“Omtrent de herkomst van de lexicologische overeenkomst aan weerszijden
van een taalgrens heerst doorgaans geen onzekerheid” (A.A. Weijnen, 1964)
In 2016 verscheen er op Neerlandistiek een artikel van Michiel de Vaan over de etymologie van pissebed in de betekenis ‘paardebloem’, maar ook in die van ’t ‘veelpotige, knagende schaaldier’ dat ook keldermot genoemd wordt.
Van pissebed in de betekenis ‘paardebloem’ werd en wordt algemeen aangenomen dat ’t een leenvertaling is van ’t Franse pissenlit ‘pis in bed’. Die naam is ontstaan, weet men, als reactie op ’t bekende effect, dat ’t eten van de bladeren van de paardebloem bedwateren door kinderen tot gevolg heeft, zoals in ’t Cruydt-Boeck (1608) van Dodonaeus toegelicht wordt.
De Vaan gaat daar niet in mee. Hij wijst erop dat in de Nederlandse vorm pissebed ’t voorzetsel en ontbreekt. Dat is voor hem reden om ontlening uit ’t Frans af te wijzen en te opteren voor een Nederlandse creatie vergelijkbaar met schijtebroek.
Maar wie, zoals mij onlangs overkwam, kaart 1022 PISSENLIT uit de Atlas linguistique de la France onder ogen krijgt (zelf kaartnummer ingevuld!), ziet dat toch anders, want wat blijkt? Op die kaart van Frankrijk komt de uitspraak pissenlit of een variant waarin dat voorzetsel en aan te wijzen is, alleen voor in ’t uiterste zuidwesten, tegen de Pyreneeën aan. De vorm pisanli zag ik nog in Midden-Frankrijk,
Wat belangrijker is, in ’t gebied onmiddellijk ten zuiden van de taalgrens, in de departementen Nord en Pas-de-Calais dus, verschijnen uitsluitend deze vormen: picholi en pichuli, en meer naar ’t oosten pisali. Allemaal zonder een spoor van een medeklinker n of van nasalering. Dat is op dit fragment uit kaart 1022 te zien.
In de vormen picholi en pichuli zien we een tweede medeklinker die typisch is voor dat Noordfranse gebied. Ik heb hem weergegeven met ch, Gilliéron heeft er een speciaal teken voor bedacht dat te vinden is in zijn Mode de transcription. Dat teken staat voor de Franse ch, als in chaud, chapeau. Deze ch nu is een specifieke uitspraak van de s in Noordwest Frankrijk. Je zou ’t een sjibollet kunnen noemen. In elk geval is de ch-uitspraak wereldberoemd geworden door de film Bienvenue chez les Ch’tis uit 2008. Les Ch’tis , oftewel de Ch-zeggers, dat zijn de bewoners van Noord West Frankrijk, alias Picardië, en die zeggen inderdaad picholi. Ik vond dat ook op blz. 90 in Pou cheusse ki veutte lire [2005], een taalgidsje over ’t Picardisch door Jean Louis Hardelin.
Aan de tweede klinker in picholi en verwante vormen ligt zonder twijfel de combinatie au (voorzetsel plus lidwoord: á + le > au) ten grondslag. De oervorm is dus pisaulit, uitspraak pisoli, pisuli e.d. Aan de Nederlandse kant van de taalgrens komen bijna letterlijk dezelfde vormen voor als aan Franse zijde: piz(e)litte en pisselien, waarbij de tweede klinker die geen accent heeft, gereduceerd is tot sjwa [ ə].
De conclusie ligt voor de hand: piz(e)litte en alle vormen die erna door vertaling, omzetting (woordmetathesis) en nieuwe woordvorming ontstaan zijn, gaan terug op ’t aan ’t Picardisch van Noord-Frankrijk ontleende ‘pisali’. In Frans-Vlaanderen is daar vervolgens de leenvertaling pissebed uit ontstaan. Zie hieronder Taalatlas aflevering 9, nr. 4.
De zwarte tekentjes op de Taalatlaskaart geven de verbreiding aan van de nakomelingen van pisoli: pissebed, zeikebed, beddepisser, beddezeiker en tenslotte de creaties pisbloem en zeikbloem.
De verspreiding van de groep die uit piz(e)litte ontstaan is vertoont een patroon dat sterk doet denken aan dat van andere aan ’t Frans ontleende woorden: fraise ‘aardbei’; kachteltje ‘veulen’; andjoen ‘ui’; kersouw ‘madeliefje’.. Ze komen grosso modo voor in West-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en de Zeeuwse eilanden. Zelden rukken ze verder op (Weijnen 1975, 227). De Taalatlaskaart Paardebloem geeft van deze geografische duiding een interessant voorbeeld. De vormen die rechtstreeks teruggaan op pisoli, namelijk piz(e)litte, pissebed, zeikebed, beddepisser, en beddezeiker komen voor in ’t door Weijnen omschreven gebied. De creatieve nieuwvorming pisbloem/zeikbloem (schuine streepjes) sloeg blijkbaar zo aan dat die zich verder over Oost-Vlaanderen en Brabant verbreid heeft. Maar waarom ook in ’t verre Volendam pisbloem gezegd wordt, lijkt een verhaal apart.
In elk geval apart is ’t verhaal van die andere pissebed, de keldermot. Ten eerste vanwege zijn etymologie. Pissebed in deze betekenis is een op z’n Nederlands gevormd woord. Maar ook de taalgeografische feiten zijn heel anders. Dit pissebed en z’n varianten: zeikebed, beddepisser en dergelijke, komen in een gebied voor ten noorden van dat van de groep pissebed1. Er zijn geen raakpunten. Zie de kaart Keldermot van G Kloeke, Leidse Taalatlas, nr.44 .
Literatuur:
Jan Stroop, Paardebloem à la carte; over de Nederlandse benamingen voor Taraxacum officinale Web., Amsterdam 1969.
A. Weijnen, Leenwoorden uit de Latinitas, stratigrafisch beschouwd (1967), in: Algemene en vergelijkende dialectologie, Amsterdam 1975, blz. 189-299.
,
Ik mis nog een benaming voor ‘paardenbloem’: in de jaren zeventig woonde ik in Tull en ’t Waal. Mijn zeer autochtone buurvrouw noemde de plant ‘zoggedaisel’ (zeugendistel). Groet, Peter Kretzschmar.
Dank voor uw reactie. De benaming ‘zoggedaisel’ komt overigens wel voor in mijn monografie ‘Paardebloem à la carte’.
Hij is ook te vinden op dit kaartje:
https://kaartenbank.meertens.knaw.nl/kaart_details/23006
Nogmaals dat kaartje, onscherp maar wel met de legenda.
https://kaartenbank.meertens.knaw.nl/proxy/image/14819
Op mijn geboortedorp Clinge in Zeeuws-Vlaanderen spraken we altijd van een “pisseblom”. Maar dat vond niet iedereen op een bepaald moment meer netjes en vervolgens ging men vaak “pjèrdeblom” zeggen (ik ben van 1948).