In 1774 werd in opdracht van het Leidse dichtgenootschap Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen een toneelstuk geschreven, getiteld Het feestvierend Leyden. Dit eeuwspel zou worden opgevoerd tijdens de 3 oktober-viering ter gelegenheid van 200 jaar Leidens ontzet. Doordat zulke toneelstukken vaak uit naam van het genootschap werden gepubliceerd en een auteursnaam dus ontbreekt, is niet direct duidelijk wie het heeft geschreven. Ook bij Het feestvierend Leyden bestaat er verwarring over de auteur. Het werk wordt namelijk nog wel eens ten onrechte toegeschreven aan de bekende dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789). Waar komt die toeschrijving vandaan? Wie is de echte auteur van Het feestvierend Leyden en waar ging het mis?
In 1883 – zo’n honderd jaar na het verschijnen van de eerste druk – werd het stuk voor het eerst toegeschreven aan Van Merken, door Jan Izaak van Doorninck. Van Doorninck wijdde een groot deel van zijn leven aan het opsporen van auteurs van anoniem letterkundig werk en het ontrafelen van pseudoniemen en naamletters, waarover hij publiceerde in Vermomde en naamloze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren (1883 en 1885). In het eerste deel wijst Van Doorninck Van Merken aan als de auteur van Het feestvierend Leyden, opvallend genoeg op basis van de aanwijzing dat het toneelstuk is geschreven door ‘een der leden van het genootschap Kunst wordt door arbeid verkregen’ (1883, 154).
In het voorbericht van het toneelstuk, dat in 1774 is gedrukt en uitgedeeld bij de opvoering op 3 oktober staat inderdaad dat Het feestvierend Leyden ‘door een’ der Leden van ons Genootschap vervaerdigd [is]’ (fol. 2r). Hoe Van Doorninck erop is gekomen dat dit lid Van Merken moest zijn, is een raadsel. De dichteres was immers helemaal geen lid van KWDAV! Het enige gezelschap waar ze deel van uitmaakte was Laus Deo Salus Populo, en verder liet ze zich zelfs kritisch uit over de traditionele dichtgenootschappen (Baar-de Weerd 2009, 29). Andere redenen voor de toeschrijving ontbreken. In zijn werk heeft Van Doorninck helaas geen argumenten opgenomen.
Toch is deze informatie aan het begin van de twintigste eeuw overgenomen in het tweede deel van de Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland van J.A. Worp. Hierin stelde hij dat ‘Lucretia Wilhelmina van Merken […] het “eeuwspel” Het feestvierend Leyden (1774) [gaf], toen men feest vierde, omdat de Sleutelstad 200 jaren geleden de Spanjaarden had weerstaan […]’ (1908, 190). Worps werken worden heden ten dage nog altijd gebruikt in onderzoek naar toneel, waardoor deze toeschrijving waarschijnlijk nog is aangehouden.
Wie wat verder terugkijkt dan de negentiende- en twintigste-eeuwse secundaire bronnen komt er namelijk al snel achter wie de auteur is van het eeuwspel: Cornelis van Hoogeveen jr. (1740-1792). Van Hoogeveen – bekend als oprichter en bestuurder van KWDAV – schreef en drukte regelmatig toneelstukken voor het genootschap, waaronder Het feestvierend Leyden. Dit is terug te vinden in de Catalogus eener kleine, doch ongemeen keurige verzameling van Nederduitsche boeken uit 1788 (26), maar betrouwbaarder nog is een bron van KWDAV zelf. In Het vijf- en twintigste verjaerfeest van het genootschap wordt bevestigd dat Van Hoogeveen verantwoordelijk is voor het schrijven van het toneelstuk: ‘Ondertusschen naderde het tweede Eeuwfeest van Leydens Ontzettinge, en het, door den vlijtigen VAN HOOGEVEEN vervaerdigd Eeuspel: Het Feestvierend Leyden werd in eenige Vergaderingen nagezien, verbeeterd en ter Drukpersse geschikt’ (1791). Overigens zijn er ook secundaire bronnen die wel melding maken van Van Hoogeveen als auteur, door Thobokholt 1983, maar ook in de STCN wordt het toneelstuk aan hem toegeschreven. Toch is die informatie niet altijd overgenomen.
