Vanaf de vroege negentiende eeuw verschijnen er merkwaardige kinderboekjes over wat auteur Adriaan Loosjes beschrijft als ‘een wel eenigszins gebrekkelijk, maar toch eenigermate gelijkende afbeelding van eene menschelijke gedaante.’ Hij heeft het over de pop die een jong meisje voor haar verjaardag ontvangt in De vrouw in de vier tijdperken haars levens (1809). Het is geen toeval dat hij juist dit speelgoed uitvoerig bespreekt wanneer hij het over de eerste levensfase van de vrouw heeft. Het poppenspel werd namelijk gezien als een belangrijk onderdeel van de opvoeding van meisjes. Ze konden spelen met hun poppen alsof ze met hun eigen kind speelden en werden op die manier voorbereid op het huismoederschap. Naar aanleiding van deze poppenpopulariteit ontwikkelde zich een nieuw genre: het poppenboek. In eerste instantie waren deze poppenboeken louter gericht op de beschaving en zedelijkheid van het kind, zoals wel gebruikelijker is bij historische jeugdliteratuur. Als we een blik werpen op de geschiedenis van dit vergeten genre, komen we echter in een wereld terecht die allesbehalve eentonig blijkt.
De poppenparade
Over de grens verschenen talloze verhalen over de belevenissen van Franse poupées, Duitse Puppen en Engelse dolls. Ondertussen kwam de Nederlandse poppenparade ook op gang. Voor zover we weten, liep De kleine huismoeder, of de geschiedenis van Louise’s pop (1829) vooraan. In dit werkje maakt de ijverige Louise kleren voor Saartje, haar pop, onderwijst ze haar en discussieert met haar vriendinnen over de opvoeding van hun poppenkinderen. Saartje helpt haar moeder bij het ontwikkelen van allerlei vaardigheden. Zo legt Louise een heus bibliotheekje aan voor haar dochter met allerlei behulpzame boekjes, die haar natuurlijk vooral zelf ten baat komen. Ze is nog geen elf jaar wanneer ze haar pop ontgroeit en deze cadeau doet aan een jong meisje. De kleine huismoeder laat zien hoe met name de eerdere poppenboeken gebaseerd werden op de wijze waarop meisjes met hun pop omgingen, of om hoorden te gaan. Het is dan ook geen wonder dat Louise haar popje moest afstaan; het poppenspel hoorde bij een levensfase die slechts enkele jaren duurde.
In de poppenwereld
Gestaag ontpopte het poppenboek zich tot een divers genre. Praktijkboekjes als De kleine poppenkleedster (1870) en Anna, de kleine keukenmeid (1870) werden vergezeld door wonderbaarlijke poppengeschiedenissen als De levende pop (1875) en De wandelende pop (1880). Van al de prachtige prentboeken die de poppenwereld tot leven brengen, schittert De koningin der poppen (1867) nog wel het felst. De beeldschone poppenkoningin luistert naar de verhalen van haar soortgenoten en schenkt haar kroon en titel uiteindelijk aan een deugdzaam groepje vriendinnen. Een reeks kleurrijke prenten maakt dit fantasierijke verhaal tot een hoogtepunt in de geschiedenis van het Nederlandse poppenboek. Waar vroegere poppenboeken vooral pedagogisch van aard waren, doen deze sprookjesachtige vertellingen ook een beroep op de verbeeldingskracht van de lezeres. Op dat vlak sluiten ze goed aan bij de pedagogisch-romantische ontwikkeling die we zien in de negentiende eeuw; er was niet slechts een groeiend besef dat kinderen de ruimte moesten krijgen om te spelen en fantaseren, maar de kinderwereld werd ook nog eens geromantiseerd. Daarom trad de kinderboekenschrijver toe in de kinderwereld en bracht hij deze tot leven. De pop is niet zozeer meer een object om mee te spelen maar ook een wezen met zijn eigen gedachten en belevingswereld. Dat had ook een pedagogisch voordeel omdat het de lezeres des te meer stimuleerde om empathie te tonen voor iemand die toch wezenlijk van haar verschilde.
De aftocht der poppen
Het poppenboek lijkt een verdrinkingsdood gestorven te zijn. Waar snoezige kinderboekjes als De poppenpartij (1902), Pim’s Poppetjes (1913) en Het poppen A.B.C. (ca. 1940) de eerste decennia van de jaren negentienhonderd sieren, raakt de poppengeschiedenis vervolgens verloren in een zee van fantasievolle kinderliteratuur. Als we deze zee echter navigeren met hernieuwde aandacht voor dit genre, dan komen we erachter dat de pop nog vaak genoeg zijn kop opsteekt. Het poppenboek bestaat wellicht niet meer als een genre an sich maar heeft wel invloed gehad op kinderliteratuur zoals we die vandaag de dag kennen. Tevens is geen kind onbekend met het idee van de levende pop en zien we de markante figuren nog regelmatig in moderne fantasiewerken als Toy Story (1996), Shrek (2001)en zelfs de progressieve Barbie (2023). Kortom, de poppenwereld is nog altijd springlevend.
Afbeelding: Anoniem. (1867). De koningin der poppen. Amsterdam: Gerardus Theodorus Bom. (p. 48).
Verder lezen: Buijnsters, P.J. & Buijnsters-Smets (2001). ‘De zorgvuldige opvoeding der pop’. Lust en leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw. (pp. 127-143) Zwolle: Waanders.


BANGER!!!!!!!! KIJK M GAAN MET ZN WOORDEN!!!