Alhoewel Kees ’t Hart en ik beiden Nederlands hebben gestudeerd, denk ik dat we verschillen van literatuuropvatting. Dat is niet ongebruikelijk in het vakgebied van de neerlandistiek en kan komen omdat hij het halverwege de vorige eeuw studeerde in Amsterdam; ik ben nog bezig. Ik heb Kees ’t Hart nooit ontmoet, laat staan met hem gesproken, maar lees zijn bijdrages in De Groene Amsterdammer met regelmaat.
Afgelopen maand vertelde hij in zo’n stuk over de shortlist van de Libris Literatuurprijs dat hij af wil van het beroep op ‘medegevoel’ dat veel auteurs op hem doen en van de empathische bedoelingen die schrijvers hun werken de laatste tijd meegeven. Kees ’t Hart leest niet om wijzer, diepzinniger of arroganter te worden maar om zich te laten meevoeren door de stijl van een roman en daardoor dan ’te zien wat nauwelijks zichtbaar is’.
Nu kun je twisten over of dit doen zien van het in de lucht hangende onzichtbare niet ook wijzer en arrogant maakt en of dit zogezegde zichtbaar maken van verschijnselen niet bij uitstek een emancipatoire bezigheid is die tot meeleven oproept. Het is in ieder geval om deze reden dat hij Wormmaan liever niet de Libris Literatuurprijs zag winnen. Het zou te veel oproepen tot het tonen van begrip en meeleven. De roman van Auke Hulst, die volgens hem het minste dwing tot overtuiging, zou de prijs in de wacht moeten slepen.
In mijn masterscriptie onderzocht ik vorig jaar onder andere het kruisen van filosofische en natuurwetenschappelijke theorieën in een aantal Nederlandse literaire werken en de manier waarop deze literaire werken zich zowel expliciet als impliciet kunnen mengen met bredere debatten over bijvoorbeeld klimaatverandering zoals die op dit moment in Nederland gevoerd worden. In de roman KliFi waarschuwt Adriaan van Dis door middel van opeenvolgende rampscenario’s voor een toekomst onder water, onder een autoritair regime en in de ecofeministische dichtbundel Hoe ik een bos begon in mijn badkamer door Maartje Smits worden menselijke eigenschappen steeds gelijkgesteld aan niet-menselijke fenomenen. Hierbij lag het zwaartepunt van het onderzoek niet bij de boodschap die de auteurs wilden overbrengen om hun publiek volgens Kees ’t Hart wijzer te maken, maar bij de stijlmiddelen die de schrijvers gebruikten om hun boodschap over te brengen. In Wormmaan toont Mariken Heitman bijvoorbeeld niet alleen expliciet, door Elke haar problemen met vrouwelijkheid te focaliseren, maar ook impliciet door literaire technieken als stijlmiddelen en metaforen (Elke bestuurt in haar eentje een tandem) in te zetten die het belang van tussen- en oervormen tonen.
Wanneer dat eerste, expliciete te veel nadruk krijgt, is er geen aandacht meer voor het impliciete literaire mechaniek dat als kunstvorm bestudeerd kan worden. Precies in dat laatste ligt voor mij de kracht het bestuderen van literatuur zoals dat in de neerlandistiek gebeurt.
Nu lijkt het alsof Kees ’t Hart en ik het toch met elkaar eens zijn: beiden kunnen we ontroerd of meegevoerd worden door een (impliciete) stijl die iets zichtbaar maakt wat eerst onzichtbaar was. Het verschil is dat ’t Hart de fictie die ik eerder noemde gelijk afdoet als overtuigingsliteratuur en niet tot een tweede stap lijkt te komen. Het publiek dat de boeken leest, is over het algemeen allang overtuigd van dat wat in het boek in een narratief wordt geplaatst, maar krijgt naar mijn ervaring door de roman of dichtbundel nieuwe woorden of beelden om eigen gedachten in een nieuw narratief te plaatsen.
De kracht van de neerlandistiek ligt voor mij dan ook in deze nieuwe woorden en beelden die een originele impuls kunnen geven aan andere kennisterreinen die ogenschijnlijk niets met de neerlandistiek te maken hebben. Dingen die eerst ver uit elkaar lijken te liggen zoals de natuurwetenschap en de literatuur, heden en toekomst en mannen en vrouwen, krijgen door dit soort overtuigingsliteratuur vernieuwde vormen van verbinding die wel degelijk prijzenswaardig zijn.
Nynke de Haan is hoofdredacteur van Jong Neerlandistiek en doet de onderzoeksmaster Nederlandse Literatuur en Cultuur in Utrecht.
Emma zegt
Yessss
Marc van Biezen zegt
Volgens mij ziet Kees ’t Hart dat wel degelijk maar hij vindt het verbindende vermogen geen literair criterium.
Nynke de Haan zegt
Dat zou kunnen. Ik weet ook niet of ik het zelf als een literair criterium zie. Wat ik wel zie is dat, als we de overtuigingsliteratuur uitsluiten, we ook andere dingen uitsluiten die ik zelf goed kan waarderen.