De klimaattop in Glasgow is achter de rug. Een mooi moment om even stil te staan bij iets wat ecologen, filosofen en andere klimaatdenkers ons al een tijdje duidelijk proberen te maken: klimaatverandering is voor een groot deel veroorzaakt door de gedachte dat de mens boven de natuur zou staan. Er wordt daarom in toenemende mate gepleit voor een omslag in het denken over de relatie tussen mens en natuur. We zouden deze twee niet langer als opponenten moeten beschouwen, maar als eenheid. Ook in de literatuur verkennen schrijvers dit idee steeds vaker. Zo publiceerde Eva Meijer in 2016 de roman Het vogelhuis, waarin een mens bevriend raakt met de vogels in de tuin. Meijer houdt zich in zowel haar literaire als wetenschappelijke werk veel bezig met vraagstukken rondom natuur. Zo schreef ze meerdere romans en essays over dieren en promoveerde ze in 2017 in de filosofie met het proefschrift ‘Political Animal Voices’. Hiermee won ze de Praemium Erasmianum Dissertatieprijs.
Zenuwachtig
Het vogelhuis is gebaseerd op het leven van de Britse Gwendolen Howard (1894-1973) die altviolist was en daarnaast onderzoek deed naar vogels, zonder dat ze hiervoor een wetenschappelijke studie volgde. Meijer beschrijft in haar roman de levensloop van deze musicus en amateurbioloog. Het verhaal begint in 1900, wanneer Gwendolen samen met haar vader, moeder en zusje Olive in Wales woont. Ze groeit op tussen de vogels en ontwikkelt al vroeg een liefde voor deze dieren. Als ze 21 jaar is, vertrekt ze naar Londen om in een orkest te spelen en een grote violiste te worden. Maar het leven in de grote stad is niet voor haar weggelegd. Ze mist de natuur, en met name de vogels. Daarom trekt ze op den duur naar Ditchling, een dorpje in het zuiden van Engeland, en gaat wonen in wat ze zelf ‘het vogelhuis’ noemt.
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog leeft Gwendolen afgezonderd van de buitenwereld, samen met de vogels in haar tuin die ze allemaal een naam heeft gegeven. Ze geeft de vogels te eten, leert ze tellen en benadrukt bovendien de individuele verschillen tussen de vogels. Ondertussen bestudeert ze de pimpelmezen, roodborstjes en koolmezen en schrijft hierover in tijdschriften. In de manier waarop zij het gedrag van de vogels onderzoekt, onderscheidt ze zich van de wetenschappers uit haar tijd. Binnen de biologie wordt namelijk onderzoek gedaan naar het gedrag van vogels in laboratoria. Maar Gwendolen vindt deze manier van onderzoeken niet betrouwbaar en gepast: ‘Ze doen de laatste tijd veel onderzoek naar intelligentie van vogels in laboratoria, maar vogels gedragen zich anders in gevangenschap. Ze worden zenuwachtig. Ik wil weten hoe ze zich in vrijheid gedragen.’
Liters thee
Het hoofdpersonage benadrukt door het hele boek de overeenkomsten en de gelijkwaardigheid van mensen en vogels. De vriendschap tussen vogels en mensen zou volgens haar bijvoorbeeld hetzelfde werken: ‘vertrouwen gaat vooraf aan een vriendschap, aan iedere hechte relatie, maar het groeit ook als het niet beschaamd wordt.’ En vrienden bescherm je in tijden van nood. In de Tweede Wereldoorlog zijn mensen constant bezig om genoeg eten voor zichzelf en andere mensen te vinden, maar Gwendolen maakt zich er vooral zorgen over of haar vogels wel genoeg te eten krijgen. Ook beschermt ze de vogels als er plannen worden gemaakt voor de aanleg van een vakantiepark naast de heg waarin de vogels wonen. Ze tekent bezwaar aan in de hoop dat de vogels hun oorspronkelijke woonplek kunnen behouden.
Wat Gwendolen het meest met de vogels verbindt, is haar muzikaliteit: ‘Ik ga aan de piano zitten en speel een paar noten. Gisteren hoorde ik een van de merels een motiefje van Bach nazingen.’ Ondanks de muziek is het toch een verstild verhaal. In de eerste helft van de roman komen veel gesprekken voor, maar vanaf het moment dat Gwendolen in haar eentje in het vogelhuis woont, lezen we voornamelijk haar gedachten. De tijd lijkt langzaam voorbij te gaan, de dagen kennen veel herhaling.
Verstilling en herhaling kunnen een verhaal kracht geven, maar het kan ook uitmonden in saaiheid. Het vogelhuis bevindt zich soms helaas aan de verkeerde kant van de lijn. Op den duur wordt er zo ongeveer om de bladzijde thee ingeschonken. Dat is überhaupt al niet zo’n spannende handeling, maar de liters thee die hier worden weggedronken, maken het allemaal wel heel eentonig. Ook de taal had wat gevarieerder mogen zijn. Na in korte tijd drie keer de zin ‘ik lachte, ondanks mezelf’ gelezen te hebben, had ik toch enige behoefte aan een alternatieve formulering. Wel moet gezegd worden dat het thema zich leent voor een boek dat traag voortkabbelt. En bovendien: als iedereen net als Gwendolen thee zou blijven drinken in zijn huiskamer, zouden veel klimaatproblemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Te midden van alle ‘action, action, action’ is een beetje saaiheid misschien helemaal zo gek nog niet.
Arno. zegt
Die saaiheid waarover je het hebt, heb ik bij het lezen van de roman Het Vogelhuis niet ervaren. Misschien dat ik door mijn betrokkenheid bij en gericht zijn op vogels minder ontvankelijk ben geweest voor de genoemde herhalingen, of juist ontvankelijker voor de geschiedenissen met de vogels, die het tweede deel van het boek beheersen. Het benieuwd zijn naar hoe het afloopt met de plannen voor het vakantiepark hebben me door naar het einde aangespoord zonder dat ik oog had voor de eventuele saaiheid?
Of kan het toch bij jou als lezer worden gezocht. Wat zegt het dat je het eerste deel, waarin de hoofdpersoon vooral in contact is met mensen, aantrekkelijker vond dan het tweede, waarin de hoofdpersoon bijna alleen nog contact legt met vogels? Misschien ben je zelf nog onderhevig aan het ‘vooroordeel’ dat mensen boven de natuur staan (dus boven dieren). Het feit dat mevrouw Howard zo’n vertrouwelijke en veelzijdige omgang ontwikkelt met vogels is een spannend verhaal op zich om te lezen. Wie met vogels is omringd, is niet alleen; ook niet als er geen of nauwelijks contact is met medemensen. Met vogels omringd zou iedereen kunnen zijn (vogels zijn werkelijk bijna overal aanwezig), maar je bent het pas daadwerkelijk als je je van die vogels bewust bent, er aandacht voor hebt. Ik maak veel minder diep en intens contact met vogels dan mevrouw Howard (mis bijv. de gave van het fotografisch geheugen waarmee je vogels individueel kunt herkennen), en toch ervaar ik het al.
Misschien is het stilistisch niet zo sterk om bepaalde zinsneden meermalen letterlijk te herhalen, of misschien wil de auteur daar juist iets mee zeggen en heeft het bewust gedaan? Om daar iets over te kunnen denken moet ik het boek nog eens lezen, en dat idee vind ik best aantrekkelijk. Zo saai, nogmaals, vond ik het niet.