Over de beschrijving van lichamen in de hedendaagse Nederlandstalige literatuur
Welke rol spelen romans bij de representatie van lichamen? Begin van dit jaar plaatsten de schrijfsters Fleur Speet, Jannah Loontjes en Manon Uphoff deze vraag op de agenda met een opiniestuk in het dagblad Trouw. Ze buigen zich in hun manifest Fixdit over het geringe aantal vrouwen op de literatuurlijst en de daaruit volgende beschrijvingen van bijvoorbeeld vrouwenlichamen. Dit zou er volgens hen voor zorgen dat Nederlandse romans vol ‘rokjes, kontjes en tietjes’ zitten. Hiermee wekken zij de suggestie dat een groter aantal vrouwelijke auteurs kan leiden tot een vermindering van deze stereotypen. Het manifest van Uphoff en anderen is onder meer de aanleiding geweest voor mijn masterscriptie, die ik tijdens de master Neerlandistiek van de Rijksuniversiteit Groningen heb geschreven. In deze masterscriptie deed ik onderzoek naar de beschrijving van lichamen in de hedendaagse Nederlandstalige literatuur.
Uit de Personagebank van Saskia Pieterse e.a. blijkt ook dat witte, mannelijke personages de hedendaagse literatuur domineren. Door het grote aandeel van mannelijke auteurs bestaat het vermoeden dat in hedendaagse romans nog altijd een mannelijke blik op vrouwen domineert. Uiterlijke beschrijvingen van personages die in de boeken van mannelijke literaire auteurs voorkomen lijken net zo stereotiep te zijn als de Liefhebbende Adonis uit de chicklit: een destructieve nimf, jong en dun. In hoeverre domineren stereotype beschrijvingen van vrouwen- en mannenlichamen de Nederlandse romans van dit moment?
Huid en haar
Om deze vraag te beantwoorden bestudeerde ik de beschrijvingen van lichamen in de twaalf romans van de shortlists uit 2019 en 2020 van de prestigieuze Libris Literatuurprijs. Alleen al door hun nominatie trekken deze romans de aandacht van critici en van het bredere publiek. Met enige voorzichtigheid kan worden gesteld dat deze romans rond de tijd van hun nominatie het beeld van de Nederlandse romanliteratuur bepalen.
Om de tweeledige onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn de werken in twee fasen geanalyseerd. De eerste vraag is beantwoord door middel van een systematische analyse op woord- en zinsniveau, waarbij er is gekeken naar welke lichamen er in de werken voorkomen en met welke woorden deze lichamen worden beschreven. Vertelstandpunten en focalisatie spelen een grote rol. Beschrijvingen van lichamen zijn alleen aan de inventarisatie toegevoegd wanneer deze iets zeggen over hoe het lichaam eruitziet. De aanduidingen van een enkel lichaamsdeel zonder expliciet evaluatieve connotaties zijn niet meegenomen. Alle zinnen uit de twaalf werken waarin lichamen beschreven worden, zijn genoteerd. Daarbij zijn basisgegevens over het desbetreffende personage toegevoegd in de inventarisatie: naam en geslacht. De beschrijvingen van de personages zijn gerubriceerd in zeven categorieën: algehele karakterisering, postuur, huid, haar, vrouwelijke lichaamsdelen, mannelijke lichaamsdelen en overig. Deze categorieën zijn afgeleid uit een eerste inventarisatie op basis van lezing van het corpus.
Behalve de inventarisatie van de beschrijvingen van de lichamen, is de rol van personages waarvan het lichaam wordt beschreven ook betrokken in het onderzoek. Dit vormt de tweede fase van de analyse. Hierbij is opnieuw gekeken naar vertelstandpunt en focalisatie, maar ook naar de functie van het personage.
Voorzichtigheid
Uit mijn analyse spreekt een genuanceerder beeld dat in het artikel van Speet en anderen.Ook vollere vrouwelijke posturen komen voor en worden in sommige gevallen zelfs als aantrekkelijker beoordeeld dan de slanke posturen. Daarnaast komen er in het corpus enkele personages voor die voldoen aan het stereotype beeld van de ‘echte man’, maar een idealisering van deze mannelijke eigenschappen komt maar in een enkele roman voor. Deze idealisering wordt eerder gebruikt door mannelijke personages dan door vrouwelijke personages. Het gaat hierbij niet alleen om een groot en breed postuur, maar ook om baardgroei en harde lijnen in het gezicht.
Volgens Speet, Loontjes en Uphoff zouden Nederlandse romans vol zitten met karikaturale ‘rokjes-kontjes-tietjes’ en zou de mannelijke blik op vrouwen dominant zijn. Uit de analyse van de twaalf werken blijkt dat dit beeld genuanceerd is. In mijn corpus van twaalf romans blijken weinig tot geen stereotyperingen van vrouwelijke lichamelijkheid te vinden waartegen in het manifest geageerd wordt. In slechts een enkele roman, Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer, is een dominantie aanwijsbaar van geslachtsspecifieke, vrouwelijke lichaamsdelen. Er kan voorzichtig worden geconcludeerd dat het beeld complexer en genuanceerder is dan in het debat soms wordt beweerd. Voorzichtigheid is hier geboden, omdat het corpus van twaalf werken dat gebruikt is voor dit onderzoek slechts een greep is uit de hedendaagse Nederlandstalige literatuur.
Media
De nuance die kan worden aangebracht in het beeld dat Uphoff e.a. schetsen van de mannelijk- stereotyperende blik volstaat ook wanneer wordt ingezoomd op de vertelperspectieven. Een groot aantal romans bevat één of meerdere mannelijke perspectieven, maar enkel in Grand Hotel Europa zorgt dit perspectief voor het ‘rokjes-kontjes-tietjes-beeld’. In zeven andere romans krijgen we als lezer ook een mannelijk perspectief voorgeschoteld, maar dit leidt niet voor stereotyperingen van vrouwelijke lichamen of de presentatie van een ideaalbeeld van de vrouw.
Naar aanleiding van de resultaten uit deze scriptie zijn enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. De beperkingen van dit onderzoek liggen met name in het gebruikte corpus en in mijn scriptie zet ik meerdere mogelijkheden voor uitbreiding van dit corpus uiteen. Een aanbeveling die ik hier graag wil uitlichten is vervolgonderzoek door middel van een andersoortige benadering. Zo is Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer in dit corpus een uitzondering en heeft hij de Libris Literatuurprijs niet gewonnen, maar weet precies hij zeer veel media- aandacht naar zich toe te trekken. Pfeijffer is veel in de media te zien, het werk is veel besproken en er zijn honderdduizenden exemplaren verkocht. Hierdoor komt juist zijn (stereotyperende) mannelijke blik op vrouwenlichamen en vrouwelijke personages veelvuldig in de schijnwerpers te staan. Een onderzoek met een andere benadering, namelijk met een institutioneel mediaperspectief, zou een aanvulling zijn op het hier gepresenteerde onderzoek. Hierbij kan onderzoek worden gedaan naar bijvoorbeeld zelfprofilering van auteurs en de reacties op de werken in de media.
Mijn gehele masterscriptie inclusief de inventarisaties is op te vragen via m.van.eldert@rug.nl.
Laat een reactie achter