Het feestvierend Leyden ;werd voor het eerst op 3 oktober 1774 opgevoerd. Eenieder die zich rond deze feestdag in Leiden waagt, weet echter dat het feest het liefst niet tot een dag wordt beperkt. Zo kwam het dat het toneelstuk de volgende dag nog eens werd opgevoerd, nu bij het eveneens Leidse genootschap Veniam Pro Laude. Van Hoogeveen was ook lid bij dit ‘toneellievend genootschap waarvoor hij verschillende dichtstukken vervaardigde’ (Van der Aa 1867, 1131). Op 4 oktober 1774 vond binnen dit toneelgezelschap ook een programma plaats ter gelegenheid van het ontzet, zo lezen we in de Beschrijving der plegtige sledevaert van het genootschap:
Uit sommige Nieuwspapieren is reeds bekend; dat dit Genootschap, bij de heuglijke gelegenheid dat onze Vaderlijke Stad Leyden het tweede Eeuwfeest haerer wonderbaere Verlossing vierde, mede het zijne toebragt, om de vreugde van dien tijd te vermeerderen; althans men vertoonde op den vierden van Wijnmaend 1774. na het Beleg der Stad Leyden van Mejufvrouwe van Winter, geboren van Merken, zeker Eeuwspel, getijteld: Het Feestvierend Leyden; welk stukje door een geacht Genootschap, mede binnen deeze Stad gevestigd, en bekend door deszelfs spreuk: Kunst wordt door arbeid verkreegen; van ’t welke reeds verscheiden Tooneelstukken in dit Gezelschap met toejuiching vertoond zijn; was opgesteld. (1776, 5)
Hier is duidelijk te lezen dat de toneelteksten van Van Hoogeveen voor KWDAV regelmatig óók bij Veniam Pro Laude opgevoerd werden. Ook blijkt dat Het feestvierend Leyden binnen dit programma als naspel functioneerde bij Van Merkens Beleg der stad Leyden (1774). Wellicht heeft het ontbreken van de naam van Van Hoogeveen ervoor gezorgd dat Van Doorninck hierin las dat het tweede toneelstuk ook van de hand van Van Merken was. Deze fout laat in elk geval zien dat we kritisch moeten blijven kijken naar bronnen uit het verleden, óók als ze in eerste instantie betrouwbaar lijken. En de schrijver van Het feestvierend Leyden, die is inmiddels écht opgespoord.
Bibliografie
Aa, A.J. van der (1867). Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk. Haarlem: J.J. van Brederode.
Baar-de Weerd, C.F. (2009). Uw sekse en de onze. Vrouwen en genootschappen in Nederland en in de ons omringende landen (1750-ca. 1810). Hilversum: Verloren.
Beschrijving der plegtige sledevaert van het genootschap: Veniam Pro Laude. Leiden: C. van Hoogeveen & C. Heyligert, 1776. Leiden, Universiteitsbibliotheek, 2980 D 17:6.
Catalogus eener kleine, doch ongemeen keurige verzameling van Nederduitsche boeken. Amsterdam: H. Keyzer en P.J. Uylenbroek, 1788. Leiden, Universiteitsbibliotheek, 1087 C 13.
Doorninck, J.I. (1883). Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren. Deel 1: schuilnamen en naamletters. Leiden: E.J. Brill.
Het feestvierend Leyden: eeuwspel, door het taal- en dichtlievend genootschap, onder de spreuk: “Kunst wordt door arbeid verkreegen” (ed. E. Dijcks 2022). Leiden: Cornelis van Hoogeveen, 1774. Beschikbaar via Ceneton
Het vijf- en twintigstige verjaerfeest des tael- en dichtlievenden genootschaps, ter spreuke voerende: kunst wordt door arbeid verkreegen. [s.l.s.n.], 1791. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 527 J 4.
Thobokholt, B. (1983). Het taal- en dichtlievend genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’ te Leiden, 1766-1800. Utrecht: Instituut De Vooys.
Worp, J.A. (1908). Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland. Tweede deel. Groningen: J.B. Wolters.
Laat een reactie achter