Spreekwoord om de week • “ De pijp aan Maarten geven”
Opgeven; sterven
Er zijn spreekwoorden waarvan de figuurlijke betekenis nog wel valt af te leiden uit een letterlijke interpretatie. Dit is niet zo’n spreekwoord. De pijp aan Maarten geven heeft twee betekenissen: het opgeven of sterven. Oké, maar wie is dan die Maarten en wat heeft die pijp met hiermee te maken?
Taalkundigen zijn hier ook nog niet over uit. Volgens Onze Taal is de pijp aan Marten/Merten geven de oudste variant. Deze variant verscheen voor het eerst in het Algemeen Vlaamsch Idioticon in 1865 (dbnl). Ze won in de jaren zestig van de twintigste eeuw opnieuw aan populariteit dankzij de wielersportverslaggeving: wanneer een wielrenner uitviel, gaf hij de wedstrijd op en nam hij plaats in de bezemwagen. Er werd dan gezegd dat hij de pijp aan Maarten gaf. Nu bedient de sportjournalistiek zich vaker van minder gebruikelijke gezegden, dus het is niet heel gek dat de uitdrukking uitgerekend daar weer de kop opsteekt!
Maar wie is dan toch die Maarten? Taalkundige Jan Stroop denkt dat het om Maarten Luther gaat. Nadat hij zich van de katholieke kerk had afgesplitst, werd hij op 26 mei 1521 vogelvrij verklaard. Luther heeft vervolgens een jaar ondergedoken gezeten: ‘Ongetwijfeld heeft Luther toen of al eerder zijn Augustijner monnikspij uitgetrokken en aan de wilgen gehangen als teken van zijn breken met kerk en kloosterorde.’ Hij gaf, met andere woorden, het katholiek geloof op. Iemand die het katholiek achter zich laat, die het opgeeft, geeft zijn pij dus aan Maarten Luther – hij weet er immers wel raad mee.
De spreekwoordelijke ‘pijp’ is in deze zin overigens een verbastering van het woord ‘pij’, het gewaad van monniken. Dat is geen vreemde gedachte: een contaminatie (een onjuiste vermenging van twee taalvormen) met ‘zijn laatste pijp roken’ en ‘de pijp uit gaan’ zou de verwante betekenis namelijk goed verklaren.
Een andere verklaring voor de betekenis van ‘sterven’ is door Bert van Zantwijk gezocht in de folklore. Hij beweert dat het gaat om de heilige Sint Maarten, omdat heiligen vroeger de rol van begeleiders van de zielen naar de hemel hadden. De pijp in kwestie is hier een bruidegomspijp, ook wel Goudse pijp genoemd. Deze werd tussen de 18e en 20e eeuw, vooral op het platteland, aan de aanstaande bruidegom gegeven door zijn schoonouders als blijk van goedkeuring voor hun huwelijk. Tijdens de ondertrouw versierde de vrouw deze met slingers en bloemen en op de huwelijksdag stak zij hem aan, voordat ze hem aan haar nieuwe echtgenoot gaf. Wanneer de man overleed, begroef men hem met deze pijp op zijn borst, als symbool voor het aanstaand huwelijk met zijn schepper. Wanneer iemand is overleden, ofwel zijn pijp aan Maarten geeft, wordt zijn ziel dus door de heilige naar de hemel begeleid.
Of de uitdrukking daadwerkelijk hiervan afstamt, is moeilijk te zeggen. Ze dook, zoals gezegd, voor het eerst in Vlaanderen op, terwijl de traditie van de bruidegomspijp vooral (doch niet uitsluitend) in de noordelijke provincies van Nederland voorkwam. Toch kent het Frans wel de uitdrukking ‘casser sa pipe’: ‘zijn pijp breken’, wat doodgaan betekent. En volgens Bert van Zantwijk symboliseerde het breken van de bruidegomspijp het einde van het huwelijk. De zoektocht naar de oorsprong van het spreekwoord is duidelijk nog niet afgelopen, maar we geven de pijp nog niet aan Maarten.
Jan Stroop zegt
Hier mijn artikel:
http://www.janstroop.nl/oudesite/artikelen/DepijpaanMaarten.shtml