Door Michiel de Vaan verguizen ww. ‘beschimpen’ Middelnederlands vergusen (1440–1460) ‘te schande maken’, Nnl. verguysen ‘bespotten; met hoon overladen’ (1572), guyse (zetten) ‘spottend gebaar naar iemand maken’ (1588). Verwante vormen: Middelnederduits gusen ‘schrik aanjagen, tot zwijgen brengen’, Westfaals dial. vergüset ‘gestoord’, Ripuarisch verguuzen, verjuuzen … [Lees meer...] overEtymologie: verguizen
etymologie
Etymologie: vergetel
Door Michiel de Vaan vergetel bn. ‘vergeetachtig’ Middelnederlands vergetel ‘vergeetachtig’ (1284), Nnl. verghetel ‘vergeetachtig’, ook ‘vergetend’ (1588). In de schrijftaal nog maar zelden na 1700. Afleiding: onverghetel ‘niet te vergeten’ (1350-1450). Het bn. -getel komt met een ander voorvoegsel al voor in het Oudnederlandse zn. afgetali v. ‘vergeetachtigheid’ … [Lees meer...] overEtymologie: vergetel
Etymologie: Klaas Vaak
Door Michiel de Vaan vaak zn. ‘slaap’ Oudnederlands Vak, gebruikt als bijnaam: Simon cognomento Vak (1130–1161). Middelnl. vaek m. ‘slaperigheid, slaap’ (1240), Nnl. vaeck (1540), vaak (1612). Tot ca. 1700 in de Noordnl. literatuur in gebruik voor ‘slaap’, bijv. in de vaak verdrijven, de vaak uit de ogen wrijven. In de standaardtaal nog in de uitdrukking praetjes voor de … [Lees meer...] overEtymologie: Klaas Vaak
Etymologie: smaldeel
Door Michiel de Vaan smaldeel zn. ‘onderdeel’ Nnl. smaldeel (1700). Afgeleid uit het werkwoord Mnl. smaldeelen ‘in kleine delen splitsen, onderverdelen’ (1301–25), smaeldelen (1362), Nnl. smaldeelen. Daarvan ook het bw. smaldeelich ‘betreffende wiskundige breuken’ (De Dene, 1561) en zn. Mnl. sma(e)ldelinge ‘splitsing, omslag’ (1409-1412), Nnl. smaldelinge … [Lees meer...] overEtymologie: smaldeel
Zeeuwse feestdronk
Door Jan Bethlehem Gaarne voldoet de redactie aan het verzoek tot plaatsing van den navolgenden onlangs te Middelburg, op eenen groten maaltijd, met genoegen gehoorden Toast: kielen, wielen, rand om ’t land De aloude toast van onze vadren, Heel kort, naïf en vol verstand, Die op hun feesten werd gedronken Was: Kielen, Wielen, Rand om ’t Land! Thans is die spreuk … [Lees meer...] overZeeuwse feestdronk
Etymologie: schreef
Door Michiel de Vaan schreef zn. ‘streep’ Mnl. screve v./m. ‘spleet, snede, opening’ (1351), ook ‘streep, lijn’, vandaar ‘grenslijn’ en ‘maat voor vloeistoffen of hout’ (1345: 23 screven houts); Nnl. screve, schreve (1510), schreef (1620) ‘streep, grenslijn, perk; reet, kier; inhoudsmaat’. Vandaar overdrachtelijk in boven screven, buter screven ‘boven mate, uitermate’ … [Lees meer...] overEtymologie: schreef
Stageplaats Etymologiebank, Meertens Instituut
Het Meertens Instituut host de zeer populaire Etymologiebank, die meer dan 4 miljoen unieke bezoekers per jaar trekt. Wij willen de inhoud van de Etymologiebank uitbreiden met oude of nieuw geschreven etymologische artikelen en woordenboeken. Voor de toevoeging van materiaal zoeken we stagiairs of vrijwilligers. … [Lees meer...] overStageplaats Etymologiebank, Meertens Instituut
Etymologie: rul
Door Michiel de Vaan rul bn. ‘korrelig’ Nnl. rul ‘los, fijkorrelig’ bn. in de rulle aarde (1622, Bredero), het rulle zand (1814), ‘los’ in Laetst zagh ik een aerdigh baesje / Dorre blaedtjes rul op een / Houden ‘laatst zag ik een aardig baasje dorre blaadjes los op elkaar houden’ (J. Beets, 1668). MoWFri. rul maar ouder ook rol (1869). Niet buiten het (Noord-)Nederlands … [Lees meer...] overEtymologie: rul
Etymologie: rataplan
