Vandaag verscheen in de Volkskrant een column van Aleid Truijens waarin zij refereert aan het Jongerenmanifest voor het schoolvak Nederlands. Dat manifest is hieronder te lezen en is ondertekend door Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS), CNV Jongeren, Het team van Scholieren.com en Jong Neerlandistiek.
De kwaliteit van ons onderwijs gaat al twintig jaar stelselmatig achteruit, zo concludeert het nieuwe rapport van de Onderwijsinspectie van deze week. De focus van ons onderwijs zou moeten terugkeren naar taal, rekenen en burgerschap. Met name dat streven ‘burgerschap’ aan te leren, krijgt dan meteen weer de kritiek die het onderwijs in Nederland al langer in de greep heeft. De overheid mag zich niet bemoeien met wat en hoe er gedoceerd wordt: ‘Dat neigt naar staatspedagogiek’, betoogt lector filosofie en pedagogiek Piet van der Ploeg in de Volkskrant van 13 april.
Maar het alternatief is veel erger, zo zien we aan het schoolvak Nederlands. Het vak staat geheel in dienst van functionaliteit. Leerlingen leren lezen en schrijven aan de hand van kennis over signaalwoorden en argumentatieschema’s. Voor de Universiteit Utrecht en project Schrijfakademie spraken wij een diverse groep van 216 leerlingen uit het hele land, die zich vurig verzet tegen de uitholling. Deze leerlingen willen leren om hun eigen indrukken, gevoelens en gedachten op te schrijven: zich als burger leren uiten, zou je kunnen zeggen. En vandaaruit ook met interesse lezen wat er in het Nederlands al geschreven is over de samenleving waarin zij opgroeien en zich een plek proberen in te denken.
Radicale meetbaarheid
Zoals het rapport van de Onderwijsinspectie aangeeft, is het vak Nederlands – en daarmee onze belangrijkste bron voor lees- en schrijfonderwijs – door de jaren heen in de ban geraakt van de groeiende wens naar objectieve toetsing. Het leidt tot situaties als hoogleraar Nederlands Marc van Oostendorp die in 2018 een 7,5 haalde voor het centraal examen begrijpend lezen. Een ouderejaars student Nederlands zakte zelfs met een 5,0.
Leerlingen geven aan dat het vak geen mogelijkheid geeft tot persoonlijke, vakinhoudelijke ontwikkeling en dat excelleren erin vrijwel onmogelijk is. Het zorgt voor een gevoel van incompetentie, en teruglopende motivatie voor lezen. Schrijven wordt al sinds 1999 niet meer centraal getoetst, omdat dat de toetsing daarvan niet te objectiveren zou zijn. Leerlingen leren lezen als een robot van wie geen eigen tekstuele output wordt verwacht.
Lezende en schrijvende burgers
De potentie van het vak Nederlands blijft daarmee onbenut. Om binnen een gezonde democratie als Nederland kritische burgers op te leiden en zo kansengelijkheid te faciliteren, moet het vak Nederlands aanknopen bij de processen van identiteitsvorming die juist onder opgroeiende jongeren en in de Nederlandse samenleving plaatsvinden. Niet alleen bij de functionele normen die bepalen hoe er gecommuniceerd wordt in Nederland, maar ook bij wat er gecommuniceerd wordt, en hoe daar weer door anderen op wordt gereageerd. In kranten en andere (digitale) media, maar ook in literatuur en andere vormen van kunst. De leerling leert niet alleen de talige structuren, maar ook de inhoudelijke klanken van de democratie kennen: dat is waar goed schrijf- en leesonderwijs toe zou moeten leiden.
Een groot aantal van de leerlingen die wij spraken gaf aan graag Young Adult-literatuur te lezen, vaak ook in het Engels. Dit zijn boeken die de beleveniswereld van jonge mensen weerspiegelen en reflecteren op het proces van de eigen identiteitsvorming en volwassenwording. Uit de grote animo voor Young Adult-literatuur kan een wens naar zelfontplooiing en schikking binnen de wereld worden afgelezen: als we ze die ingang ook voor Nederlandse literatuur en het schrijven in het Nederlands bieden, zal het lees- en schrijfonderwijs in dienst komen te staan van een persoonsvormend proces, waarin leerlingen de eigen identiteitsvorming en volwassenwording onder woorden leren te brengen.
Daarmee doet (inter)subjectiviteit zijn herintrede in het vak Nederlands, wat niet hetzelfde is als bandeloosheid. Integendeel, leerlingen laten experimenteren met de Nederlandse taal en leerlingen specifieke teksten in die taal laten interpreteren om kritisch te kijken naar de wereld om zich heen: er zullen deskundigen zijn die dat zelfs staatspedagogiek noemen. Moet je doen, zeggen wij dan.
Daan van den Broek en Delila Dönmez zijn beiden student Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit Utrecht en zijn in dienst als student-assistent voor project Schrijfakademie, dat onder leiding van Micha Hamel en prof. dr. Els Stronks en gefinancierd door het Ministerie van OCW het schoolvak Nederlands praktischer en creatiever beoogt te maken.
Liliane Bouma zegt
In dit stuk wordt gepleit voor meer teksten die bijdragen aan identiteitsvorming, waarbij Young Adult literatuur genoemd wordt. Weer over fictie dus.
In aanvulling op dit stuk lijkt het me goed om te pleiten voor meer non-fictie bij het vak Nederlands. Door te kiezen voor teksten waar leerlingen inhoudelijk ook iets núttigs leren bouw je kennis op én maak je ze vaardiger in taal. Leerlingen vinden de teksten vaak ook interessant en dus motiverend om meer leeskilometers te maken.
