Als je dit kunt lezen heb je iets gemeen met miljarden mensen over de wereld: kennis van een Indo-Europese taal. Van diep in Azië tot in Latijns-Amerika spreken heel grote groepen mensen inmiddels een taal die afstamt van een taal die wel Proto-Indo-Europees noemen. Hoe lang geleden die taal precies gesproken werd en waar ter wereld, weten we niet precies, maar we krijgen er wel, door genetisch, archeologisch en taalkundig onderzoek, steeds beter zicht op.
Het verhaal van het Indo-Europees is het verhaal van een van de grote wetenschappelijke successen van de taalkunde: dat we een taal kunnen reconstrueren die zo ver in het verleden ligt en die nooit is opgeschreven, maar waarover inmiddels wel een redelijke mate van consensus bestaat. Het is ook het verhaal van de onderzoekers die op allerlei plaatsen op de wereld heel oude grafheuvels onderzoeken, en dan bestuderen wat we kunnen leren over de voeding van de mensen die daar liggen uit de binnenkant van hun tanden. En het is het verhaal van mysterieuze volkeren in de prehistorie, die in sommige gevallen hele steden bouwden, in andere gevallen volgens sommige schattingen duizenden kilometers aflegden in een paar jaar tijd.
Oorspronkelijke sprekers
Het is kortom een ideaal onderwerp voor een wetenschapsjournalistiek boek. De Britse Laura Spinney publiceerde het onder de naam Proto – How One Ancient Language Went Global.
Het verhaal begint vermoedelijk, of in ieder geval voor Spinney, die af en toe niet bang is haar eigen voorkeuren te volgen, op de Pontisch-Kaspische steppen, waar een nomadisch volk de eerste sprekers waren van deze taal. Natuurlijk kwam die taal ook weer niet uit het niets vallen – er moet ook nog een voor-proto-taal zijn geweest – maar die ligt te ver weg om er nog iets over te kunnen zeggen. Wel is het waarschijnlijk dat deze mensen in contact stonden met sprekers van allerlei andere talen. Er zijn zelfs geleerden die menen dat het Proto-Indo-Europees een lingua franca was, een contacttaal die elementen uit verschillende talen had genomen en werd gebruikt voor onderling verkeer.
Uit die bakermat trokken mensen vervolgens grote delen van de wereld uit: in Europa ontstonden zo het Grieks, de Keltische talen (zoals Iers en Bretons), de Germaanse (zoals het Nederlands en het Engels), de Romaanse (het Latijn en de dochters daarvan) en meer naar het oosten de Baltische (Lets en Litouws) en Slavische (Russisch, Pools en dergelijke) talen. Maar ook het Perzisch, het Hindi en andere talen in Azië zijn afkomstig van deze oorspronkelijke sprekers.
Oertaal
Hoe die talen nu verspreid raakten, weten we eigenlijk niet. Er zijn weinig aanwijzingen dat het met grof geweld gepaard ging, in ieder geval niet in Europa. Misschien was het de technologie – er bestonden al woorden voor paarden, die kennelijk al getemd waren, en waarschijnlijk ook voor het wiel – en een hechte sociale structuur waarin buitenstaanders ook gemakkelijk geïntegreerd konden worden.
Wat in ieder geval wel steeds duidelijker wordt: de zwaarwegende rol die contact met andere talen voortdurend heeft gehad. De studie van de Indo-Europese taalkunde heeft perioden gekend waar in het allemaal ging om zuiverheid – we probeerden terug te gaan naar een oertijd waarin een oertaal werd gesproken die nog niet was aangetast door alle rommeligheden van de moderne tijd. Er werd bijvoorbeeld wel gedacht dat het Sanskriet de oertaal was, en dat die zo ongeveer in het paradijs gesproken werd. Maar nu?
Sanskrit, like all languages worthy of the name, is a hybrid that reflects its unique journey through the world.
