Bij de jaarlijkse essaywedstrijd voor middelbare scholieren van de Radboud Universiteit werden dit jaar scholieren uitgenodigd om naar aanleiding van een aantal opgegeven artikelen hun gedachten te laten gaan over het telefoonverbod op scholen. Rianne Flikkema van de CSG Bogerman in Sneek, stelde zich voor de gelegenheid haar school voor als een woestijn. Wij mogen haar essay hier publiceren.
Langzaam sjok ik door de woestijn. Ik houd mijn trouwe stuk gereedschap stevig vast. Dit kleine rechthoekje maakt het overleven in dit barre landschap genaamd het Cygnus Gymnasium een stuk tolerabeler. Ik neem een slok water. In de verte zie ik mannen in pakken aankomen. Ze zien er tiptop in orde uit. Waarom hebben zij geen last van de ondraaglijke hitte? Ze komen dichterbij en beginnen tegen me te praten. Ik versta ze wel, maar begrijp maar de helft van de woorden die ze zeggen. Inhibitie? Sommering? Anti-digitalisering? Ze willen mijn gereedschap, volgens mij. Met geïrriteerde, dwingende bewegingen proberen ze me uit te leggen dat ik mijn spullen moet geven. Ik wil ze mijn eten en drinken overhandigen, maar ze schudden hun hoofd. Nee nee, mijn utensiliën, niet mijn eten, zeggen ze. Ze wijzen naar mijn trouwe telefoon. Die moeten ze hebben. Ik schud mijn hoofd. Zonder eten en drinken zal ik het wel overleven als ik mijn telefoon heb, hetbeste stuk gereedschap wat er is. Ze pakken het trouwe rechthoekje van me af. Ik schop en schreeuw, maar even snel als ze gekomen waren, zijn de mannen in pakken ook alweer verdwenen.
Uiteindelijk loop ik verder. Het leven voelt ondraaglijk, mijn voeten in het zand zijn zwaar als lood. Het is al een paar dagen geweest sinds dat ik mijn trouwe kameraad heb gezien. Ik overleef, maar met moeite. Gereedschap; het is misschien nodig om in leven te blijven, niet zoals voedsel en water dat is, maar het is wel ontzettends handig. Het voelt nodig. Ik kijk op naar de lucht, mijn nek is stijf en pijnlijk van hoe lang ik altijd omlaag keek naar mijn telefoon. Hoog daarboven zie ik een vreemde witte cirkel. Het is te perfect rond om een wolk te zijn. Is het mijn verbeelding? Word ik gek hier? Nee. Het ding wordt steeds groter, en ik realiseer dat het een kleine parachute is. Niet zo’n groot ding om mensen mee te transporteren, maar zo’n kleintje, die ook gebruikt werd om donaties van sponsoren te droppen in The Hunger Games, een film die ik vaak keek op mijn telefoon. De parachute landt in de verte, een paar zandheuvels verderop. Ik ren er naar toe, in de hoop dat het misschien mijn gereedschap is. Er zit inderdaad een doosje aan het doek verbonden. Opgelucht maak ik het open, en vind ik het! Oh wacht, dit is mijn telefoon helemaal niet. Dit is groter, zwaarder. Ik kan het open doen, en er staan letters. Heel veel letters. Op ieder stukje papier staan woorden, sommige die ik wel begrijp, en sommige niet.
