Door Michiel de Vaan vunzig bn. ‘muf; schunnig’ Middelnederlands vunsch (1401–1450), funsch (1460), vonsch (1466), vuyns (1475) ‘muf, schimmelig’ van graan of koren. Nieuwnederlands vuynsch (1501–1523), vunst (1501–1536), vunsch (1612), vuns (1612), vints (1630), vunts (1658) ‘schimmelig, muf, vies’, van brood maar ook van smaak, geur en objecten zoals hooi of een hoerekot. … [Lees meer...] overvunzig
etymologie
daarentegen
Door Michiel de Vaan daarentegen vw. ‘echter’ Samenstelling van daar en het grotendeels Middelnederlandse voorzetsel entegen ‘tegen’: dar entgegen ‘daartegen’ (1220–1240), daerentieghen (1451–1500), Nieuwnl. daerenteghen (1560), daarenteghen (1604), daarenteegen (1642) ‘echter’, zelden nog als bw. daarentegen ‘daartegen’ (1598, Zuid-Limburg). Voor het voorzetsel: Mnl. … [Lees meer...] overdaarentegen
Bohemen
Bohemen zn. gebied in Midden-Europa Vroegmiddelnederlands Behem, Beihem (1287), Behem (ca. 1300), Beheem (1301-1325), Bihem, Byhem (1340-1360 ); met samentrekking tot een lettergreep Mnl. Beem (1276–1300), Bemen (1460–1480) en het bn. Beemsche ‘Boheems’ (1393). Daarnaast komt iets later ook het uit het Latijn of Frans ontleende Boheme voor (1343–1345), in ambtelijke … [Lees meer...] overBohemen
Dageraad
Door Michiel de Vaan dageraad zn. ‘het aanbreken van de dag’ Vroegmiddelnederlands dageraet v. (1249), dageraid (1270–1290), dagerraet (1276–1300), dagraet (1291-1300), Dagheraet als bijnaam (1293), Middelnl. dagereit (1451–1500, Holland), Nieuwnl. dageraet m. (1572), daechraet (1599), dageraad (1793). Het behoud van dage- in de standaardtaal is vanaf de 17e eeuw vrij … [Lees meer...] overDageraad
Middelnederlands -erse
Door Michiel de Vaan Middelnederlands -erse Middelnederlands -se is een suffix voor vrouwelijke personen. Niet te verwarren met het Noordnl. -se uit -sche, zoals in Nieuwnl. kosterse ‘vrouw van de koster’ (1693). In het Middelnederlands van de 13e en 14e eeuw komt het bijna alleen voor toegevoegd aan mannelijke zn. op -er, bijv. bescermersse ‘beschermvrouw’ (1276-1300), … [Lees meer...] overMiddelnederlands -erse
Etymologie: zwalpen
Door Michiel de Vaan zwalpen ww. ‘zich golvend verheffen, klotsen’ Middelnederlands swalpen ‘heen en weer gaan (van een vloeistof)ʼ (1351), Nnl. swalpen ‘heen en weer gaan, geslingerd worden (van personen)’, ‘golven, klotsen’ (van vloeistoffen)’ (voor 1568), swalp-ey (1562) ‘bebroed maar onbevrucht ei, rot ei; drinkebroer’. In dialecten vooral in het Vlaams en Brabants … [Lees meer...] overEtymologie: zwalpen
Etymologie: penantie
Door Michiel de Vaan penantie zn. ‘strafschop’ Variant van het aan het Engels ontleende penalty (in het Engels het eerst in 1889 als penalty kick). Terwijl standaardtalig penalty, evenals in het Engels, beginklemtoon heeft, is in penantie, pinantie de tweede lettergreep beklemtoond. De redenen voor de accentverschuiving en de vervanging van l door n zijn nog niet geheel … [Lees meer...] overEtymologie: penantie
Etymologie: zeiken
Door Michiel de Vaan zeiken ww. ‘plassen; zeuren’ Vroegmiddelnederlands seiken ‘urineren’ (1240, Limburg), Mnl. beseiken (1351, Vla.), seyct ‘pist’ (1415–1435, Holland), Nieuwnl. seycken (1537), seecken (1580). De betekenis ‘zeuren’ wordt pas vanaf de 19e eeuw aangetroffen. Dial. Zeeuws zêêken, Vlaams zeeken, elders zeiken. Verder het zn. Mnl. zeec ‘urine’ (1277, … [Lees meer...] overEtymologie: zeiken
Veels te interessant
