Annelies van Uden, programmamanager in de bibliotheek
Wat kun je eigenlijk worden met zo’n studie Nederlands, en hoe? Daar willen we graag zoveel mogelijk antwoorden op, voor alle huidige studenten, studiekiezers, en andere nieuwsgierige meelezers. In de toekomstrubriek van Jong Neerlandistiek verzamelen we interviews met afgestudeerden die een interessante baan hebben gevonden.
Annelies van Uden is programmamanager van een grote bibliotheekorganisatie. Ook heeft ze in 2019 het kinderboek Het waterschaap geschreven. Als er iets duidelijk is, dan is dat haar liefde voor het lezen en de literatuur. Een passie die ze graag wil overbrengen aan de jongere generatie.
Hoe was het om Nederlands te studeren aan de Radboud Universiteit?
“Dat was heel leuk. Het heette toen nog de Katholieke Universiteit Nijmegen trouwens. Ik heb daar goede herinneringen aan. Ik ben begonnen in 1994 en ik was nog net geen 18 jaar oud. Ik kreeg dus nog geen gratis OV en daarom was ik erg moeilijk aan het doen met buskaarten en dergelijke. Ik was ook de eerste in mijn familie die ging studeren. Ik vind het goed dat daar tegenwoordig meer aandacht voor is, want dat is een doelgroep waarbij mogelijk extra ondersteuning nodig is. Het is namelijk een totaal onbekende wereld waar je in terecht komt. Het is allemaal goed afgelopen, hoor! Ik heb het erg naar mijn zin gehad, maar ik denk dat het me geholpen had als ik wat meer begeleiding had gehad.”
En toen ben je begonnen aan de bachelor Nederlandse Taal- en Letterkunde?
“Ja, toen was de opzet natuurlijk anders. Dat hele bachelor- en mastersysteem was er toen nog niet. Ik ben dus gewoon vier jaar achter elkaar doorgegaan. Ik heb me toegespitst op moderne Nederlandse letterkunde en toen ben ik afgestudeerd op jeugdliteratuur. Ik heb nu altijd heel veel lol in bijvoorbeeld taalkundige onderzoeken of in Onze Taal lezen en soms denk ik: als ik het nu opnieuw had moeten doen, was ik misschien wat meer de taalkundige kant opgegaan, maar ik ben ook echt een literatuurliefhebber.”
Waarom koos je toen voor de letterkundige kant?
“Door mijn voorkeur die op de middelbare school is ontstaan. Ik had docenten Nederlands die het zaadje geplant hebben om uiteindelijk Nederlands te gaan studeren. Overigens nooit met het idee om zelf voor de klas te gaan staan. Ik heb nooit mijn lesbevoegdheid behaald en ik denk nog steeds dat ik daar niet de juiste persoon voor ben. Ik heb heel veel bewondering voor docenten en ik vind het ongelofelijk wat zij moeten bereiken in die paar uurtjes Nederlands die ze geven aan hun leerlingen: van burgerschap tot spelling en grammatica. Er blijft echt bedroevend weinig tijd over voor het overbrengen van het plezier in lezen. Je hebt wellicht de PISA-resultaten ook gezien. Ga er maar aan staan als docent Nederlands voor een klas met ongemotiveerde leerlingen en een mobiel in de hand. Ik vind dat echt bewonderingswaardig. Ik heb in elk geval veel aan mijn docenten Nederlands gehad: zij hebben mij echt een bepaalde richting ingestuurd.”
En toen schreef je dus je scriptie over jeugdliteratuur?
“Ja, over dichter en schrijver Ted van Lieshout. Heel leuk, ik heb hem toen ontmoet en ik ben ook bij hem thuis geweest in Amsterdam. Dat was heel bijzonder. Ik ben aan het verhuizen en ik kwam laatst mijn scriptie nog tegen met post-its van hem erin met commentaar op dingen die ik geschreven had. Tenenkrommend soms wat ik schreef! Dan zie je je 22-jarige zelf weer terug.
Je rondde zodoende vijf jaar Nederlands af. Wat ben je daarna gaan doen?
“Ik liep al stage bij het Eindhovens Dagblad tijdens mijn studie. Ik ben daarna voor lokale media hier in de omgeving gaan schrijven. Ik zei dat altijd met een beetje dedain. Ik schoof dat weg door te benadrukken dat ik dat naast mijn studie deed, dat ik daar te lang ben blijven hangen en dat het allemaal niet zoveel voorstelde. Later dacht ik: eigenlijk moet je daar niet zo denigrerend over praten, want die regionale journalistiek heeft natuurlijk een hele belangrijke functie, namelijk het controleren van de macht. Het feit dat dat lokaal is, moet je niet uitvlakken. Je leert heel goed je eigen omgeving kennen en je bouwt dus een groot netwerk op. Ik spreek nog steeds mensen die destijds wethouder waren.”
