Een niet-menselijke verteller in de roman 7B (2021) door Aafke Romeijn
Literatuur geeft de mogelijkheid verschillende standpunten in te nemen en perspectieven van anderen te leren kennen. Gevoelens en gedachtes van andere vertellers kunnen een eigen visie op de wereld van het verhaal geven en een andere stem leidt de lezers door de vertelling. In sommige gevallen geeft literatuur ook de kans verhalen van diegene te laten vertellen, die in de echte wereld niet de vaardigheden hebben. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een provincie zijn eigen ervaringen toont en zijn gevoelens beschrijft. In het begin van de roman 7B van Aafke Romeijn vindt in hoofdstuk 0 precies dit plaats, wanneer door de provincie Groningen wordt verteld. De schrijver Aafke Romeijn geeft de provincie de mogelijkheid over eigen ervaringen met mensen te vertellen en te reflecteren.
Voorspelling van een Groningse toekomst
In het verhaal van de provincie is sprake van hoe de mensen in het verleden de aarde bewerkten en bodemschatten wegnamen. Mensen gebruikten de bodem voor turf, zout en gas en gaven alleen aandacht aan de provincie, als ze elders behoefte aan de grondstoffen hadden. De provincie reflecteert ook op hoe de inwoners wegtrokken, omdat de ondergrond door dat misbruik niet langer nuttig was voor de mensen. De grond was onbruikbaar bij de poging zeven van een groot gebouw, een soort stad in één bouwwerk. In Groningen lukt deze bouw, “7B” genoemd, uiteindelijk aan een andere locatie. In het verdere verloop van de roman gaat het over grondstof oorloog, terrorisme en controle.
De roman 7B is gepubliceerd in het jaar 2021 en is de tweede roman van schrijver en muzikant Aafke Romeijn. Haar eerste roman Concept M is in dezelfde wereld enkele jaren eerder gesitueerd. De twee romans kunnen in het kader van de toekomstliteratuur worden geplaatst, omdat de plotten zich na de publicatiedatum afspelen. Op verschillende manieren wordt duidelijk gemaakt, dat de tekst in de toekomst plaatsvindt. Door het noemen van het jaartal 2028 in hoofdstuk 0 en het jaartal 2040 in de rest van de roman, wordt duidelijk dat de handelingen na de publicatiedatum plaatsvinden. Er wordt een toekomst opgeroepen, omdat bestaande elementen uit de tijd van de publicatie geïntensiveerd worden. De aardbevingen en het afzakken van de ondergrond door de gaswinning in Groningen zijn nu al problematisch, hoewel ze in 7B duidelijk versterkt zijn.
Vertellen is provincieachtig
Als niet-menselijke verteller is Groningen een figuur, die met de andere figuren (de mensen) in aanraking komt, en waarneemt, wat deze doen. De vertellende provincie ontstaat door de integratie van menselijke en niet-menselijke eigenschappen. Groningen gebruikt menselijke woorden, heeft een menselijk karakter, menselijke gevoelens en menselijke cognitieve vaardigheden, hoewel hij toch duidelijk, door wat hij voelt en hoe hij denkt, niet menselijk is. De verteller heeft een bewustzijn, een voorspelling van zijn ‘ik’, van zijn eigen identiteit en van zijn lichaam, wat iets is dat mensen hebben, dieren misschien ook, maar een provincie in het echt niet. Hij vertelt hoe de mensen iets met zijn lichaam doen en hij gebruikt hiervoor worden voor menselijke lichamen om zich te beschrijven. Dit leidt ertoe dat de lezers een beeld van een menselijk lichaam hebben. Ook emotioneel lijkt de provincie op een mens, als hij over zijn emoties vertelt. Formuleringen zoals: “Mijn wantrouwen komt niet geheel uit de lucht vallen” (Romeijn, 2021, p. 7) is een uitdrukking van menselijke emoties, die een voorspelling van een menselijke figuur met een menselijk karakter eisen. Om zo te vertellen zijn cognitieve vaardigheden en menselijke taal nodig, die de provincie ook heeft. Hij kan dus waarnemen, zich herinneren, herkennen, vermoeden, oordelen over de mensen en hun doen, en over zichzelf reflecteren. In de zin: “Ik had kunnen weten dat ze het er niet bij zouden laten zitten” (Romeijn, 2021, p. 12), worden deze vaardigheden duidelijk, omdat deze nodig zijn om tot zo’n conclusie te kunnen komen. De menselijkheid bestaat in tegenstelling tot de eigenschappen die duidelijk van een provincie zijn, zoals de vorm, de passiviteit en het perspectief. Samen wordt een nieuwe soort verteller gecreëerd, die het verhaal aanvult.
