In 1809 ontvangt Vaderlandsche Letteroefeningen, een veelgelezen tijdschrift over Nederlandse literatuur, een boze brief. Aanleiding is een recensie van een redevoering over de beroemde schrijverszussen Anna en Maria Tesselschade Roemer Visscher. De briefschrijver is razend over de oneerbiedige manier waarop de recensent over de vrouwelijke schrijvers oordeelt. Deze vindt hun werk te nietszeggend, te ‘beuzelachtig’, en stelt dat het schrijven over dit soort vrouwen ‘te nietig’ is om echt iets mee te bereiken.
‘Te nietig!’, benadrukt de briefschrijver verontwaardigd. Dus alle lofdichten die Hooft, Vondel en de andere grote vaderlandse dichters over de zussen schreven waren niks anders dan ‘laffe vleierij’, slechts gebaseerd op hun mooie verschijningen en ‘luchtig morgenkleed’? Beweert de recensent nu echt dat de invloedrijke werken van de gezusters minderwaardig zijn, simpelweg omdat ze door vrouwen zijn geschreven?
Deze recensent, zo stelt de briefschrijver, hoort duidelijk tot de categorie stroeve mannen die knikkende knieën krijgen van vrouwen die zich met literatuur bezighouden. ‘Ze zien liever dat er een kookboek aan hen wordt opgedragen dan een werk over oude dichtkunst.’ De brief eindigt met een oproep aan de ‘edelmoedige en waarlijk wijze mannen’ die wél geloven in de vrouwen die zich vol overgave op ‘het oefenperk der Letterkunde’ storten. Weldenkende geleerden, laat van je horen!
Afzender is Petronella Moens (1762-1843), die de brief ‘voor de eer harer sekse’ schrijft. Moens is op dat moment een van de bekendste en meest geliefde schrijvers van het land. Als dichter, romancier, journalist en kinderboekenschrijver bedient ze een enorm breed publiek, met wie ze vol passie haar ideeën over godsvrucht en vaderlandsliefde deelt. Ook de emancipatie van vrouwen staat hoog op haar agenda, zoals blijkt uit deze brief, maar het zal nog een lange tijd duren voordat ze hier waardering voor krijgt.
Dichter bij het goddelijke
De in Friesland geboren Moens was in haar tijd niet alleen bekend vanwege haar enorme productiviteit, maar ook vanwege het feit dat ze blind was. Door een pokkenaanval verloor ze op vierjarige leeftijd haar gezichtsvermogen, waardoor ze haar hele carrière afhankelijk was van familie, vrienden en secretaresses aan wie ze haar werk dicteerde. In haar tijd geloofde men echter dat haar ‘uiterlijke onvermogen’ een spiritueel voordeel met zich meebracht; doordat Moens zich volledig op haar innerlijke wereld kon focussen, wist ze dichter bij het goddelijke te komen – doordat ze niet kon zien, zag ze dus eigenlijk beter.
De blinde Moens was een graag geziene gast in literaire kringen, trok het hele land door en wist een omvangrijk web van vrienden en kennissen om haar heen te verzamelen, onder wie bekende schrijvers als Willem Bilderdijk en Hendrik Tollens. Zeer uniek was dat ze als vrouw lid was van maar liefst acht letterkundige genootschappen, waardoor ze ook in de gelegenheid was om zoveel te produceren. Haar oeuvre omvat romans, dichtbundels, toneelstukken, politieke pamfletten, godsdienstige literatuur en kinderliteratuur
Pietje Potentaat
Vanwege haar liefdadige karakter, diepgewortelde vroomheid en deugdzame literatuur is Moens vrij braaf de geschiedenis in gegaan. En dat terwijl ze tijdens haar leven al bekend stond als ‘Pietje Potentaat’. Ze zou een vrij dwingend, bazig type zijn geweest met een sterk uitgedragen mening – dat blijkt ook wel uit haar brief aan Vaderlandsche Letteren.
Dat Moens na haar dood in 1843 in vergetelheid raakt, heeft te maken met een veranderende koers in de Nederlandse literatuur. In de negentiende eeuw laaien er discussies op over wat nu precies ‘het eigenlijke oogmerk der dichtkunst is’: het nuttige en pedagogische of het expressieve en ‘schoone’? Het tweede krijgt de overhand, en voor Moens valt het doek. Haar werk is stram, zwaarmoedig en richt zich te veel op het overbrengen van moralistische boodschappen. Men noemt het huiselijk, petieterig en gedateerd – niet als ‘echte’ poëzie te beschouwen. De vrome Moens wordt verzwolgen door de sublieme stormen van de romantici. Haar veelzijdige roem neemt snel af; er verschijnen nog maar weinig herdrukken van haar werk en de letterkundige handboeken vermelden niet veel meer dan haar blindheid.
