Achter het Achtervoegsel 57

Groente, vlees, vis en brood: lekkerbeten en slikkermikken weten dat je voor kwaliteit naar een speciaalzaak moet gaan. Toch kiezen veel consumenten voor het gemak en de lagere prijs van een supermarkt. Kleine middenstanders stellen alles in het werk om klanten terug te winnen én te behouden. Taal blijkt daarbij een niet te onderschatten rol te spelen.
Groenterette
Ongeveer 25 jaar geleden bedacht een groenteman – in de volksmond groenteboer – voor zijn winkel de naam groenterette. In dat woord is het achtervoegsel –ette niet als verkleiningsuitgang gebruikt maar duidt het een winkelnaam aan. Die betekenis kennen we al veel langer in het Nederlands. De eerste wasserette opende bijvoorbeeld al in 1959 haar deuren. Een opmerkelijk verschil is wel dat aan de wasserette de wasserij ten grondslag lag terwijl een groenterij nooit heeft bestaan. Groenterette is gevormd door achter het woord groente de uitgang –(r)ette te plakken.
Columnisten bleken niet erg gecharmeerd te zijn van de groenterette. Zo merkte Doeschka Meijsing in De Groene Amsterdammer van 2 september 1998 op: “In mijn omgeving had iemand al de groenterette gesignaleerd, wat ik persoonlijk teveel van het goede vind.”
Een nog oudere attestatie vinden we in de NRC van 8 april 1995 waar Youp van ’t Hek schreef:
Heel soms zie je een laatste authentieke groenteman zich wanhopig handhaven, maar ook hij wankelt al een aantal jaren. Het aanbod van de onroerend-goedmagnaat wordt steeds aantrekkelijker. Hij doet nog een poging om te blijven drijven door Groenterette te worden en Zuid-Siamese gemberbonen (eerste pluk!) op ginseng-olie te gaan verkopen, maar ook hij wordt op een goede dag getroffen door de guillotine van het grote geld en valt.
Slagerette
Ook andere verkopers van verse producten zagen wel wat in de modernisering van de aanduiding van hun bedrijfspand door het achtervoegsel -ette. Eind jaren zestig opende Jack Nieuwenhuis aan de Pathmossingel in Enschede zijn slagerette. Deze winkel was geheel naar de eisen van de tijd ingericht. Vanzelfsprekend konden klanten daar nog altijd terecht voor goede kwaliteit vers vlees en vleeswaren, maar met de naamswijziging was ook een grote sortering voedingsartikelen en dranken in het assortiment opgenomen (Tubantia, 28 november 1966).
Jaren later – in 1983 – gebruikte tekstdichter Ivo de Wijs het woord slagerette voor een lied van Kinderen voor Kinderen. In het nummer Iedereen gaat voor zijn beurt beklagen boodschappende kinderen zich over het voordringen van grote mensen, onder andere bij de luxueuze slagerette:
Slager, ik wacht tot ik een ons weeg
Iedereen, twee, drie dringt voor
Slager, ik wacht tot ik een ons weeg
Iedereen, twee, drie kruipt er zomaar tussendoor
Moet u zien, wat er gebeurt
Ze proberen me te pletten
In uw volle slagerette
Iedereen, twee, drie gaat voor z’n beurt
Dat het vol is in de slagerette wekt geen verwondering. Anders dan bij de slager van de oude stempel die nog zelf slacht en zich beperkt tot de verkoop van kwalitatief goed vlees, kunnen klanten bij de slagerette terecht voor nieuwe, bijzondere vleescreaties en een ruim aanbod aan vleesgerelateerde producten.
Visserette
Een van de nieuwste loten aan de -ette-bedrijfspandenstam is de visserette. Voor zover ik weet kent Nederland maar één winkel die zich met deze naam tooit: in de Kerkstraat in Vught bevindt zich visserette Polpo (‘visserette Octopus’). Hoewel het woord door vervanging van het suffix afgeleid kan zijn van visserij, ligt dat niet zo voor de hand. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal somt maar liefst acht betekenissen van dat woord op, maar in de zin ‘winkel waar vis verkocht wordt’ komt het niet voor. Zou visserette dan een afleiding van vis (of visser) en het achtervoegsel –ette zijn?
Om de ware etymologie van visserette te achterhalen heb ik gebeld met de winkel. En wat blijkt? Voordat de viszaak haar deuren opende was er een wasserette gevestigd in het pand! Bovendien zat er vroeger ook een Decorette in de buurt. Omdat de eigenaar de term viswinkel of viszaak te gewoontjes vond klinken en de winkel toch een naam moest hebben, stelde iemand voor om visserette te gebruiken. En dat woord viel in de smaak.
Bakkerette
Bakkerij
De bakkerette lijkt de hippe evenknie van de bakkerij. Daar zul je vast nog wel een halfje volkoren, een heel vloerbruin of een kadetje kunnen kopen, maar de bakkerette zal zich met die naam toch vooral willen onderscheiden met minder gewone baksels.