Door Michiel de Vaan rataplan zn. ‘rommel’ Nnl. rataplan ‘rombom’, nabootsing van het geluid van een trommel. Het vroegst aangetroffen in Rataplan, of de jonge Trommelslager, titel van een uit het Frans vertaald blijspel (1825). Daarna bekend geraakt door het rataplan(-koor) uit Meyerbeers opera Les Huguenots (1836), in Nederlandse krantenrecensies vanaf de jaren 1850. Van … [Lees meer...] overEtymologie: rataplan
Pompernikkel: aard, voorkomen en herkomst
Door Renaat Gaspar Een van de vreemdste woorden in het Nederlands is Pompernikkel, ‘Westfaals roggebrood’. Het is een internationaal woord: uit het Duits Pumpernickel is het onveranderd uitgewaaierd naar het Frans, het Portugees, het Italiaans, het Engels en naar de Scandinavische talen. Zelfs naar het Arabisch: bumbir-nikil. In het Nederlands heeft een klinkerverandering … [Lees meer...] overPompernikkel: aard, voorkomen en herkomst
Etymologie: pruilen
Door Michiel de Vaan pruilen ww. ‘de lippen tuiten van teleurstelling’ Middelnederlands pruulstu ‘pruil jij’ (ende alsment di bidt, so pruulstu ‘rogata non cantas’; Hol. 1464–1485), hi pruult ‘hij pruilt’ (Hol., 1430–1450), pruylen ‘mopperen’ (1477). Nieuwnl. pruylen ‘mopperen, treuren’ (1552–1554), pruilen (1615) ‘mopperen, boos zijn, dreinen, treuren’. In dialecten: … [Lees meer...] overEtymologie: pruilen
7 april 2017: Kiliaanlezing
De Kiliaanstichting nodigt u uit tot het bijwonen van de Kiliaanlezing 2017: MaartenJan Hoekstra (TU Delft) Ontwerpen aan de stad in woorden De lezing wordt gevolgd door een borrel. Gelieve zich op te geven bij: Nicoline van der Sijs (post@nicolinevdsijs.nl) Tijd: Vrijdag 7 april 2017 16.00 uur Plaats: Meertens Instituut (k. 2.18) Oudezijds Achterburgwal … [Lees meer...] over7 april 2017: Kiliaanlezing
Etymologie: woerd
Door Michiel de Vaan woerd, waard zn. ‘mannetjeseend’ Als oudste attestatie wordt Mnl. woerde mv. (1380, Kameraarsrekeningen Utrecht) aangezien. Maar dat het hier daadwerkelijk om ‘woerden’ en niet om ‘woorden’ gaat lijkt me, gezien de context, heel onzeker; de brontekst zou opnieuw bestudeerd moeten worden. Nnl. woert, mv. woerden (1520–1530, Noord-Holland), woorde (1567, … [Lees meer...] overEtymologie: woerd
Rediscovery of heathen temples in the Netherlands; the case of Old Dutch ‘harag’
By Peter Alexander Kerkhof Etymologies live long lives, whether they turn out to be false or not. In Old Germanic studies it is common practice to cite earlier etymological suggestions going back as far as the nineteenth century. In most cases where Old Germanic etymology is involved, this is not a big problem because a lot of the earlier scholarship has been replaced by … [Lees meer...] overRediscovery of heathen temples in the Netherlands; the case of Old Dutch ‘harag’
Etymologie: zigzag
Door Michiel de Vaan zigzag bw. zn. ‘schuin heen en weer; geknikte lijn’ Nnl. zn. ziegezage, mv. -n (1716, Oprechte Haerlemsche Courant), zigezag, mv. zigezagen (1732, Leydse Courant), ziguezagues mv. (1734), sic-sac (1749), ziczac (1767), zigzag (1844), zikzak (1861). Eerst ‘hoekige en schuin lopende loopgraaf’ bij belegeringen, allereerst bij het beleg van … [Lees meer...] overEtymologie: zigzag
Etymologie: tondel
tondel zn. ‘licht ontvlambare stof’ Middelnederlands tunder ‘stof om vuur mee te slaan’ (1477), Nnl. tonder o. ‘licht ontvlambaar materiaal, zoals dorre bladeren, niet geheel verkoold linnen of katoen, gedroogde zwammen’ (1617; na de 19e eeuw niet meer gebruikelijk), tondel (1705), tontel o. (1692), tuntel (1743); verder tondeldoos (1686), tonteldoos (1681). Met de klinker i … [Lees meer...] overEtymologie: tondel
Etymologie: spartelen
