Het metafoorgebruik van Geert Wilders tijdens verkiezingsdebatten
‘Wilders slaat een mildere toon aan, maar meeregeren is ver weg.’ In de verkiezingscampagne van 2023 werd het vaak genoemd in de media: de ‘mildere’ toon van Geert Wilders, oftewel: ‘Geert Milders’. Tijdens het lezen van die artikelen vroeg ik me af in hoeverre dit zo is. Is Geert Wilders werkelijk milder geworden in vergelijking met de voorgaande jaren? En in hoeverre is dit terug te zien in zijn taalgebruik? Ik wilde hier graag meer over weten, maar kon geen recente onderzoeken vinden over zijn taalgebruik. Er is weliswaar veel onderzoek gedaan naar het taalgebruik van de PVV-leider, maar nog niet naar dat van de afgelopen verkiezingscampagne – terwijl hij zijn winst juist te danken zou hebben aan die mildere taal.
Toen we voor een introducerend vak over onderzoeksvaardigheden zelf onderzoek moesten doen naar een talig fenomeen, wist ik meteen wat ik wilde doen: zelf onderzoek doen naar het metafoorgebruik van Wilders.
Naast zijn taalgebruik staat Geert Wilders ook bekend om zijn standpunten over de islam en migratie. Het leek mij interessant om dit te combineren in mijn onderzoek, om te kijken of hij hier milder over is geworden. Op het internet vond ik een onderzoek van Christ’l De Landtsheer over de populistische metaforen die Wilders gebruikt. Uiteindelijk besloot ik om dit als beginpunt te nemen voor mijn analyse van de metaforen over migratie.
Ik heb ervoor gekozen om drie verkiezingsdebatten te bekijken uit 2023, en deze te vergelijken met drie debatten uit 2021. Daarin heb ik twee metaforen gevonden die Wilders gebruikte binnen het thema migratie. In 2021 waren het twee verschillende, terwijl in 2023 hij één van deze twee metaforen doorzette.
De metaforen
De eerste metafoor in 2021 kwam uit het debat van RTL Nieuws. Wilders wilde de stelling ‘Als mijn partij meedoet aan het volgende kabinet zal minimaal 10% van de bewindslieden van kleur zijn of een niet-westerse achtergrond hebben’ gebruiken om voor Zwarte Piet op te komen. Zijn argument hiervoor is: ‘Zwarte Piet, ongeveer door iedereen aan tafel, of die hier staat al begraven en afgeschaft. En om de cultuur te herstellen, mag Zwarte Piet minister van Cultuur worden in het volgend kabinet.’ Maar dit beeld klopt natuurlijk helemaal niet. Zwarte Piet is niet dood, maar Geert Wilders wil laten lijken van wel.
In datzelfde debat, maar ook in het NOS en EenVandaag debat van 2021 én 2023 kwam nog een metafoor naar voren. Geert Wilders vindt dat ‘Nederland op één’ moet staan. Het land lijkt achter te raken op de belangrijke zaken in de politiek, althans, dat is de illusie die hij creëert met deze metafoor. Alsof het land niet meer het belangrijkste is op de politieke agenda. Dit metafoor kwam in alle zes debatten meerdere malen in verschillende vormen terug. Nederlanders op één, Nederland weer op één. Het lijkt een van zijn favorieten.
In het onderzoek van De Landtsheer naar het populistische taalgebruik van Wilders, maar ook een ander onderzoek naar de metaforen van Vlaamse politici, werd de metaforenindex geïntroduceerd, een formule waarmee de kracht van metaforen berekend kan worden[1]. Hieruit volgt een getal, dat een beetje te vergelijken is met temperatuur en zonnekracht. Hoe hoger de temperatuur, hoe sterker de kracht van de zon. De metaforenindex – ook wel Metaphor Power Index genoemd – is dus een soort thermometer van metaforen. Hoe hoger het getal, hoe sterker de metafoor.
De metaforenindex bestaat uit drie onderdelen: metafoorfrequentie, intensiteitsvariabele en inhoudsvariabele. In mijn onderzoek heb ik vooral gekeken naar de laatste, de inhoudsvariabele. De variabele gaat over hoe sterk het emotioneel potentieel van de metafoor is en in hoeverre dit het huidige beeld van de situatie waarover de metafoor gaat kan bevestigen of verstoren. De metaforen worden hiervoor in zes verschillende categorieën ingedeeld:
- volkse en alledaagse metaforen;
- natuurmetaforen;
- navigatie-, constructie- en andere ‘gesofisticeerde’ metaforen;
- rampen-, onheils- en geweldmetaforen;
- sport-, spel- en dramametaforen;
- lichaams-, ziekte- en doodsmetaforen.[2]
Deze categorieën zijn gerangschikt van de minst sterke (volkse en alledaagse metaforen) tot de sterkste metaforen (lichaams-, ziekte- en doodsmetaforen). De metaforen die ik heb gevonden, passen beide in een andere categorie. ‘Nederland op één’ past in de sport-, spel- en dramametaforen, omdat er een soort ranglijst wordt gecreëerd (zoals bijvoorbeeld in tennis). ‘Zwarte Piet is begraven’ past daarentegen weer in de lichaams- ziekte- en doodsmetaforen, want er wordt een beeld geschetst dat Zwarte Piet dood is. Deze zijn gerangschikt als nummer vijf en zes en zijn daarmee de sterkste twee categorieën van metaforen.
Is Wilders dus echt milder geworden?
Met deze analyse kon ik tot een voorzichtige conclusie komen. In 2023 gebruikt Geert Wilders één metafoor in de door mij geanalyseerde verkiezingsdebatten, namelijk ‘Nederland op één’, die tot de op één na sterkste categorie van de metafoorindex behoort. Een sterke metafoor dus. Maar in 2021 gebruikte hij een combinatie van metaforen uit de op een na sterkste en sterkste categorie, namelijk ‘Nederland op één’ en ‘Zwarte Piet is begraven’.
In 2021 waren de metaforen van Wilders in de verkiezingsdebatten dus samen krachtiger dan in 2023. En dat geeft meteen een antwoord op mijn vraag: is Geert Wilders milder geworden in vergelijking met de voorgaande jaren? Op basis van de door mij gevonden metaforen, is dat inderdaad het geval. Metaforen omvatten natuurlijk niet zijn hele taalgebruik, maar Geert Wilders is hierop milder geworden. Of, om in het thema te blijven: de metaforentsunami van Wilders is een minder hoge golf geworden.
Jolijn Verhoeven is eerstejaarsstudent Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit Leiden.
[1] De Landtsheer, C., & Vertessen, D. (2010). Politici aan het woord: Een onderzoek naar politici en hun taalstijlen. Res Publica (Bruxelles), 52(2), 173–197.
[2] De Landtsheer, C., Kalkhoven, L. & Broen, L. (2011). ‘De beeldspraak van Geert Wilders, een Tsunami over Nederland?’ Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 39 (4), 5-20.
Laat een reactie achter