In een vorige blog schreef ik over wat hondenfluitjes precies zijn. Kort samengevat concludeerde ik dat, in tegenstelling tot wat men vaak denkt, hondenfluitjes niet gezien kunnen worden als een bepaald soort woord of uitdrukking met een tweede verborgen betekenis, maar juist als een handeling van het blazen op een hondenfluitje. Om precies te zijn, definieerde ik hondenfluitjes als volgt:
(1) Een taalhandeling waarmee de spreker probeert om meerdere doelgroepen tegelijkertijd van een standpunt te overtuigen, maar om verschillende redenen.
Door te blazen op een hondenfluitje produceert een spreker meerdere betekenissen zodat ieder publiek de boodschap ontvangt die voor hen het meest aansprekend is. De volgende stap in dit verhaal is verklaren hoe zo’n taalhandeling wordt verricht, oftewel hoe die betekenissen, met name de geheime betekenis, tot stand komen.
Mijn masterscriptie was grotendeels toegewijd aan deze kwestie en in deze blog vertel ik over mijn bevindingen. Dit zal ik doen aan de hand van hetzelfde voorbeeld uit mijn vorige blog, namelijk Omtzigts vermeende omvolkings-hondenfluitje uit zijn HJ Schoo-lezing:
(2) “Lage geboortecijfers hebben effecten. Ten eerste zullen arbeidsmigranten niet langer uit Polen komen want daar worden ook geen kinderen meer geboren, en het gaat trouwens economisch goed met Polen. De geopolitieke implicaties hiervan zijn moeilijk te onderschatten. Om een beeld te geven: in Ethiopië worden dit jaar meer kinderen geboren dan in alle zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie samen. Hetzelfde geldt voor de Democratische Republiek Congo, en voor Nigeria geldt dat daar twee keer zoveel kinderen geboren worden als in de hele Unie. Ik laat u raden wat dit betekent over twintig à dertig jaar.”
Betekenis in taal(handelingen)
In de vorige blog introduceerde ik taalhandelingen: dingen die je als spreker doet met wat je zegt met een bepaald doel voor ogen. Je informeert je toehoorder om hem/haar ergens van op de hoogte te brengen, je verzoekt iets om een ander datgene te laten doen, en je blaast op een hondenfluitje om zoveel mogelijk toehoorders te overtuigen van jouw standpunt(en). Hoewel een taalhandeling vrijwel altijd gepaard gaat met zo’n concreet doel, is het belangrijkste resultaat van een taalhandeling dat je de juiste betekenis overbrengt.
Als ik bijvoorbeeld zeg ‘Hoe laat is het?’ met de bedoeling om te vragen naar de tijd, maar jij vat dit op als een subtiele hint om jou weg te krijgen, heb ik niet succesvol een vraag gesteld, en is mijn bedoelde betekenis niet gecommuniceerd. Bovendien kan je als spreker een taalhandeling succesvol verrichten zonder het concrete doel te behalen. Ik kan jou wel iets verzoeken, en jij kan dit ook zo begrijpen, maar daaruit volgt niet automatisch dat jij het verzoek ook uitvoert. Zolang jij toch begrijpt wat ik bedoelde, heb ik de taalhandeling succesvol verricht.
Een taalhandeling is dus in beginsel een handeling waarmee betekenis gecommuniceerd wordt. Om dat succesvol te kunnen doen moet je ervoor zorgen dat de toehoorder jouw bedoelingen kan achterhalen; je moet voldoende ‘bewijs’ leveren. Enerzijds kan je dat doen door letterlijk te zeggen wat je bedoelt (directe taalhandeling), zoals (3a) illustreert. Anderzijds kan je ervoor zorgen dat er voldoende bewijs te vinden is in de context, waardoor de toehoorder dit zelf kan afleiden. In dat geval zeg je iets wat in letterlijke zin niet relevant is binnen de desbetreffende context, zie (3b).
(3) Context: het raam staat open in de woonkamer.
3a. Dochter: ‘Pap, doe het raam dicht’.
3b. Dochter: ‘Pap, het tocht hier’.
Beide uitspraken zijn bedoeld als verzoek aan de vader om het raam dicht te doen en communiceren dus dezelfde betekenis (‘Doe het raam dicht’). Maar terwijl het bewijs hiervoor in (3a) in de uitspraak zelf zit, moet de vader voor de uitspraak in (3b) ergens anders op zoek gaan naar dit bewijs. Dit doet hij allereerst door (in zijn hoofd) op te merken dat de letterlijke betekenis niet erg relevant is (waarom zou de dochter dit zomaar constateren?). Vervolgens overweegt hij dat het raam open staat en dat zijn dochter waarschijnlijk ongemakkelijk is door de tocht, waardoor hij tot de conclusie komt dat de uitspraak is bedoeld als een verzoek om het raam dicht te doen.
