Vanwege het dertigjarige bestaan van Neerlandistiek is me gevraagd een inzicht uit de Neerlandistiek te delen dat bredere bekendheid verdient. Met nog maar net mijn bachelordiploma Nederlands op zak, heb ik geenszins het gevoel iets zeldzaams te weten dat ik nu uit de doeken kan doen en u als baanbrekend zal voorkomen. Wat ik wél weet, is waar ik tijdens mijn studie Nederlandse Taal en Cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen als student steil van achterover sloeg – in de positieve zin des woords. Er zijn veel vakken waar ik vreugdevol op terugkijk, maar het vak dat me misschien wel het meeste is bijgebleven, is Klankleer. Daarom wil ik van deze gelegenheid graag gebruik maken om een kleine ode te geven aan het vak Klankleer, én aan de docent van dit vak: dr. D.G. (Dicky) Gilbers.
De Plutotest
Klankleer was één van de eerste vakken in het eerste jaar van mijn studie. Ik was gelijk geboeid, maar vanaf het moment dat het nummer ‘België’ van Het Goede Doel keihard door de collegezaal klonk, was ik écht verkocht. Aangekomen bij het refrein en de beroemde zin ‘Is er leven op Pluto / kun je dansen op de maan…’ begon het fonologische feestje. De docent vroeg ons of we ‘Pluto’ in deze zin hoorden als ‘Plúto’ of als ‘Plutó’. Natuurlijk was het goede antwoord ‘Plúto’, dacht ik. Makkelijke vraag. Wie zou er iets anders kunnen horen? Stomverbaasd was ik toen de helft van de studenten ‘Plutó’ bleek te horen. Hoe kon dit?
Gelukkig kregen we antwoord op deze vraag en was hier een fonologische verklaring voor. Het bleek zo te zijn dat een mens op twee manieren een klemtoon kan leggen op een klank: door de toonhoogte en door de duur. Zo kan een klank benadrukt worden door deze op een hogere toon uit te spreken dan de omliggende klanken, maar ook door deze klank te verlengen. In het nummer van Het Goede Doel hebben de twee lettergrepen in het woord ‘Pluto’ allebei zo’n verschillende klemtooneigenschap. ‘Plu’ wordt op een hogere toon gezongen dan ‘to’, en krijgt op die manier nadruk. ‘To’ is dan weer van langere duur van ‘plu’ en wordt zo óók benadrukt.
Beklemtoongevoeligheid
Het schijnt zo te zijn dat sommige mensen gevoeliger zijn voor toonhoogtes en andere juist meer letten op de duur van klanken. Dit verklaart waarom de ene helft van de studenten ‘Plúto’ kon horen en de andere helft ‘Plutó’. De eerste groep let meer op toonhoogte, terwijl de tweede groep gevoelig is voor de duur. Ikzelf ben dus gevoeliger gebleken voor toonhoogtes van klanken dan voor de duur ervan. Dat er zo’n verschil in klankperceptie bestaat, fascineerde me zodanig dat ik dit inzicht sindsdien ook vaak heb gedeeld met de niet-neerlandici in mijn omgeving. Menigmaal heb ik op familiefeestjes de Plutotest uitgevoerd en familieleden gevraagd wat zij hoorden. De mooiste reactie die ik dan kon krijgen? ‘Ik wist niet dat je zulke leuke dingen deed bij de studie Nederlands!’
Marit Evers is redacteur bij Jong Neerlandistiek en masterstudent Kunstbeleid en Kunstbedrijf aan de Radboud Universiteit
Albert Oosterhof zegt
Die observatie herinner ik me ook van de – interessante en aansprekende – colleges van Dicky Gilbers. Overigens is de vraag nog in hoeverre de perceptie met de klemtoon op de eerste lettergreep (Plúto) gestuurd wordt eenvoudigweg door het feit dat dat nu eenmaal de gangbare en “correcte” uitspraak is. Zijn er ook mensen die de klemtoon op de eerste lettergreep horen als Henk Temming “Is er leven in Delfzijl?” zou zingen?
Marit Evers zegt
Of er leven is in Delfzijl? Dat is weer een heel andere kwestie…. Afijn, als ik zelf ‘Is er leven in Delfzijl’ zing (over de betrouwbaarheid van deze onderzoeksmethode kan gediscussieerd worden), hoor ik nog steeds de klemtoon op de hoogste toon, dus Délfzijl. Wel moet ik zeggen dat het iets onbeduidender wordt dan bij Plúto.