Nederlands is voor mij een heel speciale taal. De helft van mijn familie, aan mijn vaders kant, woont in Nederland en spreekt vooral Nederlands. Daarom is het voor mij heel belangrijk om Nederlands te kunnen spreken: het is niet alleen een manier om met mijn familie te kunnen praten, maar ook een mogelijkheid om een connectie te voelen met mijn Nederlandse identiteit. Ik voel me echter meer Nederlands dan Amerikaans—ten minste, ik ben meer trots op mijn Nederlandse erfgoed en cultuur.
Zoals een braaf Nederlands meisje moest ik goed leren fietsen, en keken we altijd naar het Wereldkampioenschap om voor ‘het moederland’ te juichen, zelfs als ze tegen Amerika speelden. Wij vierden altijd zowel kerst als sinterklaas, en wij gingen elke zomer op bezoek bij familie in Nederland; daardoor voel ik me thuis op de drukke fietspaden en de geplaveide straten van ons klein landje, tussen de hoge huizen met hun ouderwetse gevels, en natuurlijk ook in de drukke Albert Heijn. Ik werd blootgesteld aan de Nederlandse cultuur—pannenkoeken, veerboten, stroopwafels en hard praten—en ben een beetje ingeburgerd in Nederland: er zijn mensen en plaatsen die me nauw aan het hart liggen. Daarnaast heb ik met de Nederlandse taal ook een sterke basis, een geschenk te danken aan mijn vader, die voor de eerste vijf jaren van mijn leven alleen maar Nederlands tegen mij sprak en daarna zorgde dat ik elke week in de les bij ons kleine Nederlandse schooltje zat, wat ik deed tot de tweede jaar van de middelbare school.
Ik heb een interessante ervaring met het Nederlands, want ik heb het niet écht als tweede taal geleerd, maar meer als een tweede moedertaal die ik wat minder gebruik dan Engels. Het moeilijkst voor mij met Nederlands spreken is dat mijn woordenschat niet groot genoeg is om alles te kunnen zeggen precies zoals ik het wil, en daarom moet ik vaak een alternatieve manier vinden om een beetje eromheen te praten, zodat ik toch mijn mening kan communiceren. Het andere moeilijke element van het Nederlands spreken voor mij—zoals elke student Nederlands waarschijnlijk zou kunnen bevestigen—is weten wanneer je “de” of “het” moet gebruiken! Door die lastige lidwoordjes heb ik meerdere keren de ervaring gehad dat ik met iemand praatte die dacht dat ik ook gewoon een Nederlander was, totdat ik het verkeerde lidwoord gebruikte. Ik vraag me altijd af of ze dan denken dat ik gewoon een domme Nederlander ben, dus zeg ik meestal snel even dat ik eigenlijk in Amerika woon, en voornamelijk Engels spreek.
Hoewel ik een sterkere verbinding voel met Nederlands zijn dan Amerikaans zijn, voelt het tóch vaak alsof ik niet Nederlands genoeg ben, alsof er iets in de weg staat van ooit écht Nederlands zijn. Dat is een van de redenen waarom ik voor minstens één jaar in Nederland wil gaan wonen: het voelt alsof als ik gewoon iets meer tijd in Nederland moet doorbrengen om mijn taalvaardigheden op te poetsen zodat ik even makkelijk in Engels als Nederlands een gesprek kan houden, zodat ik me dan misschien eindelijk “Nederlands genoeg” kan voelen. Dat hoop ik, ten minste.
Lianna van Hout studeert Nederlands aan de University of California, Berkeley (VS).
Laat een reactie achter