Een indirecte taalhandeling leidt dus tot een impliciete betekenis die de toehoorder afleidt op basis van de context, en niet enkel op basis van het taalgebruik. Om als spreker een indirecte taalhandeling te kunnen verrichten, moet je ervoor zorgen dat de toehoorder genoeg bewijs kan vinden om de juiste overwegingen te maken. Dit bewijs kan geleverd zijn in de tekstuele context van de uitspraak, maar kan ook bestaan in de gedeelde achtergrondkennis (common ground en/of common sense).
Het probleem van hondenfluitjes
Aangezien hondenfluitjes een impliciete geheime betekenis produceren, zou je misschien verwachten dat de beoogde doelgroep deze kan afleiden uit de context. Het probleem is echter dat de spreker hier juist géén bewijs voor levert, wat er natuurlijk voor zorgt dat hondenfluitjes niet gemakkelijk opgemerkt worden door het algemene publiek, en ontkend kunnen worden als dit wel gebeurt.
Laten we dit uitwerken aan de hand van Omtzigts uitspraak in (2). Omtzigt spreekt zijn zorgen uit over de effecten van ons lage geboortecijfer maar licht niet nader toe wat voor effecten dit zouden kunnen zijn. Volgens de beschuldigingen zou hij omvolking bedoeld hebben als een dergelijk effect. Kunnen we hiervoor genoeg bewijs vinden? Als we ons verplaatsen in het publiek, zouden we waarschijnlijk de volgende informatie tot onze beschikbaarheid hebben:
- Omtzigt staat bekend als een kritisch kamerlid met een voorliefde voor cijfers en procedures.
- In 2023 richtte hij een nieuwe rechtse partij op met als speerpunt ‘Goed bestuur’.
- Hoewel Omtzigt in een kabinet is gestapt met een partij die regelmatig wordt beschuldigd van discriminatie, heeft hij zich vaak expliciet gedistantieerd van dergelijk gedachtegoed.
- Omtzigt heeft niks gezegd wat expliciet verwant is aan de omvolkingstheorie (denk aan opmerkingen over huidskleur, bevolkingsvervanging, etc.), noch tijdens de lezing, noch daarbuiten.
- In de uitspraak in (2) contrasteert Omtzigt ons lage geboortecijfer met het hoge geboortecijfer in een aantal Afrikaanse landen om aan te duiden hoe groot het verschil is, maar zonder duidelijk te maken waarom hij precies die landen aanhaalt.
- Aan het begin van de lezing zei Omtzigt expliciet dat hij de benoemde demografische feiten bedoelt als “neutrale vaststelling” om te voorkomen dat dit uitmondt in een gepolariseerd debat, wat in het verleden meestal wel gebeurde en waardoor effectief beleid uitbleef.
Op basis van deze achtergrondinformatie is er onvoldoende bewijs dat Omtzigt iets over omvolking bedoelde te communiceren. Alleen het vijfde punt zou deze suggestie kunnen wekken, maar ook dat kan weer ontkracht worden door de andere punten, namelijk het feit dat Omtzigt erg van de cijfers is en dat hij dit enkel benoemt om de ernst van het probleem te laten zien. Bovendien wijst het meeste bewijs op een andere, meer voor de hand liggende interpretatie van zijn uitspraak: ‘onder het mom van ‘Goed bestuur’ wil Omtzigt ons bewust maken van het feit dat demografische ontwikkelingen gevolgen hebben, waarop de politiek moet anticiperen met goed beleid op basis van feiten’.
Dit zou de neutrale betekenis van het hondenfluitje zijn, maar het blijft nog altijd onduidelijk hoe de geheime betekenis tot stand komt. Als de spreker onvoldoende bewijs levert voor zijn/haar bedoelingen om op een hondenfluitje te blazen, hoe wordt de geheime betekenis dan toch gehoord?
Betekenis zonder bewijs?
Laten we een stapje terug doen. Een hondenfluitje wordt gehoord door diegenen die er gevoelig voor zijn; zo werd Omtzigts omvolkings-fluitje gehoord door aanhangers van de omvolkingstheorie. De betekenisvorming moet dus wel iets te maken hebben met het gedachtegoed van de toehoorders en niet enkel met de bedoelingen van de spreker. Is het dan zo dat de spreker geen bewijs voor zijn/haar bedoelingen hoeft te leveren omdat de toehoorders verantwoordelijk zijn voor de geheime betekenis? Dan zou het blazen op een hondenfluitje niet zozeer gezien moeten worden als het produceren van een geheime betekenis, maar als het onopgemerkt activeren van bepaald gedachtegoed van het publiek zelf. Dit klinkt logisch, maar hoe werkt dat dan?
Allereerst zou je kunnen bedenken dat bepaalde woorden of uitdrukkingen als soort van trigger functioneren; elke keer als iemand iets zegt over lage geboortecijfers, gaan bij omvolking-aanhangers de alarmbellen rinkelen. Het hondenfluitje is geblazen, zelfs als de spreker dit niet bedoelde. Dit is volgens mij echter niet hoe het werkt, want dit zou betekenen dat die woorden helemaal niet meer gebruikt kunnen worden zonder te dienen als hondenfluitje. Zoals ik in mijn vorige blog al benoemde, is het nog altijd mogelijk om iets te zeggen over een laag geboortecijfer zonder dat dit geïnterpreteerd kan worden als een omvolkingsboodschap, bijvoorbeeld binnen de context van een nieuwsbericht of een wetenschappelijk onderzoek.
