• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Etymologica: De Alpen als toppen der bovenwereld

26 mei 2025 door Olivier van Renswoude Reageer

Door ELG21. Enige rechten voorbehouden.

Zuid van het duistere woud dat lang hun wereld begrensde wisten de oude Germanen van de *Albijōniz met hun witte toppen. Die naam, verwant aan Alpen voor dezelfde bergen, is oorspronkelijk gelijk aan een Keltisch woord voor de wereld en Brittannië: Albiōn.

Geen hinder

Toen de geduchte veldheer Hannibal in 218 v. Chr. gebood om door de Alpen de reis naar Rome voort te zetten was hij verbijsterd dat zijn manschappen na al hun eerdere overwinningen en ontberingen juist deze oversteek vreesden. Wat waren ze behalve hoge bergen? Geen streek op aarde was ontoegankelijk voor mensen. Zelfs in de Alpen waren bewoners, was verbouwing, hield men vee en konden legers de dalen en kloven begaan. Hij vermaande hen nog wat meer, kreeg hen zover, en ook de rest is geschiedenis zoals twee eeuwen later verteld door de Romeinse schrijver Līvius.

In 101 v. Chr. waren het de Cimbrī die in groten getale de Alpen dwarsten. Een hele volksstam met vrouwen en kinderen, ze hadden na lange omzwervingen vanuit het Germaanse noorden tezamen met de Teutonēs de wereld geschokt met monsterzeges op de legers van het Rijk—tot ze nu zelf bij Vercellae op de Povlakte ten onder gingen, ophielden te bestaan. Wie niet gesneuveld was wist zich gekneveld, om de rest van zijn of haar dagen als slaaf te tellen.

Oude vormen

Tientallen jaren voordien geeft de Griekse geschiedkundige Polýbios in zijn Historíai een beschrijving van Italië, hoe dat als een driehoek is en dat de Álpeis als een lange bergketen de noordzijde ervan vormen. Volgens de Geōgraphiká van zijn latere vak- en volksgenoot Strábōn heetten deze bergen voorheen de Álbia and Alpiónia en wonen er vooral Kelten. In het oosten wordt het laagste deel van de keten gevormd door de Ókra, nu de Nanos in Slovenië, waarna de Griek uitkomt bij een hoge berg genaamd Álbion in het land der Iápodes, al stelt hij verderop dat na de Ókra de bergen weer rijzen en meervoudig de Álbia heten. Kennelijk meent hij daarmee de Dinarische Alpen.

Tot ons meerdere inzicht meldt de Romeinse spraakkundige Servius eind vierde eeuw n. Chr. dat de Galliërs—de Kelten des vastelands—alle hoogten der bergen Alpēs noemen maar dat de naam streng genomen naar de keten van Gallische bergen verwijst, oftewel de Alpen zoals wij die kennen. Het is een wijsheid die Isidorus eeuwen later herhaalt in de Etymologiae, een werk over onder meer de herkomst van namen en andere woorden.

In middeleeuwse Latijnse geschriften, vaak oorkonden uit Zuid-Duitse streken, zien we de naam veel vaker dan tevoren gebruikt als een woord in enkelvoud en met een uitgebreidere betekenis, want alpis verwijst dan naar zowel ‘bergweide’ als ‘(hoge) berg’. Dit wordt ook in de volkstaal weerspiegeld, door Middelhoogduits albe ‘bergweide; (hoge) berg’, al betekenen hedendaags gewestelijk Duits Alb, Alp en Alm alleen ‘bergweide’. Als naam voor de Alpen zelf zien we Middelhoogduits Alben en reeds eerder Oudhoogduits Albûn, Alpeôm, Alpôn en Elbôn met verschillende naamvalsuitgangen.

Klankmatig strookt dit niet helemaal. We weten dat al voor de middeleeuwen vele Germanen in en om de Alpen woonden. Keltisch *alpis, meervoud *Alpīs, zou na ontlening later de tweede Germaanse klankverschuiving ondergaan hebben en zich ontwikkeld moeten hebben tot vormen als Oudhoogduits *alf, meervoud *Alfi of *Elfi. Maar de daadwerkelijk overgeleverde Duitse vormen zijn anders en vergen als voorloper Germaans *albijōn, meervoud *Albijōniz, zoals door het Etymologische Wörterbuch des Althochdeutschen vastgesteld is (zie noot 1). Dat komt meer overeen met Álbia en Alpiónia, vroegere namen van de Alpen volgens Strábōn.

De wereld

Rechtuit gelijk, in vorm en verbuiging althans, is een oude naam voor het eiland Brittannië die door Griekse en Romeinse schrijvers als Albiōn gegeven wordt. In de eerste eeuw van onze jaartelling zegt Plīnius zelfs dat de naam niet meer in gebruik is, maar dat geldt kennelijk niet voor iedereen, want in de latere overlevering verschijnt die in de vorm van Oudiers Albu, nevenvorm Alpu. Daarmee werd Brittannië bedoeld en later alleen het noorden ervan, oftewel Schotland.

Andere Keltische vormen van deze aanduiding, te weten Oudwels elbid en Middelwels eluyd, bewaren echter de oudere, eerdere betekenis ‘wereld’ of beter nog het ‘bewoonbaar oppervlak van de wereld’. Zo vinden we in een van de oude gedichten van het handschrift Llyfr Taliesin (‘Boek van Taliesin’) de veelzeggende tegenstelling yn Annwfyn is eluyd, yn awyr uch eluyd. Dat wil zeggen ‘in de Annwfyn onder de eluyd, in de lucht boven de eluyd’.

Annwfyn, ook Annwfn en heden Annwn, werd doorgaans gebruikt in de zin van de ‘andere wereld’, het verblijf van geesten en dergelijken. Waar men zich die wereld voorstelde kon verschillen, maar hier en elders in de overlevering werd ze beneden de onze geacht. Volgens de gangbare duiding is het woord een samenstelling van an- ‘on-’ of an- ‘in-, binnen-’ met dwfn, dat in de Welse overlevering altijd ‘diep’ betekend heeft, maar voorheen mogelijk ook op de ‘aarde’ sloeg. Hoe dan ook zien we hier met Annwfyn en eluyd een tegenstelling van onderwereld en bovenwereld. Volgens de Duitse taalkundige Wolfgang Meid was deze voorstelling oud Keltisch erfgoed.

Het licht boven

De voorloper van deze woorden voor de ‘(boven)wereld’ en later ‘Brittannië’ is vastgesteld als Keltisch *albijū, verbogen *albijon-. Meid en anderen hebben voorgesteld dat hiermee oorspronkelijk naar het licht verwezen werd, wijzen op een Indo-Europese wortel bekend van onder meer Latijn albus ‘wit; helder’. Te vergelijken is hoe Oudkerkslavisch světъ zowel ‘licht’ als ‘wereld’ betekent. De bovengenoemde woorden voor de Alpen en andere hoge bergen zouden ondertussen verwijzen naar het wit van hun eeuwige sneeuw of naar hun lichte, bare gesteente in de zon, schitterend boven het land.

Dat is niet de enige mogelijkheid. De bedoelde wortel *albh–, ouder *h2elbh–, staat doorgaans eenvoudig met de betekenis ‘wit’ te boek en wordt verder niet doorgrond, al is het bekend dat *-bh– wel vaker in aanduidingen voor kleuren e.d. voorkwam. De Deense taalkundige Adam Hyllested heeft echter getoond dat *-bh– oorspronkelijk een meer algemeen achtervoegsel ter vorming van deelwoorden en naamwoorden was. Een ontleding *h2el-bh– geeft ons in elk geval een diepere wortel *h2el-.

We kennen twee wortels met die vorm. Van een komt zulks als Oostgermaans (Gotisch) alan ‘opgroeien’, Oudiers alid ‘opvoeden, grootbrengen’ en Latijn altus ‘hoog’. De grondbetekenis van deze wortel wordt meestal gegeven als ‘opgroeien; opvoeden’ o.i.d. Van de andere wortel komen onder meer Oudiers al ‘voorbij, over, boven, buiten’, Latijn alius ‘ander’ en Nederlands elders. In het nog altijd onmisbare Indogermanische etymologische Wörterbuch herleidt Julius Pokorny het allemaal tot een betekenis ‘darüber hinaus’. Het verband tussen enerzijds het begrip ‘over, boven’ en anderzijds ‘daar’ en ‘dat, die’ blijkt ook in uitdrukkingen als Engels over there.

Gezien dat alles mogen we overwegen dat beide wortels eigenlijk een en dezelfde waren, met een oorspronkelijk zinsveld als ‘over gaan, omhoog gaan, boven zijn’. Een afleiding als *h2el-bh– kon dan eerst ‘hoog, boven’ betekenen en vandaar ‘licht’ en ‘wit’ in tegenstelling tot het ondere, donkere. Vergelijk daarvoor hoe het voornoemde Middelwels dwfn ‘diep’ van dezelfde wortel komt als Middelwels dwfr ‘donker’. Dan kon Keltisch *albijū verwijzen naar het ‘bovenzijnde’ en dus de bovenwereld. En dan konden de woorden voor bergen eigenlijk verwijzen naar hun hoogte, als toppen der bovenwereld.

Tot slot

Algemeen wordt aangenomen dat de Germanen vrij laat de Alpen bereikten aan de andere kant van *Merkuwiduz, het diepe en duistere woud dat vanouds hun wereld in zuiden begrensd had. Het ligt voor de hand dat ze hun naam voor dit gebergte van de reeds aanwezige Kelten overgenomen hadden. En toch hadden ze er verschillende, zij het verwante namen voor: Germaans *Albijōniz en Keltisch *Alpīs. Het is aannemelijk dat die tweede vorm uit eerder *Albīs ontwikkeld was (zie noot 2), maar dan nog schelen de twee.

Mogelijk dat de Germaanse benaming een aanpassing van de Keltische was. Of er was onder de Kelten aan de noordzijde van de bergketen een tweede naam in omloop die door de Germanen ontleend werd, een meervoud van net die aanduiding voor ‘hoogte, bovenheid’ die later in de Keltische overlevering opduikt als een woord voor ‘(boven)wereld’ en ‘Brittannië’. Of, heel misschien, was de Germaanse benaming helemaal geen ontlening maar een erfstuk uit een veel verder verleden, een tijd van gemeenschappelijke voorouders.

Overigens, als de Germaanse benaming ook in onze streken in gebruik en bewaard was, onder meer in liederen over helden en goden en het ontstaan van de wereld in haar geweldigheid, dan zou die zich tot Nederlands *Elven ontwikkeld hebben. Dat klinkt wellicht beter dan Alpen, een vorm die we uit het Duits hebben, of van de Grieken en Romeinen.

Noten

1. Germaans *albijōn, meervoud *albijōniz, raakte eerst samengetrokken en versleten tot *albjā, meervoud *albjūn. In noordelijk Oudhoogduits zorgde de *j voor omluid van de *a tot e alvorens zelf weg te slijten. Aldus zien we Elbôn (dat. mv.) in de 11e eeuw. In zuidelijk Oudhoogduits werd omluid echter verhinderd door de klankreeks *-lb- maar kon de *j wel voor verscherping van de *b tot *p zorgen alvorens zelf te weg te slijten. En zo zien we Albûn (nom. mv.) in de 10e eeuw, Alpeôm (dat. mv.) in de 8e of 9e eeuw en Alpôn (gen. mv.) in de 10e eeuw. Het Etymologische Wörterbuch des Althochdeutschen trekt vergelijking met de ontwikkeling van Germaans *wulbijō tot zuidelijk Oudhoogduits wulpa ‘wolvin’.
2. Naast bijvoeglijk *h2elbhos ‘hoog, boven(zijnd)’ bestond zelfstandig *h2elbhis ‘hoogte, bovenheid’, zoals bijv. Grieks ákros ‘bovenst’ met ákris ‘heuveltop, piek’ en Latijn ravus ‘hees’ met ravis ‘heesheid’. Dit *h2elbhis zou zich tot Keltisch *albis ontwikkeld hebben, maar het is denkbaar dat in de verbuiging *albjom (gen. mv.) de *b tot *p verscherpte door aanraking met de *j, net zoals in de Duitse vormen. Daarna werd de *p ook in de andere vormen van het woord gangbaar. Aldus *alpis, meervoud *Alpīs. Vergelijk ook Oudiers Albu ‘Brittannië’ met zijn nevenvorm Alpu.

Verwijzingen

Beekes, R., Etymological Dictionary of Greek (Leiden, 2010)

Braune, W., Althochdeutsche Grammatik I: Laut- und Formenlehre, 15. Auflage, bearbeitet von I. Reiffenstein (Tübingen, 2004)

Carey, J., “Otherworld”, in J.T. Koch (ed.), Celtic Culture: A Historical Encyclopedia (Santa Barbara, 2006)

Delamarre, X., Dictionnaire de la langue gauloise, 2e édition revue et augmentée (Parijs, 2003)

Freeman, P. & J.T. Koch, “Albion, Albiones”, in J.T. Koch (ed.), Celtic Culture: A Historical Encyclopedia (Santa Barbara, 2006)

Gärtner, K. e.a., Mittelhochdeutsches Wörterbuch. Band 1: a – êvrouwe (2013)

Grimm, J. & W., Deutsches Wörterbuch, 16 Bde. in 32 Teilbänden (Leipzig 1854-1961)

Hyllested, A., “PIE *-bh– in Nouns and Verbs: Distribution, Function, Origin”, in R. Lühr (ed.), Protolanguage and Prehistory (Wiesbaden, 2008)

Meid, W., “Über Albiōn, elfydd, Albiorīx und andere Indikatoren eines keltischen Weltbildes”, in M.J. Ball e.a. (eds.), Celtic linguistics / Ieithyddiaeth Geltaidd: readings in the Brythonic languages. Festschrift for T. Arwyn Watkins (Amsterdam, 1990), blz. 435–40

Koch, J.T., “Annwn/Annwfn”, in J.T. Koch (ed.), Celtic Culture: A Historical Encyclopedia (Santa Barbara, 2006)

Lloyd, A.L. & O. Springer, Etymologisches Wörterbuch des Althochdeutschen. Band I: -a – bezzisto (Göttingen, 1988)

Matasović, R., Etymological Dictionary of Proto-Celtic (Leiden, 2009)

Pokorny, J., Indogermanisches etymologisches Wörterbuch (Bern, 1959)

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Roller, D.W., A Historical and Topographical Guide to the Geography of Strabo (Cambridge, 2018)

Toner, G. e.a., Dictionary of the Irish Language (DIL) (webuitgave)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

Dit stuk verscheen eerder op Taaldacht

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel, Uitgelicht Tags: Etymologica, etymologie, historische taalkunde, taalkunde

Lees Interacties

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Frans Buyle • Anders

Het was anders. De wind
was anders van toon.
Ik vroeg de weg: het kind
aarzelde ongewoon.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

BERICHT HOE WE ZITTEN

Adem zien te halen
is het enige en
kijken of er geen paard aan komt.
 

Bron: Het Zinrijk, 1971

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

25 augustus 2025: Het Colloquium Neerlandicum 2025

23 juni 2025

➔ Lees meer
19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

19 september 2025: Laatzomer Conferentie NDN

22 juni 2025

➔ Lees meer
2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

2 juli 2025: Boekpresentatie ‘Een nieuw geluid’

21 juni 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1921 Albert Sassen
➔ Neerlandicikalender

Media

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

Hoe je taal maakt en hoe taal je raakt

22 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
De structuur van wetenschappelijke artikelen

De structuur van wetenschappelijke artikelen

21 juni 2025 Door Marc van Oostendorp 1 Reactie

➔ Lees meer
Het culturele landschap van Frits van Oostrom

Het culturele landschap van Frits van Oostrom

19 juni 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d