Kandidaten met een Vlaamse naam ontvangen vaker een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek dan kandidaten met een Turkse of Arabische naam, en ze kunnen makkelijker een huis huren. Discriminatie op basis van etnische achtergrond vindt frequent plaats op de arbeidsmarkt en huizenmarkt in diverse westerse samenlevingen, Vlaanderen incluis. Naam is echter niet het enige aspect van etniciteit dat een rol kan spelen in processen van discriminatie: we mogen ook taal en accent niet over het hoofd zien.
“Vreemd” Nederlands
Zeker wanneer ze op latere leeftijd Nederlands beginnen te leren, blijven migranten vaak met een anderstalig accent spreken. Ook sprekers met een etnische minderheidsachtergrond die in Vlaanderen geboren zijn en vaak meertalig opgroeien, hebben in veel gevallen een accent dat afwijkt van dat van een moedertaalspreker die tot de etnische meerderheid behoort. Uit taalattitudeonderzoek weten we dat dergelijke als “van een etnische minderheid” gepercipieerde accenten vaak negatieve reacties oproepen bij moedertaalsprekers met een meerderheidsachtergrond: ze zorgen ervoor dat iemand minder intelligent, sympathiek of betrouwbaar overkomt.
Er zijn twee mogelijkheden waarop niet-moedertaalsprekers die negatieve attitudes kunnen compenseren. Rappers zoals Boef en Ali B. tonen hoe het Marokkaanse accent in Nederland wel een vorm van “cool zijn” kan uitstralen. Verder kan ook de taalvariëteit die een spreker gebruikt een impact hebben op attitudes. Zo wordt een standaardtaalspreker traditioneel gezien als intelligent, hoogopgeleid en een goede leider, terwijl tussentaalsprekers dan weer sympathieker en vlotter overkomen. We kunnen ons dus afvragen of diezelfde associaties gemaakt worden als de spreker ook een accent heeft dat gepercipieerd wordt als een accent van een etnische minderheidsgroep.
In mijn masterproef heb ik daarom de invloed van eigennaam, accent en taalvariëteit onderzocht op attitudes tegenover een spreker van het Nederlands. Ik heb daarbij gefocust op Turkse sprekers, die tot de top tien behoren van meest voorkomende nationaliteiten in België.
Het attitude-experiment
Voor dit onderzoekvulden 170 Vlaamse moedertaalsprekers van het Nederlands een online enquête in met acht korte spraakfragmenten waarin een man de weg uitlegt. Twee Vlaamse moedertaalsprekers van het Nederlands en twee Nederlandstalige sprekers met een Turkse achtergrond en Turks accent spraken elk twee fragmenten in, één in Standaardnederlands en het andere in tussentaal. Daarbij werd eenzelfde spreker de ene keer voorgesteld met een Vlaamse naam (bv. Jonas Ackaert) en de andere keer met een Turkse naam die min of meer op de Vlaamse naam leek (bv. Yunus Aksoy).
De respondenten evalueerden de sprekers en hun taalgebruik op een indirecte manier door de persoonlijkheid van die sprekers te beoordelen (bv. “Ik denk dat Jonas Ackaert intelligent is.”). Die persoonseigenschappen konden we onderverdelen in drie grotere categorieën: status en prestige (intelligent, hoogopgeleid, goedbetaald beroep, goede leider), sociale omgang met anderen en aantrekkelijkheid (sympathiek, betrouwbaar, behulpzaam, vlot in de omgang, warme persoonlijkheid) en “macho”-eigenschappen (stoer, cool).
Niet de naam, wel het accent
Een Turkse naam deed een spreker niet minder sympathiek of intelligent lijken dan een Vlaamse naam. Deze bevinding wijkt af van de resultaten van eerder taalattitudeonderzoek, dat wel negatieve attitudes vaststelde tegenover sprekers met een buitenlandse (Marokkaanse) naam, ook als die sprekers geen hoorbaar niet-Nederlands accent hadden. Mogelijk waren onze deelnemers zich ervan bewust dat discrimineren op basis van een vreemde naam niet aanvaardbaar is, en hebben ze daarom sociaal onwenselijke antwoorden vermeden. De opsporing van discriminatie via zogenaamde praktijktesten heeft de laatste jaren immers geregeld prominente media-aandacht gekregen in Vlaanderen.
Tegelijkertijd lijken de respondenten minder schroom te hebben gehad om iemand af te rekenen op zijn accent. Hoewel het Turkse accent niet minder sociaal aantrekkelijk overkwam dan het Vlaamse accent, draagt het wel opvallend minder prestige. Het roept ook geen “coole” of “stoere” associaties op die dat gebrek aan status compenseren. Het sterkst negatief waren de evaluaties van de Vlaamse namen gecombineerd met een Turks accent. De Vlaamse naam riep bij de respondenten wellicht de verwachting van een spreker uit de etnische meerderheidsgroep op en het niet inlossen van die verwachting resulteerde in negatieve evaluaties. Verder suggereren de resultaten dat iemand met een Turkse achtergrond wel sympathieker en vlotter kan overkomen door een lokale variëteit zoals tussentaal te gebruiken, maar opnieuw geldt dit niet voor wie spreekt met een Turks accent.
Voor late taalleerders komt dit onderzoek zo tot een onaangename conclusie. Wie grammaticaal volledig correct Nederlands spreekt, zoals de mannen in onze spraakfragmenten, wordt toch als minder competent aanzien door moedertaalsprekers, louter door zijn of haar niet-Vlaamse accent. Of die accent bias effectief tot discriminatie leidt, is met dit onderzoek niet uit te maken. In de context die wij hebben onderzocht, de weg uitleggen op straat, heeft bias niet echt sociale gevolgen voor de sprekers, terwijl dat bijvoorbeeld wel het geval kan zijn in een sollicitatiegesprek. Vervolgonderzoek is dus nodig om attitudes tegenover niet-Vlaamse accenten beter in kaart te brengen en een duidelijk beeld te creëren van de gevolgen van die attitudes voor migranten en leden van etnische minderheden.
Moira Van Puyvelde bereidt haar doctoraat voor aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze won de Anéla/Viot Scriptieprijs 2021 voor beste masterproef in de toegepaste taalkunde, die ze schreef aan de Universiteit Gent.
Laat een reactie achter