Hoe de constructiegrammatica (een deel van de) weerstand tegen ‘woke’ taalgebruik kan verklaren
Waarschuwing: ik ga in deze blog een gevoelig onderwerp behandelen. Ga er dus vooral even rustig voor zitten. Zo’n week geleden werd er een ‘leidraad voor inclusief taalgebruik’ verspreid onder ambtenaren in Den Haag. Media als Powned en de Telegraaf brachten dit nieuws met verwijten als ‘woke’, ‘deugporno’ (wát een woord, trouwens) en ‘taalpolitie’. Het deed me denken aan toen de NS besloot om voortaan ‘beste reizigers’ te zeggen, in plaats van ‘dames en heren’. Dit soort veranderingen roept bij sommige mensen nogal wat weerstand op en dat roept bij mij dan weer de vraag op waar die weerstand toch vandaan komt. Er zijn vast genoeg psychologische en sociologische verklaringen te noemen, maar omdat taal zeg maar echt mijn ding is, zal ik proberen die weerstand te verklaren vanuit de constructiegrammatica.
Alles is een construct(ie)
De constructiegrammatica is een reactie op wat je de ‘traditionele grammatica’ zou kunnen noemen; het idee dat taal bestaat uit woordenschat en grammaticaregels. Volgens de constructiegrammatica kan deze benadering niet alle taal verklaren, want hoe zit het dan met vaste uitdrukkingen of spreekwoorden? De betekenissen daarvan zijn niet zomaar een optelsom van de betekenissen van de losse onderdelen plus de grammaticaregels. Als ik ergens ‘met de pet naar gooi’, betekent dat niet letterlijk dat ik ergens met een pet naar gooi. Zo’n uiting wordt een constructie genoemd. Dat is dus een uiting waarvan je de betekenis niet zomaar kunt raden. De uitingen die wel door de traditionele grammatica kunnen worden verklaard, worden constructen genoemd. Dit is bijvoorbeeld een zin als: ‘De vrouw loopt over straat’. Taal bestaat volgens de constructiegrammatica dus uit constructen en constructies.
Ik hou van je
Opvallend aan de theorie van de constructiegrammatica is dat uitingen als ‘ik hou van je’ en ‘hoe oud ben je?’ tevens worden gezien als constructies. Dat lijkt misschien gek, want de betekenissen van die uitingen zijn wel degelijk te verklaren vanuit de traditionele grammatica. Echter, deze uitingen zijn zo gebruikelijk in een bepaald context, dat ze niet zomaar vervangen kunnen worden door een andere uiting met eenzelfde letterlijke betekenis. Waarschijnlijk word je raar aangekeken als je vraagt hoeveel jaar geleden iemand geboren is, terwijl deze vraag exact dezelfde betekenis heeft als ‘hoe oud ben jij?’ Er zit achter zo’n uiting dus meer betekenis dan alleen die letterlijke.
Beste reizigers
Dit brengt mij weer terug bij de kwestie van het genderneutrale taalgebruik. Wanneer je vanuit de benadering van de traditionele grammatica zou kijken naar een verandering van ‘dames en heren’ naar ‘beste reizigers’ zou dit geen enkel probleem moeten opleveren. ‘Beste reizigers’ is zelfs meer waarheidsgetrouw dan ‘dames en heren’, omdat er bijvoorbeeld, naast mensen die zich niet identificeren als ‘dame’ of ‘heer’, ook kinderen in de trein zitten. Wat is dan het probleem?
Dat zit ‘m in het feit dat ‘dames en heren’ meer betekent dan alleen ‘mensen van het vrouwelijke en mannelijke geslacht’. Het kan, net als de vraag ‘hoe oud ben je?’, gezien worden als een constructie. Dat betekent dus dat het heel vreemd – en misschien zelfs onnatuurlijk – voelt om die constructie te vervangen door een andere uiting. Zélfs als de letterlijke betekenis van de nieuwe uiting meer recht doet aan de werkelijkheid.
En nu?
Betekent dit dan dat het beter is om die constructies met rust te laten? Dat lijkt me nergens voor nodig. Hoe gek zo’n verandering misschien voelt, taal verandert altijd. Zo ook de constructies binnen die taal. Denk bijvoorbeeld aan de precies-constructie, waar ik al eerder over schreef. Die nieuwe constructie lijkt overigens een stuk minder weerstand op te roepen. Misschien dat die constructiegrammatica toch niet alles kan verklaren…
Jelke zegt
Gedurfd dat je zo’n gevoelig onderwerp als de constructiegrammatica hier ter sprake brengt! 😉