De zin in het Kust-West-Vlaams “Ndien komt von bach’n de kupe” zou in het Standaardnederlands als “Deze persoon komt van de overkant van de kuip” kunnen vertaald worden. Namelijk betekent het dat iemand ver weg woont, in een verlaten gebied. In feite verwijst ‘de kuip’ (letterlijk: het bad) naar de IJzer. Dus deze zin zou betekenen dat iemand aan de andere kant van de IJzer woont. Deze uitdrukking verwijst eigenlijk naar een persoon die uit het afgelegen platteland komt. Het is ook interessant om naar het gebruik van het woord bach’n te kijken. Dat woord betekent letterlijk “achter” en zou hoogstwaarschijnlijk verwant zijn aan het Engelse woord “back”. Vandaag kan men een museum in Izenbergen vinden met deze naam. Nochtans wordt daar een “t” aan toegevoegd, dus “bachten de kupe”. Het toont ook dat binnen een dialect, hier het Kust-West-Vlaams, variatie kan verschijnen.
Henk Wolf zegt
“Bachen” heeft geen etymologische relatie met het Engelse “back”. West-Vlaanderen zou ook een vreemde streek zijn om zo’n Hoogduitse fricativisering tegen te komen. De ch komt dan ook niet van een k, maar van f.
“Bach(t)en” is een ondoorzichtig geworden lexicalisatie van “be-achter-en”, met ‘achter’ dat we ook uit het Standaardnederlands kennen, voorzien van een voor- en achtervoegsel. Het Noordfriese ‘beeft’, met dezelfde betekenis, is ook zo’n vorm waarin het voorvoegsel be- is opgegaan, maar met de oorspronkelijke f er nog in. Het voorvoegsel be- belandt wel vaker voor voorzetsels in het West-Germaans, denk aan paren als Ned. ‘voor’ naast Duits ‘bevor’, Duits ‘neben’ naast Ned. ‘benevens’, Ned. ’tussen’ naast Eng. ‘between’.