Nu ik een aantal jaren meeloop in de wereld van de Neerlandistiek, valt het mij op dat ik steeds meer naar het grenzeloze verlang. Een aantal studenten Nederlands leest enkel in eigen taal uit angst om een identiteit te verliezen. Afgelopen winter bezocht ik met een handjevol medestudenten een avond van Schwob Young Noord, een initiatief van het Nederlands Letterenfonds. Een serie aan interactieve avonden behandelt verschillende internationale parels die tot voor kort de Nederlandse markt niet hadden bereikt. Een gesprek naderhand deed mij beseffen waarom ik deze avonden zo waardig vond. Het kennisnemen van nieuwe perspectieven geeft me het gevoel van verbinding, een gevoel van menselijkheid. Het doet me opstaan, wetende dat ik de wereld om mij heen een stukje beter begrijp.
Mijn verlangen naar een externe blik op de werkelijkheid bracht me bij Aantekeningen uit het ondergrondse van Fjodor Dostojevski. De auteur trok me aan door zijn schilderingen van het realisme waarbij elk zintuig wordt aangesproken. De verbitterde ik-personage in Aantekeningen uit het ondergrondse breekt met de gemeenschap en zet zich af tegen alles wat menselijk is. Tegelijkertijd steekt hij, afgezonderd van de samenleving, monologen af die gericht zijn op een imaginair publiek. Uit deze verhalen blijkt een sterk gevoel van ressentiment, maar ook een zekere hunkering naar herkenning. Deze hunkering komt voort uit het aanspreken van de lezer. De ik deelt zijn pijn die voortkomt uit teleurstelling in een zielloze samenleving, een wereld waarin de mens begrensd wordt door zijn blinde vertrouwen in industrialisatie en technologie.
De ik-personage in Aantekeningen uit het ondergrondse is voortdurend opzoek naar inclusiviteit. Hij gebruikt de lezer als herkenningspunt, maar deze herkenning leidt niet tot identificatie. De aangesproken ‘heren’ worden erkend als bezielde medemensen, maar worden op hetzelfde moment geminacht door hun gebrek aan inlevingsvermogen. De ik-personage zoekt herkenning in zijn lezer door middel van een gemeenschappelijk besef: de essentie van de mens ligt in het ondergrondse, het vermogen om het eigen bestaan te vatten. Volgens de ik-personage gelooft de ware mens niet in vooruitgang met als doel het verwerven van geld of liefde. De ware mens staat stil en observeert. De ware mens zoekt niet naar een doel maar vindt bevrediging in zichzelf door zich bloot te stellen aan lijden.
De lezer wordt in Aantekeningen uit het ondergrondse zowel weggeduwd als aangetrokken. De ik-personage verafschuwt de lezer om zijn oordelende houding tegenover individuele zaken, maar vindt in hem ook een baken van hoop. Menselijke vooruitgang door technologische ontwikkeling beschadigt het bezielde. De lezer en de ik vinden elkaar in de herkenning van dit bezielde. De ik sluit zich op in een kelder om de ziel te behouden en het bewustzijn te verliezen. Daarentegen sluit de mens zich op in een samenleving waarin het bewustzijn intact blijft, maar het bezielde verloren gaat. De verbitterde ik lijkt een nobel doel voor ogen te hebben: het bestrijden van een vergiftigde maatschappij.
Mijn nieuwsgierigheid naar externe blikken op de werkelijkheid komt voort uit de wens om de realiteit beter te begrijpen. Net als de ik-personage in Aantekeningen uit het ondergrondse ben ik opzoek naar herkenningspunten. Ik voel me verbonden en tegelijkertijd onbegrepen, dus lees ik verder. De technologische ontwikkeling benauwt me maar biedt ook kansen. De logica en het bezielde staan volgens de ik-personage recht tegenover elkaar. Toch geloof ik dat de twee begrippen elkaar juist kunnen versterken, dit probeerde ik mijn medestudenten tijdens een online college op het hart te drukken. Aantekeningen uit het ondergrondse bewijst dat de mens snakt naar herkenning. Daarom blijf ik nieuwsgierig, omdat ik steeds meer stukjes van mijzelf leer lezen.
Jan van Gulik studeert Nederlandse Taal en Cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Laat een reactie achter