Door de o zo gewone uitgang –ij van bakkerij bewust in te ruilen voor de uitgang –ette meet de bakker – of moeten we hem broodspecialist noemen? – zich een luxe imago aan, waar de klanten elkaar op zaterdag verdringen om beslag te kunnen leggen op al die ovenheerlijke baksels. De broodkopende jeugd is daarbij het kind van de rekening. Zij hebben de grootst mogelijke moeite zich staande te houden tussen voordringende volwassenen. In het al eerdergenoemde Kinderen voor kinderen-lied ‘Iedereen gaat voor zijn beurt’ (1983) zingen zij dan ook:
Bakker, ik wacht tot ik een ons weeg
Iedereen, twee, drie dringt voor
Bakker, ik wacht tot ik een ons weeg
Iedereen, twee, drie kruipt er zomaar tussendoor
Bakker, ik wacht tot ik een ons weeg
Moet u zien, wat er gebeurt
Ze proberen me te pletten
In uw luxe bakkerette
Iedereen, twee, drie gaat voor z’n beurt
Soms verandert een productnaam in een soortnaam: als je in een restaurant vraagt om een glas Spa is er een gerede kans dat je een ander merk bruisend bronwater voorgeschoteld krijgt en als je iemand vraagt of hij de Luxaflex dicht wil doen kan het best zijn dat het gaat om een horizontale jaloezie van een ander merk.
Nu is er bij de bakkerette iets bijzonders aan de hand. De soortnaam is juist verworden tot een eigennaam, althans in Schiedam. Daar bevindt zich – met bepaald lidwoord – De Bakkerette, die niet alleen gewoon brood verkoopt maar ook jalapeno-blauwekaaszuurdesem, pain au chocolat, focaccia en pretzels.
Broodafdeling
In een recent Ikje uit de NRC (20 augustus 2025) lijkt Jaap Pleij een enigszins afwijkende betekenis aan bakkerette toe te kennen. Hij schrijft het volgende:
Laatst was ik bij mijn vaste supermarkt en zag tot mijn teleurstelling dat mijn favoriete maanzaadbroden wederom niet in de schappen lagen. Toch maar eens aan het ‘hoofd bakkerette’ gevraagd hoe dat precies zit
Hier lijkt het woord niet ‘bakkerij’ te betekenen, maar gebruikt te zijn in de betekenis ‘broodafdeling in een supermarkt’.
Bakster
Maar -ette in bakkerette blijkt niet alleen te functioneren als aanduiding van een bedrijfspand. Bij het invullen van een vragenlijst over Nederlandse afleidingen als stommerd, stommeling, stommerik en stombo viel mijn oog – uiteraard – op het woord bakkerette. Waarom werd het in één adem genoemd met de bakkeres, baksteren bakkerin? Het kon niet anders zijn dan dat het suffix -ette hier aangaf dat er sprake is van een vrouwelijke beoefenaar van het bakkersvak.
In dit gebruik heeft bakkerette veel oudere papieren dan bakkerette als winkelpand. We treffen het al aan in het Algemeen Vlaamsch Idioticon (1865-1870), bewerkt door L.W. Schuermans en opgedragen aan de redactie van Woordenboek der Nederlandsche Taal, meer specifiek Matthias de Vries en Lammert te Winkel. Volgens opgaaf van deze woordenlijst komt bakkerette in de betekenis ‘bakkerin’ voor in de West-Vlaamse gemeente Meenen.
Bakken
Nu is het voorkomen van twee verschillende betekenissen van de uitgang -ette al opmerkelijk, nog bijzonderder wordt het als we ook nog een derde betekenis tegenkomen. In haar beschrijving van de finaleaflevering van Heel Holland Bakt uit 2017 schrijft Cécile Narinx 27 mei 2018 op Harpersbazaar.com:
Het resultaat van Gwenns bakkerette was helaas niet best, in Roberts woorden: ‘Dit is niet de meest verfijnde Franse patisserie, zeg maar’, wat gezien de rustieke, ja zeg maar gerust knoestige aard van ’s mans empileurs best een understatement was.
Hier is bakkerette gebruikt ter aanduiding van het bakken zelf. In deze zin heb ik het woord ook eerder al gevonden. Op het VIVA-forum schrijft iemand die zichzelf noppie72 noemt op 24 december 2011:
Mijn befaamde kerstcake is klaar. Maak ik elke kerst vanaf zwangerschap. Gaan traditie bouwen voor de mannen (en erg lekker). Morgen weer aan de bakkerette voor Tweede kerstdag. Ook toetjestaart met glitter.
Op zondag 26 oktober begint tot het genoegen van velen het nieuwe seizoen van Heel Holland Bakt weer. Ik ben benieuwd of deze afleveringen nog onbekende of bijzondere -ette-woorden opleveren.
Tijdens de studie Nederlands in Amsterdam (jaren ’80) verwees docent Jaap van Marle naar een broodjeszaak die werd aangeduid als ‘kadetterette’.
Ja, dat woord komt in de jaren tachtig verschillende malen voor in publicaties. Marinel Gerritsen vermeldt het bijvoorbeeld in een artikel in Forum der Letteren: https://www.dbnl.org/tekst/_for004198901_01/_for004198901_01_0013.php?q=Kadetterette#hl1
Tijdens de eindmusical met de lekker allitererende titel ‘Raadsels rond het ruime sop’ had ik de rol van kapitette, oftewel de vrouwelijke kapitein.
Dat is een mooie rol én een mooi ette-woord! Ik voeg hem meteen toe. Dank voor het delen