Op zoek naar definities in lexica en literatuur
Trots loop ik met mijn tekening naar de juf, die voorovergebogen aan het opruimen is in de poppenhoek. “O ja, nou, mooi, hoor…” zegt ze zonder echt te kijken, “en euh… wat is het?” “Een Meermin”, antwoord ik. “Oh, een zeemeermin, nou, leuk, hoor.” “Nee, niet zéé-meermin, gewoon meermin!” . De juf zucht en zonder me aan te kijken gaat ze door met opruimen. “Een meermin?! Pfff, dat bestaat niet, Martine. En ga nu maar buiten spelen, de anderen zijn allang weg!” Schouderophalend droop ik af.
Ik zal een jaar of zes geweest zijn en herinner me dit voorval omdat het naadloos aansloot bij mijn kinderlijke staat van teleurstelling over de onlogica van de wereld en het onbegrip van de mensen om mij heen. Maar ook het woord zelf, ‘zeemeermin’, bleef als een vraagteken boven mijn hoofd hangen. En blijkbaar ben ik niet de enige. Een vlugge google search bracht me naar blogger Harman Hoetink die het ook maar merkwaardig vindt: “Want ik dacht ook meteen aan het Engelse woord mermaid. Niet ‘sea-mermaid’ of zoiets, maar gewoon mermaid. […] Het vraagteken werd een uitroepteken.” Ook bij mij en misschien ook wel bij u? “Het is een glibberig, watervlug wezen, letterlijk en figuurlijk ongrijpbaar”, schrijven Paul Faber en Bert Sliggers in hun voorwoord bij de catalogus Een zee vol meerminnen. Ze menen dat de zeemeermin per definitie ondefinieerbaar is. Is dat zo? Wat zeggen de woordenboeken?
Zeemeermin (de, v. mv zeemeerminnen). /ˈzemermɪn/ . De Dikke Van Dale definieert het woord als “(mythologie) wezen dat half vrouw, half vis is”. Maar het Van Dale etymologisch woordenboek omschrijft de zeemeermin als een “mythisch wezen uit de zee”, niet per se een vrouw, dus. Daarna geeft het aan dat het woord “pleonastisch gevormd [is] van zee + meermin”. Het oude woord “meer” zou dan gelijk staan aan het moderne woord “zee”, net als het Franse la mer en het Duitse das Meer. Op zich is zo’n pleonisme niet bepaald uitzonderlijk, denk bijvoorbeeld aan het woord struisvogel (“Strucio dats een voghel groet, Van voeten des kemels ghenoet” – oftewel, een grote vogel met kamelenpoten! – dichtte Jacob van Maerlant in boek III van Naturen Bloeme).
Op school leer je de vuistregel dat een pleonasme ‘verbeterd’ kan worden door het overbodige woord te schrappen. Een tweelettergrepig ‘zeemin’ of ‘meermin’ zou in dit geval dan afdoende zijn en de hele betekenis omvatten. Maar klopt dat wel? In de Van Dale staat geen woord ‘zeemin’, maar wél een woord ‘meermin’. En dat betekent volgens datzelfde woordenboek precies hetzelfde als zeemeermin. Of toch niet helemaal? Voor meermin geeft het woordenboek als synoniem ‘zeevrouw’, wat vreemd is, want een zeevrouw zou ook een vrouwelijke zeeman kunnen zijn, of een ander fantasiewezen, een ‘selkie’ of bijvoorbeeld een Cecaelia, die half vrouw, half octopus is (zoals de boze Ursula uit Disney’s The Little Mermaid).
Bij zeemeermin geeft het woordenboek als synoniem ‘sirene’. Dat lijken me toch twee verschillende wezens, want een sirene heeft volgens de Griekse mythologie geen vissenstaart, maar het onderlijf van een vogel. Dit wordt bevestigd door zowel het chronologisch als het etymologisch woordenboek: bij ‘sirene’ staat “demonisch wezen, half vrouw, half vogel 1287” en “<frans sirène <latijn Siren (meestal mv. Sirenes) <grieks Seirènes; etymologie onbekend.”
Dan het achtervoegsel: ‘-min’. Het woord ‘min’ betekent een zoogvrouw, voedster. Maar volgens de Van Dale is het ‘-min’ in ‘(zee)meermin’ afgeleid van ‘man’, dat oorspronkelijk ‘mens’ betekende. Dat is vreemd, want niet alleen is een ‘min’ een vrouw, het Engelse achtervoegsel is ‘maid (ook een vrouw) en als tegenhanger van de meermin hebben we een ‘meerman’.
Het Woordenboek der Nederlandse Taal (een historisch woordenboek dat de Nederlandse woorden vanaf 1500 beschrijft) geeft “Het tweede lid beteekent meisje (een diminutief van mann- of man- in den zin van mensch).” Het Chronologisch Woordenboek verwijst naar het WNT en laat het geslacht in het midden, een zeemeermin is in 1623 als eerst beschreven als een “mythisch wezen uit de zee”. En in Woorden en uitdrukkingen (1919) omschrijft C.H.Ph. Meijer een zeemeermin als “sirene, tautologisch uit het oudere, mnl. meerminne; zeemeisje, daar min een verkleinwoord is van manin den ouderen zin van mensch. Naast meermin vormde men wel meerman, voor een mannelijk wezen van dezelfde soort.” Conclusies: een meermin is een zeemeermin is een sirene; half vrouw of meisje of toch gewoon mens?
Kortom: verwarring alom. Waar baseren de Nederlandse woordenboeken zich op? Onder het kopje “vragen aan de redactie” vermeldt www.vandale.nl daar het volgende over: “De Grote Van Dale beperkt zich tot de beschrijving van verklaringsbehoeftige taalvormen die tot de algemene woordenschat behoren. […] Een woord wordt opgenomen in de Grote of Dikke Van Dale als de redactie dat woord gedurende langere tijd (ongeveer drie jaar) regelmatig aantreft in het (schriftelijk) algemeen taalgebruik.”
Geldt dit ook voor oudere woordenboeken? Het eerste eentalige woordenboek in West-Europa was het Vocabulario degli Accademici della Crusca uit 1612. In “Van woordenlijst tot woordenboek: inleiding tot de geschiedenis van woordenboeken van het Nederlands” omschrijft P.G.J. van Sterkenburg hoe dit werk de talrijke dialecten van Italië wilde schoeien op de leest van de klassieke taal van Dante, Petrarca en Boccaccio. De taal van deze 14e-eeuwse dichters zou zo een voorbeeld zijn voor toekomstige generaties. Een woordenboek volgt van oudsher dus niet alleen de algemene woordenschat, maar ook het bloemrijke literaire taalgebruik.
Hoe zit dat met het woord ‘(zee)meermin’ in de Nederlandse literatuur en lectuur? Daarover meer in een volgend blog…
Martine Mussies is PhD-student aan de universiteit Maastricht.
jandeputter zegt
Maar natuurlijk bestaan ‘meerminnen’. In Haarlem heeft er in de Middeleeuwen een tijdje een gewoond.De Haarlemmers hebben haar in vrouwenkleren gestoken, gaven haar eten, leerden haar spinnen en ze toonde ook nog devotie tot het H. Kruis.
“Twijle dat die Hollanders een marminne binnen de stede van Haerlem brochten, die welcke zy daer cleeden in vrauwenhabijte ende menich jaer lanc met melc ende broodt onderhielden, leerende haer int ende ooc spinnen ende thelich cruce ons Heren reverentie bewijsen, maer noyt en sprack zy,