Het blazen op een hondenfluitje doe je dus niet simpelweg door bepaalde woorden te gebruiken. Het moet wel aannemelijk gemaakt kunnen worden dat de spreker de bedoeling had om op een hondenfluitje te blazen. Oftewel, het moet aannemelijk zijn dat de spreker de intentie had om bepaald gedachtegoed te activeren, ook al levert hij/zij hier geen bewijs voor. Dat is een kwestie van context. Alhoewel je namelijk niet altijd ervan uit kan gaan dat de spreker de bedoeling heeft om bepaald gedachtegoed van de toehoorder te activeren, is er zeker een context waarin dit wel (bijna automatisch) aannemelijk is: politieke argumentatie.
Context is key
Zoals ik in mijn vorige blog schreef, worden hondenfluitjes meestal gebruikt door politici die zo veel mogelijk steun willen verwerven voor hun partij of hun standpunten, bijvoorbeeld ‘Stem op mij’. Zo’n standpunt verdedig je natuurlijk zo het beste je te vereenzelvigen met het publiek (‘Ik wil hetzelfde als wat jij wilt’). Maar dit is tricky wanneer je voor een groot publiek staat met allemaal verschillende mensen met uiteenlopende politieke voorkeuren. Als jij bijvoorbeeld ‘A’ zegt, dan kan het zo zijn dat iedereen die ‘B’ vindt niet meer op jou zal stemmen. Om toch zoveel mogelijk mensen te overtuigen, wil je eigenlijk ervoor zorgen dat verschillende groepen hun eigen gedachtegoed in jouw uitspraken kunnen herkennen, ook al lever je hier geen bewijs voor.
Dat is precies wat ik beschreef in (1), waarin ik hondenfluitjes definieerde als taalhandeling waarmee een spreker meerdere doelgroepen ergens van wil overtuigen maar om verschillende redenen. In plaats van dat je de doelgroepen op zoek laat gaan naar bewijs voor de dergelijke redenen, zorg je ervoor dat de verschillende groepen die redenen zelf aanleveren vanuit hun eigen gedachtegoed. En dat kan alleen in de context van politieke argumentatie, waarin de spreker zich meestal met het publiek wil vereenzelvigen om steun te verwerven voor hun standpunt(en). In deze context zal het publiek namelijk sneller geneigd zijn om op zoek te gaan naar hoe die standpunten aansluiten op hun eigen gedachtegoed, waardoor ze sneller hun eigen gedachtegoed in de sprekers uitspraken zullen herkennen, zelfs als hier geen bewijs voor is. Dit gebeurt natuurlijk niet bewust, maar zoals ik stel in mijn scriptie is dit een denkwijze waar mensen gevoelig voor zijn in de context van politieke argumentatie. Dat is precies waar sprekers misbruik van maken wanneer zij blazen op een hondenfluitje.
In tegenstelling tot wat men vaak denkt, speelt taalgebruik dus geen grote rol in het blazen op een hondenfluitje. De spreker hoeft alleen maar te zorgen dat zijn/haar uitspraken genoeg ‘ruimte’ overlaten voor verschillende toehoorders om hun eigen gedachtegoed te herkennen. Zo kon het algemene publiek van Omtzigts lezing de neutrale interpretatie van ‘goed bestuur’ bereiken, terwijl aanhangers van de omvolkingstheorie de uitspraak konden zien als bevestiging van hun eigen gedachtegoed.
Of Omtzigt dit ook zo bedoeld had, kunnen we natuurlijk nooit zeker weten omdat hij hier geen bewijs voor geleverd heeft. Overigens heeft hij dit uitvoerig ontkend in een reactie op de commotie. Maar aangezien het wél aannemelijk gemaakt kan worden, kunnen we in ieder geval concluderen dat de uitspraak ongemakkelijk was geformuleerd binnen de context waarin het plaatsvond. Politici zijn tenslotte ook mensen die soms foutjes maken.
Voor zover ik het nu overzie is Omtzigt er duidelijk over dat hij zijn uitspraak niet bedoeld heeft als hondenfluitje maar als aanzet om serieus na te denken over de gevolgen van een demografische ontwikkeling. Natuurlijk zijn er mensen die overal verborgen boodschappen en zwarte krachten zien en wellicht de woorden van in dit geval Omtzigt associëren met de geladen term ‘omvolking’. En zeker zijn er politici die de hondenfluit hanteren. Maar hoe meer aandacht media en taalbeschouwers aan vermeende hondenfluitgebruikers besteden, hoe minder de feitelijke boodschap van Omtzigt nu aankomt. Dat lijkt me zorgelijk, vooral gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen.