Enkele weken geleden besprak ik een aantal formuleringskwesties met mijn leerlingen in havo 4. Zo ook incongruentie. Ik legde uit wat het begrip betekende en dat persoonsvorm altijd bij het onderwerp moet passen. Onderwerp enkelvoud? Dan de persoonsvorm ook enkelvoud. Tot zover zag ik knikkende gezichten: Ja, dit snapten ze ook wel, duh.
Ik vervolgde mijn verhaal dat het toch ook fout gaat, terwijl we dat niet altijd door hebben. Bijvoorbeeld als de zin wat langer wordt en het onderwerp verder bij de persoonsvorm vandaan staat of als het meewerkend voorwerp onterecht als onderwerp wordt gezien en de persoonsvorm daaraan aangepast wordt. Ik zag wat vraagtekens opkomen en de eerste vinger melde zich. “Mevrouw, wat is ook alweer het meewerkend voorwerp?”
Twee jaar geleden heb ik een aantal van mijn huidige havo 4 leerlingen les gegeven in havo 2 en daar heb ik ze het redekundig ontleden uitgelegd. Het moet dus bekend zijn!
Ezelsbruggetje
Ik vroeg aan de andere leerlingen of er iemand het antwoord op de vraag kon vertellen. Eén leerling stak zijn vinger op en zei: “Dat is iets als je er ‘aan’ of ‘voor’ voor kunt zetten.” Aha, daar is het beruchte ezelsbruggetje waar veel leerlingen mee geconfronteerd worden in de onderbouw en op de basisschool. Er ging een tweede vinger omhoog: “Mevrouw, dat heeft toch iets met het werkwoord te maken? Je kunt aan het werkwoord toch zien of er een meewerkend voorwerp in de zin moet zitten?” Wauw! Die leerling had goed opgelet! Ik heb haar en enkele andere leerlingen inderdaad twee jaar geleden verteld dat je aan de valentie van een werkwoord kunt zien hoeveel typen zinsdelen je in de zin kunt verwachten. Ik besloot het lesje over de valentie kort te herhalen voordat ik verder zou gaan met incongruentie. Een aantal leerlingen heb ik nog niet eerder les gegeven in de onderbouw, zij hebben altijd van een collega les gehad.
Nadat ik de valentie van werkwoorden en de grammaticale rollen die werkwoorden dus met zich meebrengen had uitgelegd, was er voor een aantal leerlingen een wereld open gegaan. Zo hadden ze het nog niet eerder uitgelegd gekregen! Wat goed dat ze nu aan het werkwoord konden zien naar hoeveel rollen ze moesten zoeken. En vooral ook, bij wat voor soort werkwoorden er een meewerkend voorwerp in de zin moet staan en hoe ze die zonder ezelsbruggetje kunnen herkennen. Hoe logisch zit het eigenlijk in elkaar!
Wat is dat toch met het grammatica onderwijs dat gedoceerd wordt met ezelsbruggetjes? Al in het basisonderwijs begint dat en we stappen er maar slecht vanaf. De lerarenopleidingen leren alle docenten in spé aan om op deze andere wijze naar het grammaticaonderwijs te kijken. Toch vallen we binnen het onderwijs snel terug op de trucjes en ezelsbruggetjes. Vaak ingegeven door de traditie van de school en/of de methodeboeken. ln praktijk blijkt dat het veel duidelijker is welke rollen er in een zin moeten staan, als we leerlingen meer over onze taal leren, in dit geval over de valentie van onze werkwoorden. De leerlingen moeten het echt hebben van onze inventiviteit om grammaticaonderwijs op een zinvolle manier aangeleerd te krijgen. Herdidactisering van ons grammaticaonderwijs zet ik op de agenda bij het talenoverleg. Ook bij andere talen zullen leerlingen er baat bij hebben en vooral onze collega’s Duits zullen ons enorm dankbaar zijn.
Ik ben benieuwd, volgend jaar komt er weer een klas die ik eerder heb lesgegeven naar havo 4, zou de valentie weer een flinke bel doen rinkelen?
Sandra van Heemskerk doet de master Nederlands aan de Hogeschool Utrecht.
Rozemarijn zegt
Beste Sandra,
Je blog roept herkenning op. Ook in mijn onderwijspraktijk loop ik tegen de ezelsbruggetjes aan. Daarnaast worden deze ezelsbruggetjes ook nog eens door elkaar gebruikt. Ik ben ook een voorstander van een andere aanpak van grammatica onderwijs. De methode Kern Nederlands doet hier al goed aan mee!
Wellicht een methodetip voor jullie school.
Groet, Rozemarijn Goossensen
Jan Uyttendaele zegt
Natuurlijk is het de bedoeling dat de leerlingen eerst nadenken over de valentie van het werkwoord, bv. ‘geven’: iemand geeft altijd iets aan iets of iemand. Maar in tweede instantie en ter controle moeten ze nagaan of je die ‘aan’ kunt weglaten. Anders gaan ze wellicht denken dat een werkwoord als ‘besteden’ ook een meewerkend voorwerp heeft. Je besteedt ook altijd iets aan iets of iemand, bv. ‘Hij besteedt aandacht aan zijn leerlingen’.
Arcimboldo zegt
Help mij! Ik ben maar een arme HBS-B’er… Wat is de “valentie” van een werkwoord?
Frans zegt
Een woord voor hoeveel argumenten een werkwoord neemt, een beetje zoals valentie in scheikunde.
Anita zegt
Is het niet in spe?
Ben Salemans zegt
Hallo Sandra. Interessant artikel! Maar kun je in een uitgebreider artikel, in bijvoorbeeld neerlandistiek.nl, uiteenzetten hoe je zinsontleding (en woordbenoeming?) aanleren uitlegt met behulp van ‘valentie’. Ik denk dat meer docenten dat zeer op prijs zouden stellen. Groetjes van Ben Salemans.
sandra van heemskerk zegt
Beste Ben, Leuk! Ik wil daar best een uitgebreider artikel aan wijden. Ik ga hier de komende weken eens op broeden.
Groet, Sandra
Jimmy van Rijt zegt
Dag Ben,
Het zou leuk zijn als Sandra er nog eens een stuk over zou schrijven, maar over valentie in het grammaticaonderwijs is al tamelijk veel over geschreven, zie bijv. https://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/1609 en https://didactieknederlands.nl/zo-kan-het-ook/grammatica/2020/09/grammatica-vanuit-valentie-als-basisconcept/. We weten ook dat het goed werkt in het grammaticaonderwijs: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/230214/230214.pdf?sequence=1&isAllowed=y.