Aan de voeten van de mensen liggen
De gewone manier van kijken is hier niet mogelijk, waardoor afstandelijk over het gedrag van mensen wordt gesproken. “Het was niets wat ik niet van hen gewend was: mensen hebben de afgelopen honderd jaar weinig kansen onbenut gelaten om met hun gereedschap mijn vormen te bewerken” (Romeijn, 2021, p. 7). Lezers kunnen hier niet op hun gewone manier naar de provincie kijken en moeten een nieuw standpunt innemen. Ze moeten uit zicht van de provincie naar de gebeurtenissen kijken, wat betekent dat het niet in het geheel mogelijk is zich met de verteller te identificeren. Er is dus een soort vervreemding, aangeziendie afstand moet worden gehouden en kritisch op de mensen kan worden gekeken. Sommige delen van de ervaring van de provincie zijn voor mensen beter toegankelijk, wat het mogelijk maakt zich voor te stellen hoe het moet zijn. Vooral de uitingen van emoties zijn voor menselijke lezers begrijpelijk. Als Groningen over zijn “woede en onrust”(Romeijn, 2021, p. 8) of zijn “wantrouwen” (Romeijn, 2021, p. 7) praat zijn dit ervaringen waarin lezers zich kunnen invoelen. Groningen verwijst verder naar menselijke ervaringen, als hij over zijn aardgas praat: “Alsof je uren na een zware maaltijd nog een kleine oprisping voelt opborrelen.” (Romeijn, 2021, p. 7) Deze beschrijving verbindt hem met de mensen en geeft de mogelijkheid empathie te kunnen voelen. Deze vervreemding en empathie gebeuren vaak tegelijkertijd, zoals in het citaat: “[…] ik schaamde me dat ik hun geen fermere ondergrond kon bieden.” (Romeijn, 2021, p. 9). Mensen hebben geen ervaring met het probleem dat de provincie beschrijft, met het verhuizen van inwoners door geen goede ondergrond te zijn, maar ze kunnen wel met gevoelens van schaamte en onvoldoende zijn meevoelen. Het probleem met de ondergrond is door de mens veroorzaakt, wat betekent dat de mens hier verantwoordelijk is voor de slechte situatie van de provincie. De lezers worden, in dit voorbeeld, dus door de vervreemding en de empathie gedwongen kritisch naar de effecten van mensen op de natuur te kijken.
Uit de tekst blijkt dat de omgang van de mensen heel lastig is voor de provincie: “Al die tijd werd ik niet gezien als geheel, maar als som van bruikbare onderdelen” (Romeijn, 2021, p. 9). De provincie voelt zich uitgebuit, niet als een geheel gezien en niet gewaardeerd. Groningen becommentarieert de gebeurtenissen en kan zo ook de waarneming van de lezers beïnvloeden. In het geheel wordt eraan getwijfeld dat mensen alles met Groningen mogen doen. De mens wordt niet als boven de rest van de wereld staand gezien, die met een bijzondere legitimiteit optreedt. “Mijn woede en onrust over de leidingen die me ongewild verbonden met de rest van het land nam in razend tempo toe, en aan het begin van de eenentwintigste eeuw trilde en beefde ik als een verzwakt dier dat nog een laatste poging doet om een roofdier van zich af te slaan” (Romeijn, 2021, p. 8–9). De gebeurtenissen die Groningen hier beschrijft zijn echte gebeurtenissen, die ervoor zorgden dat de grond is afgezakt, door de gaswinning in het gebied. Door het gedrag van de mensen zijn er vervelende gevolgen opgetreden, die nu reden geven te denken dat de omgang met het milieu niet legitiem was.
De lezers kunnen zich in de provincie invoelen en herkennen, hoe de omgang van de mensen met het milieu lastig voor het gebied, maar ook voor de mensen is, die er willen leven. Het hele hoofdstuk lijkt dus op een pleidooi ervoor dat mensen beter met het gebied moeten omgaan, als ze daar noch verder willen leven. De grondstoffen behoren niet tot de mensen en als ze toch sommige wegnemen, moeten ze voorzichtig zijn. De natuur is heel sterk door de mens beïnvloed, of menselijk gemaakt, en de mens is ook door het milieu beïnvloed. Leven bestaat in een soort netwerk en mensen moeten goed met hun levensruimte omgaan, als ze er willen kunnen leven.
Gillian Degens studeert Neerlandistiek aan de Universiteit van Keulen
Laat een reactie achter