Door Michiel de Vaan spartelen ww. ‘met armen en benen heen en weer slaan’ Middelnederlands spartelen (Limburg, 1240), spertelen (Vlaanderen, 1351), spertelen (Nederrijn, 1477), spardelen (Holland, 1477), sportelen (Holl., NO-Nl. 1458), spordelen (1480, Holl.), sporteren (1340-1360). Nieuwnl. spertelen (1528), spartelen (1569), zelden spaertelen (1569), sportelen (ca. 1590) … [Lees meer...] overEtymologie: spartelen
Straatmadrein
Door Jan Stroop Op 3 januari heb ik op de Facebookpagina Kring Surinaams-Nederlands dit bericht geplaatst: “In de Surinaamse kringen waar ik in verkeer gebruikt men de benaming 'straatmandarijn' voor iemand die maar op straat rondhangt in plaats van rustig thuis te zijn. Is dat woord algemener bekend?” Daar kwamen nogal wat reacties op die allemaal te vinden zijn op genoemde … [Lees meer...] overStraatmadrein
Etymologie: vermeien
Door Michiel de Vaan vermeien ‘ontspannen, vermaken’ Vroegmiddelnederlands meien ‘zich vermaken’ (in de Wrake van Ragisel, 1260–1280: doe houen si / die magt die cush was ende vri / op des selues ridders part / die dar doet geslegen wart / die met hare was meien comen). Mnl. meyen ‘zich vermaken’ (Dat ic daer wilde gaen meyen op die riviere in der valeyen, 1301–1325), hem … [Lees meer...] overEtymologie: vermeien
Etymologie: spie
Door Michiel de Vaan spie zn. ‘pin, wig’ Nieuwnederlands spie, spije (1562), spye (1657), spij (1697) ‘pin, nagel, bout, kleine wig; wigvormig stuk grond’. Dialectisch spie (Limburg, Brabant, Oost-Vlaanderen), spieë (West-Vlaanderen, Zeeland), speej (Schaijk), spiy (Ravenstein). De varianten in Limburg wijzen op lange *ī. … [Lees meer...] overEtymologie: spie
Etymologie: lijfkoek
Door Michiel de Vaan lijfkoek zn. ‘kruidkoek, peperkoek’ Middelnederlands lijfcouck ‘zoete koek’ (1360, Gent), nog iets eerder is ‘lijfkoekbakker’ aangetroffen in de namen Simonis Lijfcoecbakers (genitief, 1281) en Gosyn Lyfcoecbakere (1302, Brugge). Nieuwnederlands liefcoecken ‘koek van honing, kruiden en meel’ (1514, Brussel), lijfcoucke ‘pain d’épice’ (1562, Lambrecht), … [Lees meer...] overEtymologie: lijfkoek
Etymologie: kwijten
Door Michiel de Vaan kwijten ww. ‘afhandelen’ Vmnl. quiten ‘vrijlaten, vrijwaren, afkopen’, hem quiten ‘zich vrijpleiten, zich kwijten van’ (1237). Meestal zwak maar ook eenmaal sterk (dat mise af quete ‘dat men ze af zou kwijten’, 1248–1271). Ook diverse afleidingen, zoals avequiten, quitenesse en quitinge. Vanaf de zestiende eeuw worden verleden tijd en voltooid deelwoord … [Lees meer...] overEtymologie: kwijten
Etymologie: kiezel
Door Michiel de Vaan kiezel zn. ‘grind; kiezelsteentje’ Vroegmiddelnederlands kesel, mv. kesele ‘kiezelsteen’, keselkin ‘kiezelsteentje’, keselstene ‘kiezelstenen’ (1287; WVla.), keyselen ‘kiezels’ (1420, Vlaanderen). Met -ing-: kieselinghe steyne ‘kiezelstenen’ (ca. 1470, ZO-Nl.), kieselinghe (1475, ZO-Nl.), keselincktonnen ‘tonnen voor het bergen van kiezelstenen’ … [Lees meer...] overEtymologie: kiezel
Etymologie: haar
Door Michiel de Vaan haar bn. ‘scherp’, dial. ‘droog, schraal’; zn. ‘snede van een zeis’ haren ww. ‘scherp maken’ Mnl. haren ‘scherpen’ (1343-1346), Nnl. aanharen (1811), haren ‘scherpen, uitkloppen van de snede van de zeis’ (1869). In overdrachtelijke zin Mnl. haeren ‘guur weer zijn’ (ca. 1410), Nnl. haeren ‘verdorrend of verzengend waaien’ (1588), verhaeren ‘door kou of … [Lees meer...] overEtymologie: haar
Buts / bluts
Verwarwoordenboek Vervolg (6) Door Jan Renkema In het Verwarwoordenboek worden zo’n 500 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Talrijke lezers hebben woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek. Mocht u ook een ‘verwarpaar’ behandeld … [Lees meer...] overButs / bluts