Als fantasyauteur die Nederlands studeert, kun je natuurlijk niet anders dan ook afstuderen op fantasy! Ik schreef in 2021 voor de master Letterkunde Literair Bedrijf aan de Radboud Universiteit de scriptie De historische ontwikkeling van het fantasygenre in Nederland. Hoe heeft het fantasygenre zich in Nederland ontwikkeld? Hoe is dat gegaan in vergelijking met Engelstalige traditie? En hoe werd Nederlandstalige fantasy ontvangen door recensenten vroeger en nu?
Waar te beginnen? Wanneer ontstond het fantasygenre nou eigenlijk? In Engeland zijn er twee benaderingen van fantasy geaccepteerd. Aan de ene kant kun je stellen dat fantasy pas bestond toen het genre officieel werd erkend, aan de andere kant kun je zeggen dat fantasy altijd al heeft bestaan. Mythen, sagen, sprookjes: waarom zou je die niet tot de fantasy rekenen? In Nederland wordt alleen de eerste, beperkte benadering gehanteerd. Daardoor bezitten wij een bekrompen visie op de eigen, nationale fantasytraditie. Zo zouden Nederlandse volksverhalen, zoals Van den vos Reynaerde (circa 1265) en de Basilisk van Utrecht (1413) best tot de middeleeuwse fantasytraditie gerekend kunnen worden. En dan blijkt onze fantasytraditie misschien wel groter dan tot nu toe gedacht.
De ontwikkeling van het fantasygenre
Als we voor dit artikel toch even de beperkte benadering aanhouden, dan ligt het ontstaan van het genre ergens in het midden van de vorige eeuw. Internationaal wordt J. R. R. Tolkien gezien als de revolutionair die het fantasygenre het nodige duwtje in de rug gaf om los te komen van het stigma als subgenre van sciencefiction. In Nederland wordt de pioniersrol toegedicht aan Wim Gijsen en Peter Schaap, wanneer het gaat om de eerste fantasyboeken van eigen bodem voor volwassenen. Zij werden echter voorgegaan door schrijvers van jeugdliteratuur, onder andere Tonke Dragt, Paul Biegel en Wil Huygen. Vóór Tonke Dragt lijkt er weinig erkenning voor fantasy te zijn geweest.
Na de voorlopers Gijsen en Schaap kregen Nederlandse auteurs steeds meer kansen om geclassificeerde fantasyboeken gepubliceerd te krijgen. Rond 2010 is een explosie van debuutpublicaties zichtbaar en lijkt het genre nationaal reeds wortel te hebben geschoten. De lezers en critici die de fantasy daarvoor nog negeerden, moeten ineens toch reageren; ze kunnen er niet meer omheen. Uitgeverijen zien echter nog steeds minder risico bij het uitgeven van vertaalde bestsellers.
De (ontbrekende) recensies voor fantasy
Wie bepaalt er eigenlijk de waarde van fantasy? Volgens de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) hebben teksten helemaal geen inherente waarde en ontstaat waardetoekenning in het sociale proces. Het zijn de spelers in het Nederlandse literaire machtsveld die zeggen of iets waardevol is of niet. De rol van de recensent is dus enorm groot in het bepalen van hoe we tegen fantasy van Nederlandse bodem aankijken. In de beginjaren valt het op dat fantasy vooral wordt besproken door twee recensenten, namelijk J. A. Dautzenberg in De Volkskrant en D. Scheepstra in Nederlands dagblad: gereformeerd gezinsblad. Het wordt in wat kleinere dagbladen door slechts enkele recensenten besproken en vaak op dezelfde positieve toon. Het fantasygenre lijkt dan nog geen echte status voor zichzelf te hebben veroverd, behalve binnen een geuzenkring van enthousiastelingen.
Tussen 1980 en 1990 is er nauwelijks persaandacht voor Nederlandstalige fantasyboeken. Dat is opmerkelijk, want bij de receptie van Leven en Werken van de Kabouters (1976) van Wil Huygen en Rien Poortvliet wordt er gesproken van een stijgende interesse voor fantasy rond het jaartal 1976. Misschien dat die toegenomen interesse hoofdzakelijk voor het Engelse taalgebied gold. Vandaag de dag worden fantasyromans nog steeds zelden door de grote kranten besproken en vergaren ze minder officiële erkenning als je het vergelijkt met de jeugdboeken uit de jaren 1960 en 1970. In plaats daarvan heeft het veld van literaire kritiek zich verplaatst naar amateurrecensies op het internet.
Originaliteit
Een tijdloze maatstaf voor literariteit is het originaliteitsprincipe. Bij recensies van Gijsen en Schaap worden buitenlandse invloeden, zoals Tolkien en Jack Vance, genoemd als inspiratiebronnen. De Engelstalige fantasytraditie lijkt dan onlosmakelijk met de origine van de onze verbonden te zijn. Met een toename van concurrentie na de gouden jaren van Gijsen en Schaap, bevinden schrijvers zich in 2010 (bijvoorbeeld Adrian Stone) al meteen in een periode waarin de Nederlandstalige fantasy met een inhaalslag bezig is. Wanneer een auteur met een boek op de proppen komt, moet het wel vernieuwend zijn! Er is dan sprake geweest van een collectief idee van een traditie, hoogstwaarschijnlijk grotendeels beïnvloed door vertaalde werken uit het buitenland, maar hoe dan ook een maatstaf die nieuwe boeken moesten overtreffen of veranderen.
Nederland had een late start met de erkenning van fantasyboeken in vergelijking met Engeland. Wim Gijsen en Peter Schaap waren de eerste succesvolle Nederlandse auteurs die hun boeken onder de marketingcategorie ‘fantasy’ voor volwassenen verkochten. Zij stonden nagenoeg alleen en werden door de reguliere media serieus genomen. Nu lijkt de situatie zich te hebben omgekeerd: er is een explosieve groei van fantasypublicaties, maar de kranten tonen weinig interesse in het genre. De rol om waarde toe te kennen aan de toestroom van nieuwe boeken in het genre is weggelegd voor de fans.
Julian ten Böhmer is fantasyauteur en onlangs afgestudeerd van de master Literair Bedrijf aan de Radboud
*Dit artikel werd eerder op Fantasize.nl gepubliceerd
Laat een reactie achter