In Eva Meijers nieuwste roman Zee Nu (2022) loopt Nederland volledig onder water. De zee neemt letterlijk en figuurlijk de regie over in de roman, die een bijzondere plaats inneemt te midden van de talrijke klimaatromans in de Nederlandse literatuur. Het belang van de verbeelding in het denken over klimaatverandering, en specifiek de rol die de zee daarin heeft, kwam in hetzelfde jaar als Meijers roman aan het licht in een themadossier van het weekblad De Groene Amsterdammer. Daarin werden tien hoopvolle ontwikkelingen in 2022 uiteengezet. Een van deze ontwikkelingen speelt zich af in de rechtszaal, waar filosofen, kunstenaars, juristen en ecologen namens de Ambassade van de Noordzee de belangen behartigen van de zee. Het mocht dan een proefzitting, een ‘veredeld toneelstuk’ zijn, waar de rechter geen uitspraak doet, toch is de Ambassade tevreden over de opzet van de oefenzaak en het laten horen van ‘de stem van de Noordzee’. De Ambassade van de Noordzee is een casus van Het Parlement van de dingen, een open podium voor partijen die zich verzetten tegen de verstoorde dichotomie tussen natuur en beschaving, geïnspireerd door het werk van Bruno Latour (1947-2022). Hij kwam in 1994 met het idee om niet-menselijke wezens en zaken, zoals dieren, planten en objecten, te representeren in het parlement van de dingen. ‘Dit parlement verleent ook de dingen het privilege van vertegenwoordiging, van het democratisch debat en van het recht’, zo omschrijft Latour zijn gedachte-experiment. De proefzaak waarin de zee centraal staat is hier een sprekend voorbeeld van.
De bezielde zee
Volgens Laura Burgers, advocaat van de Ambassade van de Noordzee, is de tweedeling tussen mens en natuur onhoudbaar geworden in het Antropoceen. Schrijfster Eva Meijer probeert dat in haar roman Zee nu ook duidelijk te maken. Zee nu schetst Nederland in het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw. Van de ene op de andere dag doen de getijden hun werk niet meer. Het blijft vloed en de zee schuift elke dag een kilometer landinwaarts. De roman leest als een gedachte-experiment: wat gebeurt er als de zee een land overneemt? Hoe reageren politiek en wetenschap als de natuur verwoestend toeslaat en alle menselijke pogingen om het natuurgeweld te stoppen op niets uitdraaien? En hoe reageren klimaatactivisten en -ontkenners? Door alleen Nederland onder te laten lopen (de omringende landen blijven gespaard), betrekt Meijer de gevolgen van klimaatverandering op de identiteit van één natiestaat. Klimaatverandering is een wereldwijd en soms ver weg ogend probleem, dat door deze realistische schets óns probleem wordt.
In de recensies van Zee nu staan de critici vooral stil bij de gebeurtenissen die zich afspelen in de roman, de lichtvoetige, soms zelfs humoristische manier waarop Meijer een zwaar thema aansnijdt en het genre ‘klimaatroman’. De recensenten behandelen de roman dus veelal thematisch, en in mindere mate literair-technisch. Betekenisvol is de kritiek op de uitwerking van de personages. Hierover weiden bijna alle critici uit. Emilia Menkveld, literair recensent van de Volkskrant, schrijft dat de hoofdpersonages ‘weinig reliëf’ krijgen, en dat ze ‘typetjes’ blijven zonder diepgang. In De Groene Amsterdammer geeft schrijfster en criticus Ilse Josepha Lazaroms als mogelijke verklaring voor de oppervlakkigheid van de personages ‘dat de natuur hoe dan ook groter en machtiger is dan ons individuele bestaan’. Meijer lijkt volgens Lazaroms ‘een bepaalde troost te vinden in het feit dat het menselijk perspectief beperkt is’. Over het (vertel)perspectief schrijft ook Judith Eiselin; volgens haar ontbreekt het perspectief lange tijd in Meijers roman, zo schrijft ze in NRC. Meerdere personages worden in schijnbaar willekeurige volgorde gevolgd. Vooral in het eerste deel van de roman vliegt het perspectief alle kanten op: van de minister-president naar een klimaatactiviste, van een oceanograaf naar een RTL-verslaggever. Bij gebrek aan uitgediepte menselijke hoofdpersonages en een menselijk perspectief noemen Menkveld en Eiselin de zee als hoofdpersoon: ‘Op een bepaalde manier is ook de zee bezield’, aldus Menkveld. Om te onderzoeken hoe de zee wordt bezield, heb ik in Zee nu gezocht naar beeldspraak over de zee. Op welke manier geeft Meijer de zee bezieling in haar roman?