Het belang van zelfontwikkeling
Onder invloed van de vrouwenemancipatie in de jaren zeventig neemt de belangstelling voor Moens toe. Langzaam verschijnt ze weer ten tonele. Die aandacht is begrijpelijk, want de zelfontwikkeling van vrouwen loopt als een rode draad door Moens’ oeuvre. Onderwijs aan meisjes en maatschappelijke bewustwording van vrouwen behoorden tot haar grote idealen. Ze schreef veel over vrouwen en richtte zich vaak tot hen. Meisjes moesten op de hoogte zijn van de vaderlandse geschiedenis en, indien nodig, daar ook voor vechten.
Er volgt ook steeds meer ook aandacht voor haar politieke opvattingen, die gedurende haar leven nogal schommelen. Zo kende men haar vooral als een oranjegezinde auteur, terwijl ze ook lange tijd aanhanger was van het Bataafs patriottisme, dat in de Republiek eenzelfde soort revolutie als in Frankrijk wilde ontketenen. Haar biografen zouden deze periode uit haar leven nogal eens negeren, aangezien velen de Bataafse periode als vernederend voor het vaderland zagen.
Voor Moens was deze periode echter ontzettend vruchtbaar: ze schreef talloze pamfletten, gedichten, politieke verhandelingen én gaf een eigen opinieblad uit, genaamd De Vriendin van ’t Vaderland. Hiermee was ze een van de eerste vrouwen die een prominente rol in de Nederlandse tijdschriftenwereld had, als uitgever én opiniemaker.
De deugdzame plantagehouder
Ook haar denkbeelden over slavernij staan de laatste jaren vaker in de belangstelling. Al in 1791 schrijft ze protesten en gedichten waarin ze de Europese mensenhandelaar verwerpt, wier ‘winzucht’ het ‘christelijke, menselijke recht verplettert’. In haar roman Aardenburg, uitgebracht in 1817, schetst ze een utopische kolonie in Zuid-Amerika waar de deugdzame plantagehouders hun slaafgemaakten vrijlaten.
Met haar ideeën over het belang van zelfontwikkeling, ook die van haar ‘zwarte mede menschen’, gold Moens als een vernieuwende stem en behoorde ze, samen met de bekendere Betje Wolff en Aagje Deken, tot de vrouwen in de Republiek die de toon aangaven in de abolitiediscussie.
Vondel was een vrouw
Ondanks haar gedateerde taalgebruik en stroeve poëzie blijkt Moens vanuit cultuurhistorische hoek dus nog altijd een interessant figuur. Toch is ook haar literaire werk nog niet helemaal verdwenen. Onder andere de discussies over de vele witte mannen in de canon gaan gepaard met een hernieuwde maatschappelijke interesse in het werk van vergeten vrouwelijke schrijvers. Illustratief daarvoor is het initiatief Vondel was een vrouw, waarmee theatergezelschap Kwast de werken van vergeten schrijfsters terug naar het toneel brengt.
Op de planning stond ook een uitvoering van Moens’ tragedie Johanna Gray, over de laatste uren van de Engelse Tudor-koningin, die eveneens nauwelijks de geschiedenisboeken heeft gehaald. Helaas kon deze voorstelling niet doorgaan, maar toch: het is een goed teken dat dit soort initiatieven er zijn. Het zou Moens goed doen dat haar vrouwelijke collega’s nu eindelijk het podium lijken te krijgen dat ze verdienen. Voor de liefde voor de literatuur, en voor de eer harer sekse.
Sjoerd Aarden is masterstudent Moderne en hedendaagse kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
moens2023 zegt
Goedemiddag Sjoerd,
Mooi artikel. Ik heb in 2000 een dissertatie over Petronella Moens geschreven. Voor verdere informatie verwijs ik naar mijn website http://www.petronella-moens.nl en met name naar de jaarlijkse digitale nieuwsbrief Moensiana, die een week geleden is verschenen.
Theater Kwast zegt
Op 14 oktober 2023 maken we het goed hoor! Dan spelen we Moens’ tragedie Johanna Gray alsnog en wel in het Amsterdamse theater Perdu.