Wat moet ik hiermee? Na één laatste, verwarde blik naar boven, waar het pakketje vandaan kwam, neem ik het mee. Volgens mij is het gereedschap, denk ik terwijl ik loop, ik heb alleen geen idee waar het nuttig voor zou zijn. Mijn oude trouwe telefoon was nuttiger, denk ik zelf. Terwijl ik verder loop door de woestijn, komt er een herinnering in me naar boven. Wacht even, volgens mij weet ik wat dit is! Vroeger had ik zulke grote dingen, voordat ik dit landschap binnenkwam. Ze heten boeken. Ze hebben me een boek gegeven om me te helpen met overleven. Wat heb ik daar nou aan? In de komende paar dagen doe ik mijn best om dit stomme ding nuttig te maken. Het lezen gaat, maar erg moeizaam. Ergens diep vanbinnen schaam ik me. Vroeger was ik namelijk zo goed in boeken begrijpen. Het voelt stom om nu opnieuw te moeten leren hoe ik dit gereedschap – nee, dit utensiliën – moet gebruiken. Wacht, wat is het enkelvoud van utensiliën? Ik ken deze moeilijke woorden allemaal niet.
Ik ben een nomade, dus natuurlijk loop ik verder. Van het moeilijke (het complexe (ik leer nieuwe woorden, dames en heren)) lezen werd ik gedemotiveerd en chagrijnig, dus ik heb het boek opgeborgen. Het overleven (existeren) gaat naar mijn mening net zo moeilijk als voordat ik het boek kreeg, alleen nu is mijn tas zwaarder. Na nog een paar dagen wandelen zie ik weer een parachute. Net als de vorige keer ren ik erheen, nog steeds hopend op mijn telefoon, en maak ik het open. Nog een boek. Ik ben er nu wel klaar mee. Ik had bij de eerste al besloten dat ik lezen niet meer leuk vind. Ik doe alsnog het boek maar open. Deze is… anders. Engels, realiseer ik. Ik ga er even voor zitten en begin het boek te lezen. Het is makkelijker voor mij, omdat alle filmpjes op mijn oude vertrouwde telefoon ook in het Engels waren. Mijn tas wordt zwaar, dus ik besluit het Nederlandse boek achter te laten, en alleen maar Engels te lezen nu. Of is dat niet de bedoeling? Het Engelse boek is leuker, en makkelijker te begrijpen. Ja, misschien heb ik het Nederlandse boek achtergelaten, maar dat is toch niet zo erg? Zoals altijd struggle ik verder door de woestijn, maar nu met gereedschap wat ik ongecompliceerder vind om te gebruiken. Uiteindelijk is het stuk gereedschap (tool) niet meer nuttig voor mij. Het boek is uitgelezen, en ik laat het achter. Ik begin gewend te raken aan de pakketjes die gedropt worden, en stiekem vermoed ik dat ze iets te maken hebben met de mannen in de pakken. Het voelt goed om een boek uit te hebben. Het verhaal was leuk, en ik heb nieuwe vaardigheden geleerd om het verder te overleven in dit landschap. Tot mijn niet-zo-grote verbazing was ik een paar dagen later nog een pakketje aan het openmaken. Ik hoopte dit keer op een Engels boek, maar werd teleurgesteld. Het was nog een Nederlands boek. Damn.
Ik raak meer en meer gewend aan lezen, de Engelse boeken helpen mij hierbij. Ik begin zelfs langzaam te genieten van het ingewikkelde gereedschap. De ingewikkelde woorden die ik eerst niet kon bevatten beginnen te dalen en makkelijker te worden. Natuurlijk is het einde van de woestijn nog lang niet in zicht, ik zit nog maar in de vijfde klas, maar ik realiseer me dat ik steeds en steeds minder denk aan mijn telefoon. Mijn gereedschap, mijn beste vriend (kameraad, kornuit, makker, maat, amice, compagnon, deelgenoot). Ik was eerst overtuigd dat ik niet zonder zou kunnen leven, dat de hitte van de woestijn me zou verstikken. Ik denk terug aan de mannen in de pakken, en ben ze stiekem dankbaar. Ik klaagde over het gewicht van de boeken in mijn tas, maar bedenk dat ze lang niet zo zwaar meer voelen als eerst. Het constante gewicht van mijn telefoon in mijn zak was troostend, maar drukte me alleen maar verder de grond in, maakte mijn leven zwaarder en mijn stappen moeizamer.
Laat een reactie achter