Spinney is een goede journaliste in de Angelsaksische traditie. Ze weet hoe ze een goed verhaal kan opschrijven waarin je als lezer blijft voortlezen terwijl je tegelijkertijd heel veel heel interessante dingen te weten komt. In het laatste, afsluitende hoofdstuk haalt ze er misschien wel erg veel bij — xenofobie, klimaatverandering, de positie van het Engels in de moderne wereld, en nog veel meer.
Maar om één ding kunnen we toch ook niet heen: het feit dat er nu vermoedelijk niet ver van de geboorteplaats van al die talenrijkdom een vreselijke oorlog woedt. Dat Russen er schieten op Oekraïners, sprekers van nauw verwante talen.
Laura Spinney. Proto: How One Ancient Language Went Global. William Collins, 2025. Bestelinformatie bij de uitgever
Tegelijk heb ik er wel altijd de gedachte bij gehad dat het succes van de reconstructie van het Proto-Indo-Europees ook wel samenhangt met het gegeven dat veel van die talen massaal gesproken worden op een groot, betrekkelijk homogeen schiereiland, met juist weinig vermenging (de nalatenschap van de Etrusken is moeilijk vast te stellen; hoe ver leidt nu de invloed van het Baskisch? vermeende substraten blijken vaak toch niet zo aannemelijk meer). De Oceanische talen hebben dat voordeel ook, Hawaïaans mag dan wat buitenissig zijn, het is uiteindelijk toch nauwelijks problematisch om al die woorden in regelmatige klankwetten te passen en te vergelijken met al die andere eilandtalen.
Op de echte kruispunten is de uitdaging denk ik wel groter. Taalfamilies die in continu, ingewikkeld contact met elkaar staan blijven zich juist zo vermengen dat reconstrueren moeilijker wordt; zie dan om te beginnen maar eens uit te maken wat daar een erfwoord is of niet.
Ik las laatst ook deze recensie, van taalkundige Roberto Cerantonio. Er blijken wel erg veel basisfouten in het boek te zitten, zoals dat de Latijnse p een f werd in het Engels:
https://linguisticsandnonsense.wordpress.com/2025/04/08/review-proto-2025-by-laura-spinney-a-missed-opportunity/
Dank, ik had deze recensie nog niet gelezen. Voor wat ik kan checken, kloppen veel van de inhoudelijke bezwaren wel, maar gaan ze ook een beetje aan voorbij aan wat voor soort boek Spinney heeft willen schrijven, dat er eerder een is van de grote gebaren dan van de details. Ik vind het overigens intrigerend dat de recensent Bill Bryson noemt als iemand die het wel goed doet, want ik kan Bryson nu juist niet lezen..
Waar ik het wel mee eens ben: de verteltrant is nogal onevenwichtig, ze glijdt soms van algemeen bekende feiten pardoes in een theorie die zo te zien hooguit door de onderzoeker zelf wordt aangehangen.
“Hoe die talen nu verspreid raakten, weten we eigenlijk niet. Er zijn weinig aanwijzingen dat het met grof geweld gepaard ging, in ieder geval niet in Europa. ”
Ik weet het zo net niet, al is het alweer wat langer geleden dat ik me ermee bezig heb gehouden. Voor zover ik weet, hangt de verspreiding van de IE-talen samen met die van Y-DNA-groepen als R1a en R1b, die overheersend zijn geworden in Europa.
Anders gezegd, eerdere groepen mannen kregen de kans niet om hun genen door te geven. Ze waren dood of op een andere manier uit de seksuele reproductie verwijderd. Op welke wijze dat laatste kan zijn gebeurd, weet ik niet, maar minimaal is onvrijheid verondersteld. Ik denk dus, al is mijn kennis alweer een paar jaar oud, dat geweld een serieus te nemen verklaring is.
De schrijfster probeert te laten zien dat die genetische situatie ook op een andere manier kan zijn ontstaan (een specifiek soort polygamie). Ik kan lastig evalueren hoe plausibel het is, of hoe breed gesteund in de literatuur.