Neerlandici die zich bij hun studiekeuze lieten leiden door de wens dichterlijke groei te peuren uit het curriculum. Zo nu en dan stuit je op anekdotes van schrijvers/dichters die als aspirant ‘maar’ Nederlands gingen studeren in de hoop er een beter literator van te worden.
Toen ik na mijn middelbareschooltijd begon aan de studie Nederlands, deed ik dat deels in de hoop een eloquentere rapper te worden. Dat is een flinterdunne intrinsieke motivatie – maar altijd nog beter dan toegeven dat ik uit laatpuberale onbenulligheid mijn vriendin Suus maar blindelings volgde op het studiepad dat zij bewuster insloeg.
Mijn rapteksten werden beter toen ik Nederlands ging studeren. In tegenstelling tot wat je misschien denkt, werden mijn rapteksten ook grammaticaal incorrecter (dichterlijk vrijer, zo je wilt) omdat ik niet wist hoe ik mijn nieuwe vocabulaire juist kon aanwenden. Pas nog vond ik een oud kladblaadje terug waarop ik een verse begon met het aan Vondel ontleende “De natuur baart de dichter en de kunst voedt hem op.” Met zulk poëtisch geschut kon ik hoge ogen gooien maar het heeft de bandopnames nooit gehaald. Mijn studie Nederlands en mijn rapcarrière stierven beide een vroege dood.
Het ging beter toen ik later terugkeerde om Nederlands te studeren. Nu zonder artistieke bijbedoelingen en gedreven door nieuwsgierigheid naar de raakvlakken van taal en cultuur. Dit keer sleepte ik de neerlandistiek niet mijn muziek in, maar andersom. Mijn zorgvuldig kennis van rapmuziek mengde tijdens mijn opleiding wonderwel met neerlandistische methodes. Nu, op mijn 31e, kan ik eindelijk zeggen dat ik een bachelor- én een mastergraad heb gehaald met scripties over hiphopcultuur in Nederland.
Lang koesterde ik de overtuiging dat er meer eer viel te behalen aan doortimmerde studies over het werk van Polet en Verhelst. Dat is toch hoe veel docenten hun strepen verdienen. Geestverwante neerlandici die zich ook bezighouden met cultuurfenomenen die niet vallen onder De Letteren In Nauwe Zin, hoeven hun keuzes gelukkig niet langer overdadig te legitimeren. Kijk alleen al naar de prikkelende publicaties van Geert Buelens, Laurens Ham en Aafje de Roest over Nederlandstalige muziek.
Er zit muziek in de neerlandistiek! Hopelijk spitsen de neerlandici van nu en straks hun oren en slijpen zij hun pennen. Als geen ander zijn wij uitgerust met kennis en vaardigheden om prachtige, hoognodige en lezenswaardige cultuurstudies te publiceren over popmuziek en -cultuur in de Lage Landen. Als er overzees bibliotheken zijn volgeschreven over Bob Dylan dan verdienen artiesten als Urban Dance Squad, Zangeres Zonder Naam, Normaal, Ronnie Flex, Stikstof en Raymond van ‘t Groenewoud toch zeker elk één monografie die de aandacht voor songteksten, performance en receptie samenbalt?
In de popmuziekneerlandistiek valt voorlopig eindeloos terreinwinst te boeken. Ik hoop dat er vakgenoten zijn die met mij een vakgroep Laaglande Popmuziekstudies willen opzetten. Wij neerlandici zijn de rocksterren van de toekomst. Straks gaat niemand nog Nederlands studeren om een betere dichter, schrijver of rapper te worden – maar gewoon, om een neerlandicus te worden.
Pepijn de Groot (1990) is journalist en neerlandicus.
Laat een reactie achter