Hoe belangrijk was de val van Antwerpen voor onze taalnormen? Zouden mensen zich vandaag de dag zonder die gebeurtenis in 1585 zo druk maken over werkwoordsspelling of het verschil tussen hen en hun? Die vraag kwam bij me op tijdens het lezen van het interessante proefschrift Setting the Standard, waarop Eline Lismont onlangs in Brussel én in Leiden promoveerde.
In dat proefschrift onderzoekt Lismont het lot van taalregels die in de loop der tijd zijn ontstaan of opgelegd. Daarnaast bespreekt ze onder meer de spelling aa of ae en het verschil tussen als en dan. Welke invloed hebben deze regels in de eeuwen tussen 1550 en 1850 gehad op het daadwerkelijke Nederlands? En in hoeverre werden ze zelf beïnvloed door dat daadwerkelijke taalgebruik?
Zorgvuldig
Dat zijn intrigerende vragen, waarvoor gelukkig de laatste tijd meer aandacht is gekomen. Het Nederlands is niet alleen het resultaat van natuurlijke taalontwikkeling, maar ook gevormd door eeuwenlange bemoeienis van logici, grammatici en schoolmeesters. Welk effect heeft die bemoeienis gehad? Lismont maakte dankbaar gebruik van het feit dat we inmiddels al over gedigitaliseerde, dus makkelijk doorzoekbare, bronnen van vele eeuwen beschikken, en bovendien van een database met zogeheten ‘prescriptieve’ teksten – teksten waarin mensen vaststelden wat volgens hen ‘juist’ of ‘onjuist’ was.
Het beeld blijkt genuanceerd. Spelling is nog wel te beïnvloeden: het komt immers alleen voor in geschreven taal. En geschreven taal is nu eenmaal beïnvloedbaarder dan gesproken taal – die laatste gebruiken we de hele dag en overvloedig, en daarbij kunnen mensen niet voortdurend op hun tenen lopen om zich aan allerlei regels te houden. Zelfs in geschreven taal klinkt het gesproken Nederlands door. Lismont documenteert dit alles heel zorgvuldig.
Kinderen
Tegelijkertijd blijkt hoe groot de invloed van de buitentalige geschiedenis was. In de middeleeuwen sprak iedereen uitsluitend dialect en was er maar heel beperkt sprake van standaardisering – al probeerden schrijvers zich wel een beetje aan te passen aan hoe anderen schreven. De échte standaardtaal was het Latijn. Zelfs de komst van de drukpers – die het aantrekkelijk maakte voor drukkers om een grotere markt te bedienen, waarvoor standaardtaal geschikter was dan dialect – veranderde dit mondjesmaat. De val van Antwerpen werd belangrijk doordat er een enorme stroom zuiderlingen naar Holland kwam, dat daardoor een rijk en machtig centrum werd waarvan de taal ter plekke moest worden bepaald. De vorming van een eigen Republiek bezegelde uiteindelijk het lot van de nieuwe standaardtaal.
Zo blijkt ook de Verlichting uit de achttiende eeuw een belangrijke weerslag te hebben gehad op de taal. Voor die tijd waren de standaardiseringswerkzaamheden gericht op een elite – de standaardtaal was heel expliciet de taal van de geleerden en de schrijvers en de machthebbers. Voor de meeste mensen was die taal niet bedoeld. De Verlichting bracht ons het democratiseringsideaal dat iedereen in het onderwijs kennis moest maken met de normen – in de negentiende eeuw werd dat ideaal in Nederland werkelijkheid (in Vlaanderen moest er nog een taalstrijd volgen).
Het invoeren van een standaardtaal is heel complex. Je hebt er niet alleen grammatici en schoolboeken voor nodig, je hebt er een hele samenleving voor nodig. Ouders moeten bijvoorbeeld bereid zijn hun kinderen te corrigeren. Juist daarom wordt het proces ook sterk beïnvloed door gebeurtenissen in de buitenwereld. De vorming van Nederland en België heeft alles te maken gehad met de vorming van het Nederlands.
Als/dan en hun/hen komen bij de prescriptivisten vandaan en zijn nooit helemaal aangeslagen, dat zou volgens mij wel eens kunnen liggen aan dat je voor de juiste toepassing mínder abstract moet kijken/denken. Waar taal niet voor is. Maar misschien zijn ze ook niet goed geworteld in de streektalen?