Een zee met beweegredenen
Een inventarisatie van metaforen in Zee nu wijst uit dat de zee met grote regelmaat menselijke trekken krijgt. Zo heeft de zee in Meijers roman ‘beweegredenen’, is de zee ‘de weg kwijt’, ‘pikt’ de zee het niet meer en heeft de zee ‘het laatste woord’. De zee krijgt typisch menselijke eigenschappen toebedeeld, waardoor een vergelijking tussen de zee en mens wordt versterkt. Zo maakt de zee, in tegenstelling tot de mens, ‘zich niet druk om zelfbehoud, winst of overvloed’. De zee wordt soms ook op een poëtische manier gepersonifieerd. ‘In de verte hingen rode strepen in de lucht, een boodschap in een onbekende taal, de zee zei iets terug, in zachter rood’ is hier een voorbeeld van. De stem die de zee krijgt door iets terug te zeggen tegen de lucht is het gevolg van een personificatie, net zoals de taal die de lucht en de zee allebei normaliter niet hebben. Later in de roman komt de projectie van de zee terug: ‘De zee was ondertussen zwart geworden, hield sterren vast en de maan tekende op elk golfje een randje wit’.
Behalve de zee worden ook de natuur in het algemeen of natuurelementen in het bijzonder gepersonifieerd, zoals al bleek uit het fragment waarin de lucht een boodschap aan de zee overbrengt. Over de opkomst van de zee vraagt activiste Arie Mak, een van de personages in de roman, zich af of het misschien ‘wraak’ of juist ‘onverschilligheid’ is van de natuur, en suggereert ze dat de opkomst van de zee een reactie is op het handelen van de mensheid. Later is het een ander personage, oceanograaf Paula van der Steen, die de natuur ‘onverschillig, […] koud en afstotelijk’ noemt, maar volgens haar zit dat ook in de mens, ‘als ze de wereld zo onder hun microscoop leggen, want het is nooit alleen de wereld, het zijn ook de anderen die tot die wereld behoren’. Wederom wordt hier de natuur vergeleken met de zee, maar ook met de mensheid en haar handelen.
De snelheid waarmee de zee het land bestormt en het gegeven dat de zee precies bij de Nederlandse grens met België en Duitsland stopt, zijn misschien ietwat ongeloofwaardig, maar de realistische beschrijving van het neoliberale, kapitalistische politieke landschap in Nederland en het handelen van die politiek op de opkomst van de zee maakt de roman soms angstaanjagend echt. De machthebbers in de roman wachten eerst af, met de verwachting dat de zee zich wel weer eens zal terugtrekken. Als die verwachting niet uitkomt, blijven ze, op de minister van Defensie na, krampachtig vasthouden aan de maakbaarheid van de wereld en aan het oplossingsvermogen van de mens, terwijl die overduidelijk onhoudbaar blijken ten opzichte van de krachten van de zee.
In de strijd tegen de zee hoeven we voorlopig nog niet veel te verwachten van de rechtbank. De rechten van de Noordzee blijven een stip op de horizon, weet de Ambassade van de Noordzee. Want het is niet aan de rechter, maar aan de beleidsmakers om te bepalen wie wel of geen juridische status krijgt. En we weten hoe lang het in Den Haag kan duren met het nemen van beslissingen.
Laat een reactie achter