
Op 13 augustus vergeleek de Volkskrant de campagneposter van PVV-leider Geert Wilders, met een blonde vrouw en een vrouw met hoofddoek, als ‘zijn nieuwste staaltje huisvlijt’. Dat is geen positieve kwalificatie: de meeste mensen zullen net als ik huisvlijt associëren met gemacrameede tafelkleedjes en zelfgekleide asbakken uit de jaren zeventig. Van Dale is overigens milder in zijn definitie: ‘nuttige handenarbeid die in huis kan worden uitgeoefend (zoals mandenmaken, houtsnijden)’.
Handenarbeid
In de Van Dale-definitie is sprake van het synoniem handenarbeid. Dat woord gebruiken we vanaf begin negentiende eeuw. Veel ouder is het synoniem handwerk, dat al eind zestiende eeuw voorkomt voor ‘werk met de handen’, en een eeuw later óók gebruikt wordt voor activiteiten als naaien, breien en de producten daarvan. De vraag is dus waarom huisvlijt is ingevoerd, als er al allerlei woorden voor bestonden.
Huisvlijt komt in het Nederlands voor sinds 1877, en is dan, net als het Duitse Hausfleiß, een leenvertaling van het Deense of Noorse husflid. Dat woord is een samenstelling van hus (verwant met huis), en flid, ontleend aan het Middelnederduitse vlit ‘vlijt’.
De term husflid is rond 1800 in het Deens ontstaan. Deens was op dat moment de schrijftaal van het koninkrijk Denemarken en Noorwegen. In 1814 maakte Noorwegen zich van het koninkrijk los. Vanaf dat moment streefden de Noren naar een eigen Noorse schrijftaal. Een van de taalactivisten was de Noorse dichter Henrik Wergeland. Rond 1830 introduceerde hij de term husflid in het Noors. Vaak wordt hij daarom als bedenker van de Noorse term opgevoerd, maar dat is te veel eer: hij heeft het ongetwijfeld afgekeken bij het Deens.
Maar waarom werd die term husflid nu gevormd in het Deens en Noors? Dat was om huisgemaakte producten te onderscheiden van machinale producten, die dankzij de industrialisatie voor het eerst in de negentiende eeuw op grote schaal werden geproduceerd. Ook in Zweden kregen huisgemaakte producten een eigen naam: sinds 1807 heten ze hemslöjd, een samenstelling van hem (verwant met ons heem ‘huis, woonplaats’) en slöjd ‘vakmanschap, handigheid’.
Onderwijs
In de Scandinavische landen hechtte men veel belang aan het doorgeven van de traditionele handwerktechnieken. Bovendien meende men dat het voor de algemene ontwikkeling van kinderen goed is als ze niet alleen leren met het hoofd, maar ook met de handen. In 1865 voerde de Finse onderwijshervormer Uno Cygnaeus in Finland slöjd in als verplicht vak in het onderwijs. Slöjd was een verkorting van het Zweedse hemslöjd. Dat het vak in Finland een Zweedse benaming kreeg was heel gewoon: in Finland waren en zijn Zweeds en Fins de officiële talen.
In 1872 werd slöjd ook in het Zweedse onderwijs ingevoerd. In 1873 werd het ‘Dansk Husflidsselskab’(Deens huisvlijtgezelschap) opgericht, met lokale afdelingen en scholen die kennis van handwerktechnieken doorgaven. En sinds 1910 zet de ‘Norges Husflidslag’(Noorse Huisvlijtassociatie) zich in voor het behoud van en onderricht in traditioneel Noorse handwerktechnieken en -producten, zoals de beroemde Noorse truien en de bunads, traditionele geborduurde Noorse klederdrachten.
De Scandinavische onderwijsvernieuwingen drongen ook door tot Nederland. Vanaf 1879 werden naar Deens voorbeeld op verschillende plaatsen huisvlijtscholen opgericht waar huisvlijt-onderwijs werd aangeboden. Dat onderwijs was gericht op het hobbymatig vervaardigen van kunstzinnige producten als tekeningen, houtsnijwerk, borduursels en dergelijke, anders dan de halverwege de negentiende eeuw opgerichte ambachtsschool (voor jongens) en huishoudschool (voor meisjes), die voorbereidden op de beroepspraktijk. Ook slöjd of slöjd-onderwijs werd in 1879 ingevoerd; dat richtte zich met name op het leren werken met karton, hout en klei.
Het huisvlijt– en slöjd-onderwijs waren eind negentiende en begin twintigste eeuw populair. In 1910 werd in Scheveningen de eerste (tevens laatste) Nationale tentoonstelling voor huisvlijt georganiseerd, waarin trots een keur aan huisvlijtproducten voor het publiek werd uitgestald. De organisator van die tentoonstelling? Dat was de Volksbond tegen Drankmisbruik. Deze bond zag het bevorderen van huisvlijt in gezinsverband namelijk als een middel om drankmisbruik tegen te gaan.
Beeldende vorming
In Denemarken, Noorwegen en Zweden staan husflid respectievelijk slöjd momenteel in hoog aanzien. De producten worden als souvenirs verkocht aan toeristen, en er is een hele reclame-industrie omheen gebouwd. Ironisch genoeg zijn ze meestal niet meer hand- en thuisgemaakt – soms zijn ze zelfs ‘made in China’. In Nederland en Duitsland hebben huisvlijt en Hausfleiß daarentegen een behoorlijk negatief en amateuristisch imago. Vandaar waarschijnlijk dat het vak in het onderwijs tegenwoordig als handvaardigheid wordt aangeboden of, sinds de invoering van de basisvorming in 1993, als beeldende vorming. Maar what’s in a name?
‘In Nederland en Duitsland hebben huisvlijt en Hausfleiß daarentegen een behoorlijk negatief en amateuristisch imago.’ Dat woord is in Duitsland niet meer gebruikelijk; wellicht weten alleen wat mensen uit de oorlogsgeneratie nog wat het bekend.
Hausfleiß is in Duitsland inderdaad verouderd, in een corpus vind je het nog wel af en toe, maar zelden.
Uit Zweden is nog een onderwijsontwikkeling breed ingevoerd: Zweedse gymnastiek. Strekken, zwaaien, buigen, draaien enzovoort. Met de hele groep tegelijk. Later (1970) kwam er meer spelenderwijs bewegen. Minder nadruk op de groep, meer op het individu, ook in het taalonderwijs. Ieder kind moest in het kringgesprek zijn eigen zegje doen. Tegenwoordig is praten de meest beoefende bezigheid (als huisvlijt en als beroep) geworden.