
Als je tot laat naar een beeldscherm zit te turen, kun je slaapproblemen krijgen. Het blauwe licht van het scherm vertraagt de aanmaak van het slaaphormoon melatonine. Daardoor blijft je lichaam alerter en val je moeilijker in slaap. Het advies is dan ook om minstens een uur voordat je gaat slapen contact met beeldschermen te vermijden, zodat het lichaam de kans krijgt om te ontspannen.
Een oude en beproefde manier om vóór het slapengaan een rustige omgeving te creëren is het lezen van een boek. In een gemakkelijke fauteuil of – minstens zo populair – in bed. Nadeel van die laatste optie is wel dat je grote kans hebt vóór het einde van een hoofdstuk in slaap gesukkeld te zijn.
Specifieke adviezen over welk boek op je nachtkastje binnen handbereik moet liggen voor een gegarandeerd goede nachtrust, zijn mij niet bekend. Zelf denk ik dat de Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, de Historie van den heer Willem Leevend of de Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut of andere geschriften van het beroemde schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken daarvoor het meest geschikt zijn. Daarmee wil ik geenszins zeggen dat deze werken slaapverwekkend zijn. Integendeel. Waarom dan wel? Mensen uit Zeeland weten het antwoord al lang, ik vond het in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (1964).
Het woordenboek en zijn maakster
Samensteller van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten was dr. H.C.M. Ghijsen (1884-1976), geboren en gestorven in Middelburg. Zij verzamelde woorden, gaf er een betekenisomschrijving van, noteerde uitdrukkingen en gaf voorbeeldzinnen waaruit het gebruik en de betekenis bleek. Bovendien vermeldde zij nauwkeurig op welk Zeeuws eiland en/of in welke plaats een woord of uitdrukking was aangetroffen. Voor de Zeeuwse dialectologie heeft zij dan ook een grote betekenis gehad. Om haar te eren en aandacht te vragen voor de Zeeuwse dialecten is in 2014 – vijftig jaar na de verschijning van het WZD – een inzamelingsactie gestart om een standbeeld voor haar op te richten. Het benodigde geld werd bijeengebracht en in 2015 werd haar standbeeld in Domburg onthuld.
Hendrika Ghijsen besteedde ruim 35 jaar van haar leven aan het schrijven van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten. Maar haar te bestempelen als lexicograaf pur sang doet haar te kort. Zij was bovenmatig geïnteresseerd in de (historische) letterkunde, meer specifiek in de Zeeuwse schrijfster Betje Wolff, die op 24 juli 1738 in Vlissingen was geboren en daar haar tienerjaren doorbracht. Na haar studie Nederlands aan de universiteit Leiden promoveerde Ghijsen aldaar in 1919 cum laude op een proefschrift met de titel Betje Wolff, in verband met het geestelijk leven van haar tijd. Ook in later jaren bleef zij over haar en haar hartsvriendin Aagje Deken publiceren. Voor het herdenkingsjaar 1954 – het was 150 jaar geleden dat kort na elkaar Betje Wolff en Aagje Deken overleden – zette zij zich als lid van het Nationaal Comité met grote toewijding in om de herdenking tot een succes te maken. Zij schreef onder meer een bijdrage in een bundel waarin verschillende auteurs hun licht lieten schijnen over een bepaald aspect van het schrijverschap van de twee literatoren: Boeket voor Betje en Aagje; van en over de schrijfsters Wolff en Deken.
DSDD
Enkele jaren geleden is de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) online gekomen. Die database omvat het Woordenboek van de Brabantse Dialecten, het Woordenboek van de Limburgse Dialecten en het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten. Je kunt nu in drie dialectwoordenboeken tegelijkertijd dialectwoorden opzoeken voor bepaalde concepten (bijvoorbeeld koe, stal) of de betekenis van dialectwoorden achterhalen (bijvoorbeeld schoenpik).
Hoewel het Zeeuws zeker tot de Zuidelijk-Nederlandse dialecten gerekend moet worden, is het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten momenteel niet opgenomen in de DSDD. Dat heeft te maken met de opzet van dat woordenboek, die anders is dan de drie eerdergenoemde woordenboeken. Het was niet mogelijk de gegevens uit het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten zonder meer te importeren in de database. Momenteel ben ik met een aantal collega’s van het Instituut voor de Nederlandse Taal bezig met de voorbereidingen om het materiaal uit dat woordenboek alsnog toe te voegen aan de DSDD. Nu zal duidelijk worden hoe ik tot de keuze voor mijn slaapadviesboeken ben gekomen.
Pluumbedde
Een van de lemmata uit het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten is pluumbèd(de) ‘verenbed’, een woord dat ook in het Woordenboek der Nederlandsche Taal te vinden is. Het woord komt vooral voor in de tijd dat de bedstee nog in zwang is. Een pluimbed was gevuld met veren en werd op een matras gelegd. Iemand die in het bezit was van een ‘pluumbedde’ genoot een zekere welstand. Dat blijkt ook uit een passage in de Middelburgsche courant uit 1912:
De welvaart in de gezinnen is aanmerkelijk verhoogd, de voeding verbeterd, dank mede aan ’t varken. Reeds na de eerste jaren kwam een der huurders met stralend gezicht vertellen, ‘dat hij nu voor ’t eerst van zijn leven op een eigen veerenbed (pluumbedde) geslapen had, contant betaald.
Arme mensen legden zich te ruste op een kafbed, een bed dat – de naam zegt het al – gevuld is met kaf, het afval dat overblijft na het dorsen van graankorrels.
Woordspeling
Nu werd het woord pluumbèd ook wel eens omgezet naar bèdje pluum, lezen we in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten.De overeenkomst in klank tussen bèdje en de vrouwelijke voornaam Betje gaf aanleiding tot schertsende woordspelingen voor naar bed gaan, aldus dr. Ghijsen, die met haar voorliefde voor de twee beroemde 18e-eeuwse schrijfsters, dergelijke grapjes wel kon waarderen en ze een plaats gaf in haar woordenboek.
Een van de gebezigde uitdrukkingen luidt me gae nì Betje-pluum naar bed, waaraan soms de woorden … en Aagje wollen deken werden toegevoegd. In de vragenlijsten die aan het Zeeuws Woordenboek ten grondslag lagen, wordt hiervan melding gemaakt op Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen en Overflakkee. Het was dus een alom bekende Zeeuwse uitdrukking. In Yerseke gaven respondenten de variant nì Betje Pluum en rôôie deken op en in Koudekerke – op nog geen vijf kilometer afstand van Betjes geboorteplaats Vlissingen – kwam de uitdrukking nè Betje Pluum in de Aagje Dekenstraet voor, daarbij zinspelend op de straat van die naam in Vlissingen.
Dertig jaar geleden was de uitdrukking nae Betje Pluum en Aagje wollen Deken op Walcheren blijkbaar nog bekend onder de dialectsprekende bevolking. Of dat nog steeds het geval is, weet ik niet. Misschien dat een Zeeuwse lezer van Neerlandistiek deze vraag kan beantwoorden. Vanuit lexicografisch oogpunt is dat interessant om te weten. Maar nog belangrijker lijkt het me dat de namen van beide schrijfsters en hun werk voortleven. En dat je na een goede nachtrust vroeg uit de veren bent.
Misschien interessant: https://www.dbnl.org/tekst/_taa014199201_01/_taa014199201_01_0075.php