Sommige schrijvers accepteren het standaardlettertype van hun tekstverwerkingsprogramma als gegeven. Ted van Lieshout heeft warempel alle soorten en maten uit het lettertypespectrum gedropt in een op hol geslagen bladspiegel. Resultaat: een verhaal en gedicht in één, getiteld Ze gaan er met je neus vandoor.
Deze vervlechting van twee heel verschillende typografische genres creëert een cryptografische puzzel, naargelang de anekdote van typograaf en ontwerper David Carson: ‘’Als mensen het zo graag willen lezen, moeten ze het maar ontcijferen.’’ Een ontcijferfestijn waar je het boek kwartslagen voor moet draaien of het vergrootglas van oma pakt om ieder woord achter het woordengordijn te ontwaren. Tot mijn nek zat ik in het boek, down the rabbit hole in een omgewroet landschap.
Ongeduldige woorden
In Ze gaan er met je neus vandoor wil de dichter een nieuwe bundel schrijven, maar liefdesverdriet doet hem de das om. Een schrijversblok aanstaande. Wat nu? De woorden voelen zich ongeduldig, raken in opstand. En zoals letters zijn, verlangen ze als woordenboeken naar nieuwe woorden: ‘’We moeten toch maar proberen om zelf een boek te maken, want anders vervelen we ons dood.’’ De letters kunnen er geen chocolade van maken, er ontbreekt een schrijvershand die hun letters verwoordt.
De wanhoop nabij doen de letters dan maar een oproep voor hun dichter (in het zwart): ‘’contact met een leuk iemand.’’ Een soortgelijke oproep deed ik op Tinder, een conflictueuze woordenwisseling kreeg ik standaard terug. Exact wat zich hier ook afspeelt. Een vrouwelijke dichter (in het rood) gevolgd met een achterban aan woorden reageren en willen aan de haal gaan met de resterende pagina’s. Wat volgt is een oorlog tussen woorden, het grondgebied van elke witregel wordt geannexeerd. De blokgedichten (vierkante verzen die vollopen op de regels en zo een blok vormen) kleuren de pagina’s tot een keiharde inktpartij, waarbij het rood van de dichteres tot bloedvergieten aan toe de dichter in het zwart verjaagt van de bladzijde.
Oorlog in vorm en inhoud
De dichteres heet Hilde Steunvoet en opent haar bundel met het gedicht ‘Winter in leper’ over de veldslagen in de Eerste Wereldoorlog op Belgisch grondgebied. Op de begraafplaats in leper omschrijft ze melancholisch: ‘’De tijd honderdmaal heen. Alleen de trouwe kou is er / nog en elke winter vindt het gras bevroren tranen terug.’’ De letters ‘v’, ‘z’ en ‘i’ ondergaan hetzelfde lot van miljoenen soldaten, wat overblijft is een miezerige paal van een onthoofde ‘i’.
Alles overziend heeft Van Lieshout een grafisch spektakel gepubliceerd, dat naadloos past tussen de werken van Paul van Ostaijen. Net zoals wat Ostaijen teweegbracht in Bezette stad zenden de dichters in het zwart en rood met hun hevige beeldenreeksen en oproepen een signaal naar de roerige werkelijkheid. In een sfeer van wanhoop waar de voortdurende aanvallen leiden tot een aftocht van zwart en een overweldigende kleur rood. Zoals het bloed van vergeten soldaten een onuitwisbare indruk op blanke pagina’s achterlaten, gebeiteld in de tijd.
Laat een reactie achter