Filosoof Stine Jensen schrijft in haar column voor het NRC van 13 januari dat ironie verdwenen is en dat dat de schuld is van de leescrisis. We zouden ironie niet meer snappen, omdat we alles te letterlijk nemen en zelfs dat letterlijk nemen doen we niet zo goed. Marian Donner schrijft al in haar column in de Groene Amsterdammer ‘In medias res: humor’ (26 januari 2023) dat het gemis van ironie enkel kan betekenen dat Jensen al een tijdje niet op Twitter of TikTok is geweest, maar ik wil hier preciezer kijken naar een voorbeeld dat Jensen als voorbeeld van het niet herkennen van ironie duidt.
Voordat dat kan, moet eerst duidelijk zijn wat ironie inhoudt. Jensen zelf volgt de definitie van een filosoof die gepromoveerd is op het begrip ironie, Kierkegaard. Die definitie zal ik hier ook volgen. Jensen schrijft dat ironie dwingt tot plaatsbepaling door verwarring en dat het vanzelfsprekendheid ontmaskert. Die genoemde verwarring ontstaat bij verbale ironie door ambiguïteit. Vaak wordt er gebruik gemaakt van overdrijving, understatements of een omkering van wat bedoeld wordt (zie ook de definitie van het Algemeen letterkundig lexicon in de bronnenlijst). Daarnaast stelt Jensen dat ironie voornamelijk gedijt in een gelijkheidscultuur: ironie is ook elkaar vriendschappelijk beledigen.
Jensen geeft vervolgens ter illustratie van ons onbegrip voor ironie een citaat van Theo Maassen en nog belangrijker de reactie daarop van Tim Hofman. Eerst zal ik de uitspraak van Theo Maassen analyseren op de ironische kwaliteit en dan de reactie van Tim Hofman (niet op de ironische kwaliteit, maar op de validiteit van zijn kritiek).
Naar aanleiding van zijn nieuwe show zei Maassen in een interview dat hij gaf aan de Gelderlander: ‘Wat als hier oorlog komt en wij moeten vechten? Zitten wij hier met onze genderneutrale toiletten!’ Dit is volgens Jensen bedoeld als grappig. De veronderstelde ironie hier is dat een genderneutrale wc niet zou voldoen aan de norm van weerbaarheid. Dit wordt duidelijk uit de introductie van het interview waarin de nieuwe show van Maassen getypeerd wordt als ‘een show waarin Maassen zijn zorgen uit. “We zijn onze weerbaarheid kwijt. We kunnen niks meer hebben”’. Deze uitspraak is dus ironisch, maar doet daarmee tegelijkertijd een uitspraak over de wereld en welke normen gehanteerd moeten worden. Ironie reflecteert immers altijd een bepaalde norm via een vorm van distantie van die norm: de genoemde overdrijving, understatement of omkering.
Verder zet Maassen hier de norm neer dat er geen plek is voor genderneutrale wc’s. De stijl die hier gebruikt wordt, is een vorm van overdrijving en heeft tot doel genderneutrale wc’s te ridiculiseren: ‘doe gewoon normaal’. Maassen impliceert dat de minderheidsgroep die genderneutrale wc’s willen zich niet zo moeten aanstellen, dat hun problemen niet zo belangrijk zijn, misschien zelfs wel dat zij hun mond moeten houden. Je zou hier zelfs van een vorm van ‘cancellen’ kunnen spreken.
Maassen’s boodschap lijkt goed begrepen te worden door de reageerders onder het artikel. De reacties ‘Theo, geeft de waanzin van dit doorgeslagen wokeland in paar zinnen weer’ en ‘Hij legt de vinger precies op de gevoelige plek. Doorgeslagen volk’ zijn daar enkele voorbeelden van. Aangezien het citaat verder gaat met: ‘We zijn ons realiteitsbesef aan het verliezen’, – iets wat Jensen iets te gemakkelijk weglaat – is het tamelijk onwaarschijnlijk dat dit om vriendschappelijke belediging gaat. De voorwaarde van een gelijkheidscultuur gaat hier dus niet op.
Typerend vindt Jensen de reactie op deze uitspraak van Tim Hofman die op Twitter zegt: ‘Ooit dapper cabaretier, nu een man die zijn angst voor de grillen van een oorlogszuchtige autocraat botviert op de minimale wens van een transpersoon’. Volgens Jensen moeten we deze reactie opvatten als een onbegrip voor ironie: Hofman heeft de grap niet begrepen.
Maar is dit wel zo? Jensen definieert ironie zelf aan de hand van het belang van plaatsbepaling. Dat is precies wat hier gebeurt: Hofman neemt de positie in het debat in die zicht verhoudt tegenover de norm van ‘weerbaarheid’. Ironie snappen en het eens zijn met de norm die het schept, is niet hetzelfde. Bovendien is het gebruik van ironie geen vrijbrief van kritiek. Onder ironie zit immers altijd een daadwerkelijke boodschap en die wordt hier ter discussie gesteld.
Zoals de video-essayist Natalie Wynn, beter bekend als Contrapoints, zegt in haar video ‘The Darkness’: voordat we kunnen spreken over wat grappig is, moeten we eerst een gedeelde waarheid hebben én een gedeeld moreel kader. Het niet delen van een moreel kader is precies waarom Hofman met kritiek komt, niet omdat de ironie niet begrepen wordt.
De leescrisis zorgt voor veel problemen die aangepakt moeten worden, maar dit voorbeeld is daar niet een van. Ook met de definitie van Jensen zelf is haar eigen voorbeeld geen illustratie van het verdwijnen van ironie. Dat er niet gelachen wordt om zulke ‘grappen’ duidt niet op onbegrip voor ironie; in tegendeel, we snapten de grap, maar vonden het gewoon niet zo grappig.
Bram Schillemans doet de onderzoeksmaster Literary Studies aan de UvA.
Laat een reactie achter