Soms – en steeds vaker – stuit ik in dag- of weekbladen op opiniestukken, interviews en essays waarin wordt gesteld dat de mens zijn oorspronkelijke band met de natuur is kwijtgeraakt, vaak gestaafd door eco-filosofische ideeën. Op den duur raakte ik erdoor verzadigd; die stukken begonnen op elkaar te lijken. Veel nieuws zal er waarschijnlijk niet worden gezegd, dacht ik. Dat was totdat ik de tweede roman van Mariken Heitman, Wormmaan, las.
Hierin wisselen twee verhalen elkaar af, één in het heden en de ander in het verre verleden. In het heden volgen we Elke, een bioloog die gewassen veredelt door ze te kruisen. Een innerlijke stem achtervolgt haar, die ze ‘de vrouw die ik nooit werd’ (een evidente toespeling op Simone de Beauvoir) noemt. Ze beseft dat de samenleving haar in gelijke mate domesticeert zoals zij dat altijd met planten heeft gedaan, want wie werd ze dan wel? Een vrouw die vaak voor man wordt aangezien. Ze wil een nieuwe start maken. ‘Daarom ga ik de erwt ontedelen: minder fragiel, minder zoet, maar robuuster en zelfredzaam. Ik ga hem verwilderen.’ Met een vergeten erwtenras vertrekt ze dus naar een Waddeneiland, om het terug te brengen naar zijn oorsprong, zijn oervorm, net als zichzelf.
Krachtige parallellie
Algauw ontwaarde ik hoe de beelden in dit boek als schakels met elkaar zijn verbonden. Heitmans zorgvuldige compositie van beelden laat niets aan het toeval over, de symboliek en metaforen rijmen visueel met elkaar. Zo gebruikt ze haar kennis van biologie om een origineel en interessant verband te leggen tussen natuurlijke oorsprong, genetische manipulatie en (gender)identiteit. Hoe het gesloten ecosysteem van eilanden op dezelfde manier invloed uitoefent op de evolutie van alle organismen, komt bijvoorbeeld in creatieve variaties terug: ‘[z]oals een eiland dwergmensen maakt, zo ontstaan ook groenterassen door isolatie.’
Interessant was dan ook het mythische verhaal in het verre verleden. ‘Onze voorouders’ van zo’n negenduizend jaar geleden vertellen hierin over Ra, een eenling die aansluiting zoekt bij een volk, dat de eerste agrarische gemeenschap blijkt te zijn. Ze loopt tegen dezelfde problemen aan als Elke; ze is een ‘middenmens’ – tussen god en mens, man en vrouw. Die parallellie is krachtig. Ze toont aan hoe de samenleving als emulgator fysieke kaders met mentale verbindt, natuurlijk met artificieel, het kenbare met het onkenbare.
Laat een lezer puzzelen
Maar ondanks de originele beeldspraak en weldoordachte samenhang van motieven bekroop mij toch het gevoel dat het narratieve aan het essayistische ondergeschikt was gemaakt. Dat komt vooral doordat Wormmaan weinig interpretatieruimte toestaat. Misschien houd ik er gedateerde literatuuropvattingen op na, maar ik verlang wat intellectuele inspanning van een roman. ‘De vrouw die ik nooit werd’ is bijvoorbeeld het tuttigst denkbare prototype van een vrouw dat tot vervelens toe clichés uitbraakt: ‘[h]aar op plekken hoort niet. Elimineer. Steek daar tijd en geld in. Pijnlijk? Dat is nooit een reden. Laat de schaamte voor je werken, niet tegen je. Help elkaar daarmee: geef complimenten of werp afkeurende blikken.’ Enzovoorts, enzovoorts. Dat Elke tegen het licht van het collectief aan individualiteit moet inboeten, en zich vervolgens miskend voelt, tekent zich zonneklaar af. Mocht dat vooralsnog niet duidelijk worden, dan hoeft de gemakzuchtige lezer niet te vrezen. Op meerdere plekken wordt namelijk uitgelegd hoe de strekking van het boek te interpreteren is – ‘betreurenswaardige concessies aan de minder aandachtige’, om in F. Bordewijks woorden te spreken. Laat een lezer puzzelen, dacht ik meer dan eens bij mezelf.
Dat zorgt er bovendien voor dat dialogen slechts als doorgeefluik van de thematiek fungeren, althans in Elkes verhaal. Personages steken lange verhalen over evolutie, oorsprong en natuurbeheer af. Dat levert leuke citaten voor Instagramposts en scheurkalenders op, maar krijgt op den duur een prekerige bijsmaak, vooral als de algemene wijsheden in wij-vorm beginnen te domineren: ‘we transformeren onszelf en elkaar, laten ons tekenen door de tijd, wij beschrijven de tijd en hernoemen pijn, we corrigeren het begin als we aan het einde zijn, een einde dat ons definieert, koppig herscheppen we het idee van een einde en ondertussen moeten we het maar doen met wat we hebben, stilstaan is geen optie.’
Jammer, want aan complexiteit ontbeert het Wormmaan zeker niet. En dat maakt dit boek een vreemde eend in de bijt, want zelfs na een tweede lezing bleef ik er ambivalent over. De gelaagdheid is behalve literair ook sedimentair – diepgaand en indrukwekkend, maar tegelijkertijd uitgesproken en onverhuld.
Jaap Twiest is masterstudent Literair Bedrijf aan de Radboud Universiteit
Laat een reactie achter