Wat ben je na deze journalistieke periode gaan doen?
“Ik werk intussen twintig jaar in de bibliotheek, dat kwam meteen na mijn werk bij de krant. Ik werd gebeld door degene die nu directeur is van heel de bibliotheekorganisatie en die zei: ‘Wij hebben een vacature.’ Ik zei toen: ‘Ja, maar ik ben niet van de advertentieafdeling.’ Maar dat bedoelde zij niet. Zij vroeg of ik wilde solliciteren. Dat heb ik gedaan en toen ben ik aangenomen. Ik begon als jeugdbibliothecaris met het destijds geven van inlichtingen, dus echt de klassieke bibliotheekfunctie. Vervolgens ben ik langzaam gegroeid in mijn rol en intussen ben ik programmamanager van een grote bibliotheekorganisatie voor vier gemeenten met een groot werkgebied.”
Hoe zou jij de functie van programmamanager omschrijven?
“De programmamanager zorgt ervoor dat dat wat de bibliotheek programmeert in balans is. Dat is heel breed, want de bibliotheek heeft diverse functies: maatschappelijk-educatief, maar ook de literaire kant en de liefde voor het lezen. Als programmamanager zorg je dus voor het evenwicht tussen deze zaken. Ik doe dat voor de hele organisatie. Mijn programmalijn is jeugd, dus ik hou me bezig met 0-jarigen tot de volwassen leeftijd en daarin proberen we alle doelgroepen zo goed mogelijk te bereiken en we proberen ervoor te zorgen dat we niet te veel overhellen naar het een of naar het ander.
De maatschappelijk-educatieve rol van de bibliotheek is de afgelopen jaren steeds groter en belangrijker geworden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar wat wij doen op het gebied van digitale vaardigheden, basisvaardigheden en de IDO’s (Informatiepunten Digitale Overheid) waar je zelfs spotjes van op televisie ziet, dan zie je dat die rol is gegroeid. De andere kant is natuurlijk het lezen, de collectie, de liefde voor de literatuur en voor de boeken. Die twee in balans houden is op dit moment onze belangrijkste opdracht.”
Naast jouw reguliere werk heb je ook nog het kinderboek Het waterschaap geschreven.
“Ja, wat leuk dat je dat weet! Ik heb ooit eens in een ver verleden een cursus ‘schrijven voor kinderen’ gevolgd bij een kinderboekenschrijfster. Een van de opdrachten was een tekst voor een kinderboek schrijven en daar moest je dan een storyboard bij maken. Toen dat klaar was, zeiden medecursisten dat ik het echt moest opsturen naar uitgeverijen. Het is toen heel lang in de la blijven liggen bij uitgeverij De Vier Windstreken en zij kwamen er uiteindelijk op terug. Ze zijn op zoek gegaan naar een illustrator en toen werd het uitgegeven. Intussen is het ook vertaald; afgelopen week de Chinese vertaling. Hoe dat zo heeft kunnen lopen, is een toevallige samenloop van omstandigheden.”
En is die vertaling bedoeld voor de Chineestalige doelgroep binnen Nederland of gaat het boek de grens over?
“Het is echt bedoeld voor de Chinese markt. De rechten zijn in eerste instantie verkocht aan een uitgeverij in Duitsland en toen aan een Amerikaan en nu dus aan een Chinese uitgeverij. Het is ook heel leuk om daar een kijkje achter de schermen te krijgen van het literaire bedrijf en de manier waarop die uitgeverijen werken. Het is een heel commercieel verhaal, want zij staan op internationale boekenbeurzen en zij verkopen de rechten aan wie ze maar willen en dan kan het dus zomaar zijn dat je boek in het Chinees wordt vertaald.”
Tot slot, je ziet dat je na jouw studie de letterkundige kant opgegaan bent. Toch vertelde je eerder dat de taalkundige kant jou ook erg interesseert. Is er een opening om iets in die richting te gaan doen?
“Nou, het is bijna 25 jaar geleden dat ik ben afgestudeerd, dus hoe actueel is je kennis dan nog? Ik denk dat er niemand zit te wachten op die liefhebberij van mij. Wel denk ik dat Nederlands als studie een ontzettend brede basis is en daarom vind ik het jammer dat steeds minder jonge mensen voor de studie kiezen. Ik weet natuurlijk niet meer alles van elk college, maar het is een brede blik die je ontwikkelt. Het leert je kritisch denken, grote lijnen zien en dat helpt mij nu in mijn werk.”
Laat een reactie achter