Wat zijn neologismen en waarom hebben we ze nodig?
In de eeuwig evoluerende wereld van taal zijn neologismen als onvermijdelijke metgezellen naar voren gekomen, omarmd door sommigen en gewantrouwd door anderen. Maar wat zijn neologismen eigenlijk?
Neologismen zijn volgens de Algemene letterkundige lexicon (op DBNL) elke lexicale nieuwigheden in een taal. Dat zou best wel zo kunnen zijn, maar voor we het over de neologismen kunnen hebben, moeten we terug in de tijd gaan toen ze maar een “creatieve momentopname” waren, of beter gezegd een occasionalisme.
Duitse taalwetenschappers zoals Schüler en Wanzeck maken een duidelijk onderscheid tussen een neologisme en een occasionalisme. Schüler (2006) bijvoorbeeld zegt, dat elk neologisme, bij zijn eerste gebruik, een occasionalisme was. Wanzeck (2015) bevestigt dit en beweert ook dat occasionele woordvormingen uit een behoefde van een dichter, de media of de jeugd ontstaan zijn, om een bepaalde situatie beter te omschrijven of omdat er nog geen woord voor iets bestond. De meeste woorden die tot deze groep horen blijven veeltijds maar een occasionalisme. Ze worden niet in woordenboeken opgenomen en raken vaker wel dan niet in onbruik. Diegenen die wel aan populariteit winnen en blijken “duurzaam” te zijn, worden met een nieuw naam bekroond – het neologisme. Hoe dan ook worden er volgens Van der Sijs (1999) tussen 350 en 500 nieuwe woorden per jaar in de neologismenwoordenboeken van Sanders en Den Boon geaccepteerd, wat niet echt een kleine aantal neologismen is. En nu stelt zich de vraag waarom men zoveelgatt nieuwe woorden nodig heeft? Wat brengt het met zich mee en is zo’n groot aantal aan neologismen tegen de regels van de zogenoemde taaleconomie?
De taal ontwikkelt zich constant en met de veranderende tijden bestaat er vaak een nood aan nieuwe woorden. Zo was het sinds het begin van tijd. Martin Luther bijvoorbeeld vernieuwde de Duitse taal van het 16de eeuw met zijn eigen uitdrukkingen en idiomen die hij tijdens de Bijbelvertaling heeft bedacht. Deze bleken toen ook maar occasionele woordvormingen te zijn maar vandaag zijn ze wel tot een essentieel deel van de taal geworden. De wetenschap daarentegen ontwikkelt zich zo snel als of misschien ook sneller dan de taal en daarom ontstaan er ook gaten of hiaten in de woordenschat. Deze moeten zo snel mogelijk gevuld worden of met neologismen in de eigen taal of met overgenomene worden uit een vreemde taal. Dat ziet men voornamelijk in het IT-sector gebeuren. De meeste technische begrippen en acties hebben een internationale ofwel Engelse naam die zo ingeburgerd is dat het equivalent in de eigen taal door sommigen als overbodig gezien wordt en als iets dat tegen de regels en normen van de zogenoemde taaleconomie (zo veel mogelijk zegen met zo minder mogelijk woorden) is.
Enerzijds is het beter om weleens minder woorden voor een begrip te hebben omdat we maar zoveel informatie over een bepaald begrip in ons brein kunnen opslaan en wie kan zich aan honderden versies van een woord herinneren terwijl maar één woord ofwel één neologisme de kans heeft om tot de standardwoordenschat toegerekend te kunnen zijn. Concurrentie is voor neologismen blijkbaar een obstakel in de wedstrijd om tot de standaardwoordenschat te behoren. Bovendien kunnen volgens de tegenstanders neologismen de rijkdom van de taal ondermijnen door de aandacht af te leiden van bestaande woorden en hun betekenissen te verwateren.
Anderzijds kunnen neologismen worden beschouwd als een fundamenteel stap in de richting van taalverrijking. De taal is zoals gezegd een concept dat zich altijd verandert, met zijn sprekers groeit en zich aan hun behoeftes aanpast. Neologismen weerspiegelen dat. Ze bieden oplossingen voor nieuwe concepten en ideeën en dienen als katalysator voor creativiteit en innovatie in communicatie. Ze maken plaats voor creativiteit in de taal en motiveren de sprekers om met de taal te spelen.
Afsluitend kan gezegd worden dat elke medaille een keerzijde heeft. Hoewel neologismen soms als “vijanden” van de taaleconomie beschouwd worden vanwege hun potentieel om verwarring onder sprekers te veroorzaken, kunnen ze ook als waardevolle instrumenten voor taalverrijking gezien worden. Hun rol in het verrijken van de taal met nieuwe concepten en uitdrukkingen is onmiskenbaar. Hoe dan ook is het uiteraard belangrijk om een evenwicht tussen nieuwe woordvormingen en de essentiële kenmerken van een taal te vinden. De taal moet niet alleen met de tijd meegaan maar de taal moet zich ook aan bepaalde normen houden en volgens deze moeten ook de neologismen geschapen worden. Alleen met zorgvuldige overweging kunnen neologismen een krachtig middel zijn voor het versterken en verrijken van onze taalkundige ervaring.
Dit blog is een inzending voor de schrijfwedstrijd ‘neologisme’. De wedstrijd liep tussen 1 februari en 1 april 2024.
Tom Peters zegt
Nieuwe woorden voor nieuwe dingen is prima. Ik erger me er echter aan dat neologismen of leenwoorden worden ingevoerd voor begrippen waar het Nederlands allang een woord voor heeft. Dat heeft denk ik doorgaans niets te maken met een behoefte een woord te hebben voor een nieuwe nuance; maar vaak met gebrek aan kennis van de nederlandse woordenschat.
Een gerelateerd voorbeeld: het gebruik van het anglicisme “álgoritmes” terwijl het Nederlands al eeuwen “algorítmen” kent. In gebruik gekomen door Gen-Z die hun vocabulaire halen uit engelstalige media. Bovendien in een andere betekenis: een algoritme is een rekenvoorschrift waarin een bepaalde invoer altijd dezelfde uitvoer geeft. Tegenwordig wordt het woord gebruikt voor kunstmatige intelligentie-technieken die een generatie geleden “neuraal netwerk”, “expert systeem”, “heuristiek” of “statistisch model” werden genoemd – allen niet determinatief. Spraakverwarring tussen generaties gegarandeerd.
Cas zegt
Hebt u geen beter commentaar kunnen bedenken? Het lijkt erop dat u de diepte en materie van de analyse van de auteur niet begrijpt en negeert en het draagt niet echt bij aan de discussie…