Het vak zou zich ook wel wat meer mogen verdiepen in de soorten teksten bij andere vakgebieden en op de nieuwe media. Dat wat bij Nederlands wordt aangeleerd is namelijk niet altijd geldig voor die andere teksten (zie genredidactiek). Leerlingen constateren dat ze niet worden geholpen met inzicht en oefening voor het lezen en schrijven van dat soort teksten, een reden waarom ze het vak niet als nuttig ervaren. Ook de internationale toetsen waar wij tegenwoordig zo laag op scoren bij ons leesonderwijs gaan meestal niet over fictie maar over non fictie. Dat is een reden om er ook mee te oefenen.
Daan van den Broek zegt
Dank voor de complimenten! Van een meer interdisciplinair ingericht schoolvak Nederlands ben ik ook voorstander. Ik zou zeggen: laat leerlingen vooral verkennen hoe hun eigen interesses zich op verschillende manieren door de taal laten vangen. Laat zien hoe relevant en beeldbepalend taal wel niet is.
Dat non-fictie teksten niet te generaliseren zijn, bijvoorbeeld wat betreft structuur, is natuurlijk ook helemaal waar en wordt wellicht vaak over het hoofd gezien. Zo ervaarde ik dat soms wel als scholier. Ik had overigens wel – en sommigen lijken n.a.v. dit stuk anders te vermoeden – een geweldig leuke en bekwame docent! 🙂 (Ik pretendeer als student overigens ook niet om docenten te kunnen voorschrijven hoe ze hun vak moeten uitoefenen.)
Het raakvlak tussen fictie en non-fictie kan ook interessant zijn, denk ik. Hoe kan een non-fictie tekst uit de biologie bijvoorbeeld worden gekoppeld aan een roman van Mariken Heitman? Enfin, genoeg hierover te zeggen. Veel dank voor de mooie reactie!
Ellen zegt
Echt heel goed stuk en compleet mee eens. Zet schrijven centraal en koppel het inderdaad aan persoonsvorming en burgerschap. Vanuit het schrijven leer je ook (of zelfs beter) hoe ern tekst is opgebouwd.
Daan van den Broek zegt
Erg bedankt voor het compliment! 🙂
Helge Bonset zegt
Het bovenstaande roept bij mij wel een paar vragen op. De eerste: ik zie een tekst die klaarblijkelijk geschreven is door Daan van den Broek en Delila Dönmez, maar wat is nu precies het manifest? De tweede: er is gesproken met 216 leerlingen, niet veel, maar wel genoeg om een serieuze rapportage te rechtvaardigen. Is die er ook, en zo ja, waar kun je die lezen?
Daan van den Broek zegt
Beste meneer Bonset, bedankt voor de kritische respons op ons stuk. De rapportage waarover u spreekt bestaat zeker. Ik vind het leuk om te horen dat ons stuk u zelfs geënthousiasmeerd heeft om die te willen lezen. Natuurlijk hadden we deze ook graag tegelijkertijd met ons opiniestuk gepubliceerd, maar deze ligt momenteel nog ter revisie. In dit verslag beschrijven we de wensen van leerlingen, plaatsen we deze binnen een actueel didactisch en pedagogisch theoretisch kader en beargumenteren we op basis daarvan enkele praktische adviezen. Binnenkort zal het stuk verschijnen op Schrijfakademie.nl. Vanwege het verkennende karakter van het onderzoek zal het tevens een breder spectrum aan onderwerpen bespreken dan slechts dit artikel. U mag dit opiniestuk dan ook vooral beschouwen als een tipje van de sluier.
Mocht u onze huidige eerste versie van het onderzoeksverslag wellicht al willen lezen, dan kan dat ook. U kunt mij gemakkelijk bereiken via d.j.vandenbroek@uu.nl. Het staat dan u ook zeker vrij om feedback te geven. Sterker nog, dat zouden wij erg waarderen! 🙂
Wat betreft uw opmerkingen over de term ‘manifest’. Wij begrijpen ook goed dat ons stuk wat betreft genreconventies niet volledig overeenkomt met een ‘manifest’. We hebben hier voornamelijk voor gekozen om duidelijk te maken dat ons stuk wat ons betreft raakt aan de fundamenten van het schoolvak Nederlands: docenten moet de ruimte gegund worden om minder objectief te hoeven toetsen en zich meer te kunnen richten op een pedagogisch proces tussen leerling en docent, gelijkend aan wat Jeroen Steenbakkers in zijn onderzoek vaak betoogt. Ook vinden we de term het jeugdige karakter van ons onderzoek helder overbrengen.
Verder ben ik het niet eens met uw opmerking dat het aantal gesproken leerlingen ‘niet veel’ is. Ons onderzoek is kwalitatief, niet kwantitatief van aard. In dit geval betekent dit dat we 77 gesprekken hebben gevoerd door heel Nederland, binnen alle niveaus, variërend van 20 tot wel 45 minuten per gesprek.
Nogmaals veel dank voor uw reactie! We kijken uit naar uw antwoord.
Helge Bonset zegt
Dank voor je reactie, Daan. Ja, ik ben benieuwd naar het onderzoeksverslag en wil er best feedback op geven. Daar mail ik je over. Wat de term ‘manifest’ betreft: ik heb een tijdje gezocht of ik een link miste of dat dit nu echt het manifest was. Het laatste dus. Dat zoeken vindt een lezer, in ieder geval deze lezer, niet fijn. Wat je nu schrijft over docenten die minder objectief moeten hoeven toetsen, klinkt voor mij weer meer als een manifest, trouwens.