onze Taal: https://www.dbnl.org/tekst/_taa014200801_01/_taa014200801_01_0052.php.) Heeft ook weer te maken met een soort eenheidsbetekenis.
Ik zie hier twee mogelijke wijzen van opbouw:
– de ‘oudst bekende stad’: je hebt een stad, die bekend is en dat al het langst is of het eerst was;
– de ‘oudste bekende stad’: je hebt een stad, die bekend is, en van bekende steden het oudst is.
Bij de bestudering van opgravingen is het onderscheid relevant.
Verder kan een veel voorkomende taalverwarring hier een rol spelen:
– een ‘hele goede middag’ is een middag die in zijn geheel goed is;
– een ‘heel goede middag’ is een middag die zeer goed is.
Ik heb in het Fries gevallen gevonden als “… te kinne sjongen”. Het Fries heeft twee infinitieven: in het bereik van een modaal krijg je de variant op -e, in het bereik van “te” de variant op -en. De canonieke volgorde is “… sjonge te kinnen”, maar redelijk recente volgordeveranderingen leveren onverwachte vormen als de bovenstaande op. Bij “te kinne sjongen” lijkt het hele cluster “kinne sjongen” binnen het bereik van “te” te staan. Net als in de gevallen die Ronny en Peter-Arno noemen, is er sprake van een clustering, maar wel van een ander type dan hier beschreven:
https://neerlandistiek.nl/2018/10/hij-heeft-de-fotos-zien-gelaten/
Daarin lijken de twee werkwoorden samen meer op een scheidbaar samengesteld werkwoord.
Een hink stap zin. En waar je komma’s kan zetten. Niet durven, …gokkend, dat ik de U-Slam zou winnen, gaf ik me ook op voor de SLAMsterdam.
Zo’n zin is muzikaal en ik zou er niets aan veranderen en de volgende keer de komma’s niet vergeten.