Er zijn weinig auteurs die zich in hun werk zo met één wereldvisie bezighouden als Willem Frederik Hermans. Of je nou Nooit meer slapen, De donkere kamer van Damokles of Ik heb altijd gelijk leest, altijd merk je hoe zijn personages een geheel eigen logica op de wereld projecteren. Ze creëren een werkelijkheid waarin ze hun bestaan gerechtvaardigd zien. Maar ook al denken we, als mensheid, een zekere orde om ons heen te zien, de wereld is geen samenhangend verhaal. Zoals Hermans in de ‘Preambule’ van zijn novellenbundel Paranoia samenvat: ‘Er is maar één werkelijk woord: chaos.’
Juist die loyaliteit aan één centraal thema voedt mijn voorliefde voor moderne klassiekers. Hetzelfde zien we bijvoorbeeld bij Ferdinand Bordewijk of Franz Kafka. Gelijk de ontwikkeling van de auteur ontwikkelen ook de technieken, de fijnzinnigheden en nuances waarmee die thematiek tot uiting komt. Als een levenslange verkenning van een idee.
Ik was dan ook verheugd notie te krijgen van de toneelbewerking – het regiedebuut van Inge-Vera Lipsius – van ‘Paranoia’, een verhaal uit de gelijknamige novellenbundel van W.F. Hermans. De voorstelling vond plaats in The Merchant House in Amsterdam. Midden in een kleine zaal in een grachtenpand stonden een bed met wat vergeelde kranten erop, een oude radio, een lamp en een draaischijftelefoon. Aan weerszijden waren, gelijkvloers met het podium, twee rijen IKEA-klapstoelen opgesteld. Klassiek met een ironische knipoog, dacht ik, terwijl ik de plafondschildering bekeek.
Een samenvatting
‘Paranoia’ verhaalt over Arnold Cleever, die het in zijn hoofd haalt dat hij een gevluchte SS’er is, nadat hij zijn opsporingsbericht in de krant ziet. Hij is achterdochtig, mensenschuw – schizofreen zou ik met moderne termen zeggen, hoewel Hermans zich daar niet aan waagde: ‘ik ben geen psychiater, ik stel geen diagnose.’ Hij krijgt ook nog eens een deurwaardersexploit: Gorraay, een archetypische huisjesmelker, wil hem eruit werken, zodat hij aan een volgende huurder meer geld kan vragen. Arnold raakt heilig overtuigd van allerlei complotten: men zou hem in de gaten houden vanaf het dak, Gorraay zou ondanks de zeven sloten aan zijn deur toch ongemerkt zijn woning betreden, een menigte zou onder zijn raam over zijn oorlogsmisdaden praten. Hij komt niet meer buiten om onder de radar te blijven. Hij wordt dan ook woest wanneer zijn vriendin, Anna, bij een advocaat nagaat of hij als huurder in zijn recht staat: nu wisten ze waar hij was. Anna leert van haar vader dat Arnold in werkelijkheid geen SS’er is, maar tijdens de hele bezetting in een huurkamertje heeft geschuild. Wanneer ze hem hiermee confronteert, sluit hij haar op in het berghok. Dagenlang zit ze daar, in de duisternis, tot Arnold op een dag Gorraay, die de trap op komt lopen, doodschiet, meerdere schoten op haar lost, en uiteindelijk zelfmoord pleegt.
In het duister tasten
De toneelbewerking bleef betrekkelijk trouw aan de novelle, maar in versoberde vorm. Een verhaal ontmantelen zonder de essentie te verliezen vergt kunde en inzicht. Het vergt vindingrijkheid om het publiek daarbij een integraal onderdeel van de thematiek te maken. Dat gebeurde hier. De opstelling van de stoelen maakte namelijk dat de blikken der toeschouwers Arnold (gespeeld door Valentijn de Jonge) omringden. Zijn paranoia leek daardoor haast te worden gevoed. Hij leek onze aanwezigheid meer en meer te bespeuren, zich steeds bewuster van de blikken die hem omringden, zonder dit expliciet te maken.
W.F. Hermans brengt zijn lezers in Paranoia bewust op een dwaalspoor. ‘Een mensenleven is een verzameling, een enorme opeenhoping bewegingen en denkbeelden. Het meeste gaat voor altijd verloren en het kan niet anders of het geheugen begaat in de keuze van wat het vasthoudt of verliest, een wanhopige willekeur.’ Die willekeur zorgt ervoor dat we nooit de volledige waarheid zullen kennen. In ‘Paranoia’ komt dat tot uitdrukking in de ruimte. Een van de belangrijkste ruimtelijke elementen in het verhaal is de afwisseling tussen licht en duisternis – tussen zien en niet-zien, weten en niet-weten – en daar maakte Lipsius dankbaar gebruik van. Het werd de toeschouwers (deels door de opstelling) belet om het schouwspel in zijn geheel te kunnen zien. Al vanaf de opening, trouwens: het begon en alles was zwart. Er was slechts het geluid van een zonderling de trap op lopen en een veelheid aan sloten openen. Zo werd iedereen Arnold. We tastten allemaal in het duister, angstig om iets te missen, om niet alles te weten te komen. Toen Anna (gespeeld door Guusje te Pas) zat opgesloten in dat duistere hok, werd haar verlangen naar vrijheid maar al te voelbaar. Lipsius vatte, kortom, echt de kern van Hermans’ werk. Op meerdere niveaus.
Willem Frederik Hermans heeft naar mijn idee de trekken van een vroege postmodernist. Hij verzette zich tegen het halsstarrig geloof in politieke, religieuze of andere overtuigingen, omdat ze de wereld per definitie als een ordelijk geheel veronderstellen. Tijdens de voorstelling nam ik er op den duur genoegen mee dat ik niet alles te zien kreeg als publiek. Misschien was het wel dat – een ode aan het niet-weten. Misschien is dit verhaal zo tijdloos omdat het de illusie van alwetendheid doorprikt. Misschien, maar ik ben geen alwetende, ik stel geen diagnose.
Jaap Twiest is masterstudent Literair bedrijf aan de Radboud Universiteit.
Regie/concept en bewerking: Inge-Vera Lipsius
Spel: Valentijn de Jonge, Guusje te Pas, Jasper van der Pijl, Frans Limburg
Geluid: Neeltje van der Vlugt, Willem van Erven Dorens
Productie: Inge-Vera Lipsius
Poster: Dinara Vasilevskaia
Fotograaf: Arjen Veldt
Met dank aan: Dirk van Weelden, Rachel van der Brug, Joris van der Meer
Laat een reactie achter