Door Marc van Oostendorp Het is een vraag die weleens naar voren komt in de taalkundige praktijk: waar komt de s in veels te goed vandaan? Is hij daar bijvoorbeeld toegevoegd vanwege uitspraakgemak? Althans, het is een vraag die al in 1860 besproken werd, inclusief dat uitspraakgemak, ontdekte ik toen iemand mij onlangs deze vraag stelde. Dat 'uitspraakgemak' kun je … [Lees meer...] overVeels te interessant
Etymologie: wulk
Door Michiel de Vaan wulk zn. ‘eetbare zeeslak, kinkhoren (Buccinum undatum)’ Middelnederlands wilken mv. (1429, Vlaanderen), wilcken (1485), daarnaast willox mv.? (1351-1400, Vlaanderen), willoxen mv. (1401-1434, Holland). Of de plaatsnaam Mnl. wulkebroec (1287, West-Vlaanderen) ook ‘wulk’ bevat, is onzeker. Nieuwnl. willocxen mv. (1510), wulk (1758), ulk (1885). Komt in … [Lees meer...] overEtymologie: wulk
Etymologie: wroeten
Door Michiel de Vaan wroeten ww. ‘woelen, graven’ Middelnederlands vroeten (1285), wroeten (1350–1420), wruedt ‘wroet’ (ca. 1400). Nieuwnl. wroeten (1540), wrooten (1573), vroeyen (Brussel, 1693). Centrale en oostelijke dialecten hebben een klinker eu of uu die op umlaut van de (pendant van) oe teruggaat, bijv. vruten, vreuten in Antwerpen, Noord-Brabant, Noord-Limburg, … [Lees meer...] overEtymologie: wroeten
Etymologie: wegge, wig
Door Michiel de Vaan wegge zn. ‘brood’ Middelnederlands wegge ‘wigvormig tarwebrood’ (1477), boterwegghe ‘met boter gebakken tarwebrood’ (1450-1470), weggenbacker ‘bakker van wigvormig brood’ (1369). Nieuwnl. wegge ‘wigvormig tarwebrood’ (1532-1536), wegh (1613), wek (1709); vandaar wegge voor ‘koek’ (1576) en ‘los brood(je)’ (1836) in het algemeen en in samenstellingen … [Lees meer...] overEtymologie: wegge, wig
Etymologie: Moffrika
Door Michiel de Vaan Moffrika zn. ‘Duitsland’ Scheldwoord voor ‘Duitsland’, opgekomen in de 19e eeuw, door kruising van mof ‘Duitser’ met Afrika. De oudste vindplaats is bij Bilderdijk (1820, Hekeldichten): “Ik zal in Moffrika nog wel een Vetter vinden (My aangewaaid hoe 't wil) om 't boêltjen saam te binden Zoo groot of klein het zij; en daarmeê, Goede nacht! ‘Een … [Lees meer...] overEtymologie: Moffrika
Kut als oudste Nederlandse woord en aanverwante etymologische kwesties
Door Peter Alexander Kerkhof Etymologisch gezien zijn vagina’s razend interessante dingen. Enerzijds zijn vagina’s alledaagse lichaamsdelen en behoren ze daarom tot wat taalkundigen het basisvocabulaire noemen. We mogen daarom verwachten dat woorden voor vagina’s archaïsch lexicaal materiaal bevatten dat ver teruggaat in de prehistorie van de desbetreffende taal. Dit is … [Lees meer...] overKut als oudste Nederlandse woord en aanverwante etymologische kwesties
Etymologie: vermouth, weermoed
Door Michiel de Vaan vermout zn. ‘alcoholische drank’ Nnl. vermouth (1853, Surinaamse courant), zelden gespeld als vermout (1909). Ontleend aan Frans vermouth (1798), dat zelf in de 18e eeuw als dranknaam aan Duits Wermut ‘weermoed; weermoedwijn’ ontleend is, hetzelfde woord als Nl. weermoed. De vermouth is dus een terugontlening van een Germaans woord via het … [Lees meer...] overEtymologie: vermouth, weermoed
Addenda EWN: stechelen
Door Michiel de Vaan stechelen ww. ‘redetwisten, kijven’ In de moderne schrijftaal komen de spellingen stechelen en steggelen voor ‘redetwisten, vitten, kijven’ beide voor. De meeste oude attestaties noemen het woord expliciet een dialectwoord c.q. staan in dialectteksten, en vertonen een breed betekenisspectrum, o.a. ‘twisten; valsspelen, spieken; knoeien; mokken’. Zo vinden … [Lees meer...] overAddenda EWN: stechelen
O, makkers, ’t pad gaat stijgend
Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (133) Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan? Door Marc van Oostendorp Hoe de menschen samengaan in de dagen der jeugd, en waardoor zij scheiden. Opgetogen gingen de jongelingen al wier gedachten in hun oogen welden, eendrachtig, met harten, die niet ontstelden over de … [Lees meer...] overO, makkers, ’t pad gaat stijgend
Etymologie: spinde, spint
Door Michiel de Vaan spinde zn. ‘provisiekast’ Vroegmiddelnederlands spinde ‘provisiekast’ (1293, Oost-Vlaanderen). Mnl. spinde, spijnde, spende v. ‘provisiekast, voorraadkamer’. Nnl. spynde (1518), spende (1548) ‘uitdeling’, spende, spinde ‘provisiekast, -kamer’ (1599), spijnthiens ‘spindjes’ (1535), spint (1773). In dialecten: Vlaams spinde, Denderstreek spinne, spenne, … [Lees meer...] overEtymologie: spinde, spint
Etymologie: worstelen
Door Michiel de Vaan worstelen ww. ‘vechten’ Vroegmiddelnederlands worstelen (1240, Limburg, Vlaanderen), werstelen (1320–40, Vlaanderen/Holland/Brabant), warstelen (1348, Vla.), wrastelen (1469–80, Hol.), wraestelen (1481, Hol.), widerworstelen ‘tegenspartelen’, ontworstelen/ontwrastelen (1340–60), tegenwrasselen ‘tegenspartelen’ (1477). Nieuwnl. worstelen (1526), … [Lees meer...] overEtymologie: worstelen
tragisch / triest
Verwarwoordenboek Vervolg (33) Door Jan Renkema In het Verwarwoordenboek worden zo’n 500 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Talrijke lezers hebben woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek. Mocht u ook een ‘verwarpaar’ behandeld … [Lees meer...] overtragisch / triest
Etymologie: wankel
Door Michiel de Vaan wankel bn. ‘niet vast, zwenkend’ wankelen ww. ‘onvast gaan’ Oudnederlands uuankilheide ‘onstandvastigheid’ (901–1000); Middelnederlands wankel ‘onstandvastig’ (1285), ‘zwak, onbetrouwbaar, onzeker’ (1373), wankelen ww. ‘wankelen; onvast staan, twijfelen’ en ‘doen wankelen’ (1240), wankelheit zn. (1401–1410), wankelmoet ‘onstandvastigheid’ (ca. 1400); … [Lees meer...] overEtymologie: wankel
Etymologie: vierschaar
Door Michiel de Vaan vierschaar zn. ‘rechtbank’ Oudnederlands in Latijnse context: virscarnam (1125, acc.), virscarnen (1153, nom.), virscarna (1193) ‘rechtbank’. Vroegmiddelnederlands vierscharne (1254), vierscaerne (1294), vierscaren (1277), vierscarre (1278), vierscaer (1356) ‘rechtbank’, ‘gebied waarin een vierschaar jurisdictie heeft’. Het woord wordt in een groot … [Lees meer...] overEtymologie: vierschaar
Etymologie: vroed
Door Michiel de Vaan vroed bn. ‘verstandig’ Vroegmiddelnl. vroet, vroede (1212–1223, als toenaam), vrut (1240) ‘wijs, verstandig’, Nieuwnl. vroet (1503), vroede. Tot de afleidingen behoren o.a. Mnl. vroeden (1240) ‘verstand hebben; tot inzicht brengen’; Mnl. bevroeden ‘meedelen; begrijpen’ (1265-1270), Nnl. bevroeden ‘inlichten; begrijpen’ (bevroeden 1509, bevroeyen 1555, … [Lees meer...] overEtymologie: vroed
Etymologie: vlijt
Door Michiel de Vaan vlijt zn. ‘ijver’ Oudnederlands fliz ‘aandrang, vlijt’, flizech bn. ‘ijverig’, flizlicher bw. ‘ijveriger’, flizan ww. ‘ijveren’, pret. fleiz (ca. 1100; de tekst waarin deze vormen voorkomen bevat Hoogduitse kenmerken, zoals hier de z). Middelnl. flit m. (1200, Servaasfr.), vliit (1270–1290) ‘ijver, inzet’, ook ‘spoed, haast’; vliteleke bw. (1284, … [Lees meer...] overEtymologie: vlijt
De Bakker of de Baets?
Een Oudnederlandse beroepsnaam in Oudfranse vermomming Door Peter Alexander Kerkhof Namen zijn eigenaardige dingen binnen de etymologie. Ze zijn van nature erg conservatief en hebben daarom het wonderbaarlijke vermogen om een oude uitspraak van een woord te bewaren terwijl de rest van de taal verder evolueert (zie Stroop 1984). Maar er is nog een reden waarom het behoudende … [Lees meer...] overDe Bakker of de Baets?