Toen ik in een van de plaatselijke boekhandels vroeg naar ‘de wateraap’ werd niet alleen in het boekenbestand de onderste steen bovengehaald, ook het gehele, aanwezige medewerkersteam van de boekwinkel stond op z’n kop: was dat een boektitel? Volgens het computersysteem bleken van De wateraap in Groningen, 2019, drie exemplaren te zijn ingekocht, waarvan er nog nooit één was verkocht. Hoe het met de rest van de verkopen in Nederland zit weet ik niet; deze recensie is in ieder geval een poging de rest van de exemplaren van de roman in Groningen ook te verkopen. De wateraap is het namelijk zeker waard.
In De wateraap beschrijft stilistisch talent Mariken Heitman de zoektocht naar identiteit van de drieëntwintigjarige biologiestudent Elke. Elke raakt tijdens haar afstuderen gefascineerd door de ‘wateraap’: een evolutionaire, maar onbewezen missing link tussen apen en de eerste mensen. Voor het onderzoek naar deze wateraap verlaat Elke het boerderijleven en haar oudtante Ko. Ze vertrekt naar Wenen, waar onderzoekster-schrijfster Lena haar bij dit afstudeerproject kan helpen. In een goed doordacht doolhof van natuurmetaforen ontdekt de lezer dat de roman niet alleen gaat over de ondefinieerbare wateraap, maar ook een affectief boek is vol gender- en identiteitskwesties. Er worden niet alleen verbanden en mengvormen gezocht tussen de mens en de aap, maar ook tussen leven en dood, man-zijn en vrouw-zijn, jeugd en volwassenheid en wetenschap en pseudowetenschap ‘met een hoog Discovery Channel gehalte’ (29). Door deze veelheid aan opposities en de daarbij horende metaforen als vossen, kippen, ogen, bomen, schaduwen, water, wortels, uien en eeuwig moes lijkt de roman af en toe een wel érg groot doolhof, maar wie de uitgang van het gangenstelsel weet te vinden, komt niet bedrogen uit.
Gaten dichten
Elke (nomen est omen) voelt zich tussen al die opposities zelf zo’n tussenvorm die sluimert tussen de verschillende identiteiten. Ze heeft het gevoel dat het voor andere mensen gemakkelijk is óf man óf vrouw te zijn, maar voor haar voelt dit als een capitulatie. Dit zorgt ervoor dat ze zich vaak erg alleen voelt en het verlangen heeft een antwoord te vinden op het ‘gat [in zichzelf] dat ze maar niet gedicht kreeg’ (37). Ironisch genoeg slaagt ‘de dichter’ – die ze steeds in een andere genderidentiteit tegenkomt – hier wel in; ‘hij was iemand in wiens aanwezigheid je wilde zijn, zonder dat je hoefde te vragen wie hij was’ (38). De dialogen met onder andere de dichter doen vaak onnodig expliciterend aan en zijn daardoor eerder irritant dan verhelderend. Ze geven de roman niet de lucht die in de dwaaltuin van symbolen en metaforen wel op zijn plaats zou zijn. De lezer weet bijvoorbeeld allang dat het te maken heeft met een roman over onder andere het onderscheid tussen mannen en vrouwen wanneer de dichter nog maar eens aan Elke vraagt of het uitmaakt man of vrouw te zijn.
Angst voor bomen
Treffender en subtieler is het universum dat als diepere laag achter De wateraap gezocht kan worden. Het leefgebied van de wateraap – de onderwaterwereld – is ‘driedimensionaal’ (43), en in dit gebied is de aap vrij om alles-in-één (zoogdier en waterdier) te zijn, ofwel voor altijd in schemertoestand te zijn. De vergelijkingen met de virtuele wereld van Gilles Deleuze en Félix Guattari zijn hier makkelijk gemaakt en raken een laag die het verhaal een filosofische diepgang geeft. In het kort verzetten Deleuze en Guattari zich tegen ‘het boomdenken’ dat homogeniseert, hiërarchisch verdeelt en overschaduwt. Ze richten zich in plaats van op bomen op de talloze vertakkingen van de wortels van die bomen, die onder de oppervlakte een netwerk van wortelstructuren vormen. Dit vaak als duister omschreven ‘rizoom’ is oneindig en bestaat uit alle potentiële levensvormen. Elke voelt zich verwant met de belichamingen van dit rizoom als de wateraap of de composthoop en uit steeds haar angst tegenover het ‘boomdenken’ wanneer ze zegt dat in parken alle bomen eenzaam zijn (103) of in een passage als: ‘Niemand wilde die boom zijn die ongezien omviel in het bos, waarvan je je dan moest afvragen of hij wel echt gevallen was’ (50).
De uiterwaarden in
De reis die in de roman gemaakt wordt (van het boerderijleven naar Wenen, terug naar het boerderijleven) kan bovendien naast de reis van de wateraap worden gelegd. Wanneer Elke vanuit de boerderij vertrekt naar Wenen en daar Lena ontmoet kan dit vergeleken worden met het uit het water stappen van de wateraap en de ontmoeting met de (harige) landaap. Lena wordt door Elke consequent beschreven als een vrouw met donshaar (83), terwijl Elke zich naakt en kaal (47,50) voelt in ‘de stenige stad’ waar het water verder voelt dan ooit (46). Heimwee overvalt haar. Precies zoals de haarloze wateraap zich eerst ongemakkelijk voelt wanneer hij het water verlaat: ‘Water schuurde nooit’ (45). Anders dan voor de ‘echte’ wateraap, voelt het verlaten van het water uiteindelijk te veel als een capitulatie; ze verliest daar – met haar telefoon in vliegtuigstand – het contact met de wereld waardoor ze niet eens merkt dat Ko was overleden. Wanneer Elke teruggaat naar de boerderij van Ko (het metaforische water weer in stapt) stapt ze letterlijk het donkere slikwater van de uiterwaarden in en is haar heimwee verdwenen. In dit rizoom vol schemerfiguren die kunnen slalommen tussen de boven- en onderkant van het wateroppervlak (‘vissen, slakken, het wuivende gras, de insectenlarven, al het broeierige leven’, 173) voelt Elke zich niet meer alleen. De poëtische zinnen en deze enigszins dramatische handelingen, zorgen voor zowel Elke als voor de lezer voor heling, want oh wat voelt het goed tegelijk met Elke het eindpunt te hebben bereikt van het labyrint vol gekunstelde metaforen. We zijn de vervelende dialogen allang vergeten en kijken naar die nieuwe, interessante inzichten over de natuur, die veelal ‘minder begrensd [is] dan ons denken’ (59).
Dirk Van Duyse zegt
Beste Nynke de Haan,
Wat uw bericht over “De wateraap” betreft, in Vlaanderen is het in elk geval aanwezig in de collecties van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Antwerpen), de KULeuven en de UGent!
Vriendelijke groeten,
Dirk Van Duyse, EHC