In mijn vorige blog besprak ik een artikel waarin was onderzocht of een tekst te simpel kan zijn. Daarin vergeleken de onderzoekers teksten met simpele en complexe woorden en zinnen. Misschien vroeg je het je tijdens het lezen van de blog al af: wanneer is een zin eigenlijk complex? Dat is een tijdje geleden in het onderzoek ‘Zinslengte en zinscomplexiteit’ (2017) van Henk Pander Maat uitgelegd.
Dus wat is ‘complex’?
‘De oom van de tweede vrouw van de vorige buurman van mijn nog levende opa is jarig.’ Wacht. Wie is er jarig? Het kost vrij veel moeite om dat te ontrafelen. Maar hoe kan dat? Vaak wordt door taaladviseurs gedacht dat dat met zinslengte te maken heeft. Lange zinnen bevatten meer informatie en zijn dus complexer, zo is de redenering. Toch is deze zin met zeventien woorden niet zó lang. Volgens Henk Pander Maat hoeft dat een zin ook niet lang te zijn om complex te zijn. Hij meent dat de structuur van een zin de meest bepalende factor is.
Je kunt de structuur van een zin beschouwen als knopen in een touw. Hoe meer knopen in het stuk touw, hoe meer informatie in een zin. Hoe dichter deze knopen op en door elkaar zitten, hoe hoger de zinscomplexiteit. “Ik ga naar huis, want ik ben moe” heeft bijvoorbeeld twee ‘knopen’: dat je naar huis gaat en dat je moe bent. Stel je voor dat je een lang touw en een kort touw hebt. Het lange touw heeft maar één knoop. De korte heeft twee driedubbele knopen. Bij welke zou je als eerste de knopen eruit hebben? Juist, de lange. Zo is het ook met zinnen. Bij een hoge informatiedichtheid – hoe dicht alle stukjes informatie op elkaar staan – kost het je volgens Pander Maat dus meer moeite om de zin te begrijpen.
De universitair hoofddocent maakt overigens onderscheid tussen de woorden ‘moeilijk’ en ‘complex’. Of een zin moeilijk is, ligt aan de begrijpelijkheid voor de lezer en is dus subjectief. Het woord complex vindt zijn oorsprong in com (‘samen’) en plectere (‘vlechten’). In welke mate informatiedeeltjes met elkaar zijn vervlochten, bepaalt hoe complex een woord of zin is. Dat maakt het ‘complex’ dus een objectievere term.
Werkwijze
Pander Maat maakte gebruik van de tool T-Scan om 40.000 zinnen te analyseren. T-Scan is een computerprogramma dat aan de hand van berekeningen teksten uit tien Nederlandse genres analyseert. Die genres varieerden van reisblog tot schoolboek tot wetenschappelijk artikel. Er werd gekeken naar een aantal kenmerken: tangconstructies, onder- en nevenschikking binnen deelzinnen, nevenschikking tussen deelzinnen, en bijwoordelijke en bijvoeglijke bepalingen.
Resultaten
De stelling, dat de informatiedichtheid bepalend is voor de zinscomplexiteit en niet de zinslengte, bleek te kloppen. De genoemde kenmerken zijn een goede voorspeller voor zinscomplexiteit, en maken de zin logischerwijs ook langer. Andersom geldt dat echter niet: een lange zin is geen garantie voor complexiteit. De meeste genres hebben gemiddeld vijftien woorden per zin, maar binnen teksten bestaat veel variatie tussen korte en lange zinnen. Zinslengte is dus niet zo’n goede maatstaf als taaladviseurs dachten.
Waarom moeilijk doen?
Hoe complexer de zin, hoe meer de informatiestukjes met elkaar zijn vervlochten. Dat maakt de zin waarmee deze blog werd ingeleid complex, ondanks dat je geen moeilijke woorden bespeurt. Je krijgt steeds weer nieuwe bijvoeglijke bepalingen voorgeschoteld. In feite zijn het steeds weer minimededelingen die heel snel achter elkaar een beroep doen op je hersencapaciteit. Het kost daarom wat tijd om alle informatie overzichtelijk te maken voor jezelf. Het onderzoek toonde aan dat wetenschappelijke artikelen de meeste complexe zinnen bevatten. Maar waarom zouden wetenschappers dat doen? Een voor de hand liggende reden is eenheid. Het gevaar bestaat dat relaties tussen informatiedeeltjes minder duidelijk worden (of zelfs verloren gaan) als je ze in aparte zinnen zet. Soms moeten ze wel dichtbij elkaar staan om één geheel te vormen.
Lezen loont!
Padvinders, schippers of survivalexperts die zich al jaren met knopen bezighouden, zullen knopen waarschijnlijk sneller kunnen ontwarren dan beginners. Door de jaren heen leren ze technieken om dit steeds makkelijker te kunnen doen. Naarmate je meer leest, leer je jezelf automatisch manieren aan om complexere (en moeilijkere) teksten en zinnen te kunnen begrijpen. Niet alleen vergroot je door te lezen dus je woordenschat, je raakt ook bekend met de manieren waarop stukken informatie in en tussen zinnen met elkaar samenhangen. Door te lezen gaat het lezen dus steeds makkelijker en sneller. Knoop dat goed in je oren, dan weet je dat je uiteindelijk elke tekst aankunt.
inigo987 zegt
‘Tool’. Moet dat nu? Het is zo ergerlijk! Met ‘hulpmiddel’ is niets mis.