Twitter is een goudmijn. Neem nou dit epos van één zin in de onderstaande tweet. Ik zag het veldboeket in kwestie niet, maar de emotie en oprechtheid van @HeidiB1970 spatten alsnog door mijn beeldscherm heen. Drie dingen begreep ik niet. Wat bedoelt ze hier eigenlijk mee? Waarom voelt het zo oprecht? En wat is in hemelsnaam toch een veldboeket?
Wat deze tweet onder andere een emotionele kanonskogel maakt is de ethische datief die erin voorkomt. Die benadrukt namelijk de betrokkenheid van de spreker in een zin en kan in principe enkel met ‘me’. Toch zeggen de zinnen soms helemaal niks over wat de spreker daadwerkelijk van iets vindt. Dat is dan ook vrij lastig om precies onder woorden te brengen, al snappen (lees: voelen) we de boodschap wel.
Ongeacht de rest van de zin, de ethische datief drukt altijd persoonlijke betrokkenheid uit. Het is niet zomaar een kartonnen doos, neen het is me een kartonnen doos! Of dit positief of negatief bedoeld is, hangt af van de verdere zinsinvulling én van de context en de betrokkenen. Hoe meer ‘evaluatieve’ woorden erin staan (zowel adjectieven als partikels), hoe minder context er nodig is om te ontrafelen of de spreker zo’n mededeling positief dan wel negatief bedoelt.
Om dit te illustreren ga ik aan de haal met @HeidiB1970’s openbaring. Ik begin met een volgepropte zin: ‘Dat is me pas een leuk veldboeket!’. Deze zin en wat Heidi ermee bedoelt is duidelijk. De evaluatieve inhoud zit in het woordje leuk. Zodra we leuk weghalen, vatten we het nog steeds op met waarschijnlijk eenzelfde positieve strekking (meer in de zin van ‘indrukwekkend’) door het intensiverende partikel pas; ‘Dat is me pas een veldboeket!’. Zodra we echter kijken naar de meest gereduceerde vorm, hoe leiden we dan af wat voor evaluatie de spreker geeft door de ethische datief? Er is dan namelijk geen expliciete informatie over het oordeel van de spreker, enkel een ethische datief die aangeeft dát er een oordeel is: ‘Dat ís me een veldboeket!’. Je kunt in dit geval vrij zeker concluderen dat de spreker positief is over het veldboeket, aangezien een veldboeket, vermoed ik, niet snel voorkomt in negatieve zin.
Er zijn echter ook woorden te bedenken die zowel positief als negatief kunnen zijn in zulke zinsconstructies met een ethische datief en waarbij je echt de context moet weten om de bedoelde boodschap te doorgronden. ‘Dat ís me een dik boek!’; positief voor een Tolstoi-fan, negatief voor een gemiddelde 4-VWO’er die niet twee keer Het Gouden Ei mag lezen voor z’n lijst. We hebben dus context nodig in zulke gevallen. Kijk bijvoorbeeld naar de tweet hiernaast. De context stond in een eerdere tweet van de auteur. Aan u echter de uitdaging om zonder extra context te bepalen over wie van de twee de auteur positief is en over wie negatief. Zonder die extra context van de eerdere tweet hebben we enerzijds wél door dat de auteur van de tweet over een van de twee meer te spreken is dan over de ander, maar anderzijds hebben we geen idee welke van de twee dat is.
Laat me dit verder toelichten met een gesprek dat ik laatst had met een huisgenoot over het Pieter de la Court-gebouw van de Universiteit Leiden. Voor mensen die dit (naar mijn mening) duivelsgedrocht niet kennen, het is niks meer dan een gele vierkante betonnen doos dat zichzelf de faculteit der sociale wetenschappen durft te noemen. Mijn huisgenoot is echter, door zijn affiniteit met modernistische architectuur, erg te spreken over het uiterlijk van het gebouw. Als ik dan in een gesprek tegen hem zou zeggen ‘dat ís me een betonblok’ is het duidelijk dat ik dit negatief bedoel en er waarschijnlijk een zin op zal volgen als ‘laten we er een trainingscomplex van maken voor een artillerie-regiment’. Als deze huisgenoot daarentegen op zijn beurt exact dezelfde zin zou zeggen, zou er bij hem een zin volgen als ‘ik ga daarom direct UNESCO opbellen’.
De ethische datief in de ‘dat is me een X’-constructie laat dus goed zien waarom context en informatie over de betrokkenen zo belangrijk zijn in taaluitingen. Zodra de betrokkenheid van de spreker wordt uitgedrukt in een zin, moet je wel iets over hem/haar weten. Zelfs als er verder geen evaluerende elementen in de zin staan, weten we daarmee dan alsnog wat er bedoeld wordt. De betekenis die wij verbinden aan wat wij zeggen/horen komt van de gemeenschappelijke én individuele ideeën van de betrokkenen in een gesprek. De ethische datief is dus een uitstekend voorbeeld van het zogenaamde intersubjectieve karakter van taal. Onze gezamenlijke kennis van een context en van elkaar zorgt ervoor dat we iets als de ethische datief kunnen doorgronden (met dank aan @HeidiB1970 en haar vlijmscherpe oog voor indrukwekkend samengestelde flora).
Patrick Daamen studeert Nederlands en Politicologie aan de Universiteit Leiden
Ad Foolen zegt
Interessant stuk over de rol van de ethische datief in deze uitroepende constructie. ‘Pas’ wordt in het voorbij gaan ‘intensiverend partikel’ genoemd. Hoe komt dat intensiverende effect tot stand? Als focuspartikel roept ‘pas’ eerdere alternatieven op, bv. in ‘Ik heb pas overmorgen tijd’ worden eerdere dagen opgeroepen waarvoor de uitspraak niet van toepassing is, vandaag en morgen. Zijn er alternatieven te bedenken in de betreffende constructie? Ik zou zeggen: andere veldboeketten, die je fictief eerder bekeken hebt en die wellicht ook al wel indrukwekkend zijn, maar pas het onderhavige veldboeket is werkelijk indrukwekkend. De uitroep is pas bij dit boeket echt op z’n plaats. Daarmee krijgt dit boeket een hoge waarde op een schaal van indrukwekkendheid toebedeeld en dat draagt bij aan de intensiteit van de uitroep.
Patrick Daamen zegt
Ik kan me compleet vinden in uw reactie. Mijns inziens komt het over als een betekenisverschuiving (of -verbreding) van ‘pas’. In uw eerste voorbeeld van ‘pas over een paar dagen’ zijn de veronderstelde eerdere mogelijke alternatieven aan te wijzen in de werkelijkheid (de dagen tussen vandaag en de aangegeven dag). In de constructie met de ethische datief daarentegen bevestig je wel dát er hypothetische alternatieven zijn door ‘pas’, maar je hoeft ze niet aan te kunnen wijzen in de werkelijkheid om het gebruik van het partikel te legitimeren; van aanwijsbaar naar hypothetisch en daarmee breder in gebruik. Om het gebruik van het partikel ‘pas’ dan te generaliseren kun je zeggen dat het hoe dan ook impliceert/bevestigt dat er (hypothetische) alternatieven zijn die deels of volledig verworpen worden. Uw toevoeging over de rol van ‘pas’ is dus opnieuw een bevestiging van het intersubjectieve karakter van taal. ‘Hij is pas uniek!’ —> De anderen zijn dus niet (zo) uniek zoals men eerst dacht.
beukenwoud zegt
Ik ben zo gelukkig dat er een ethische datief bestaat , én uiteraard dat ik nu van zijn bestaan op de hoogte ben.
Of is dat vrouwelijk ?